Ik houd van een liedje dat objectief slecht is. Het begint als een generiek popnummer, dertien in een dozijn, met een zanger die ondermaats rapt, of eigenlijk vooral hardop over de muziek heen praat. Alles verandert wanneer Ilinca de bridge instapt, met een zanglijn die alle kanten op vliegt, en dan begint er iets te kriebelen. Het staat al in de titel aangekondigd, en toch, al die hints doen niets af aan de euforische verrassing wanneer het refrein erin knalt: de jodel.

Misschien had je niet verwacht dat een land als Roemenië met een jodelliedje naar het Eurovisie Songfestival zou komen; bij jodelen denk je aan The Sound of Music, aan de Alpen, aan Oostenrijk. Maar een snel rondje Google leert dat er in Roemenië ook bergen zijn, en dat de schaapsherders daar ook zingend over de groene heuvelen met elkaar moesten communiceren. Bovendien: Yodel it! was geschreven voor Zwitserland, maar Timebelle wilde liever met Apollo uitkomen (wie weet waarom, mag het zeggen).

Vanaf het moment dat ik Yodel it! hoorde, hield ik ervan, op een bijna instinctieve manier. Het is niet gemakkelijk om die waardering te onderbouwen. Ik wijs al snel naar vergelijkbare liedjes, en zeg dat Yodel it! me net zo’n gevoel geeft als Timber van Pitbull en Ke$ha en Wake me up van Aviici. (Dat muziekcritici beide nummers wanstaltig vinden, laat ik even terzijde.)

Wat ze gemeen hebben, is de vermenging van nostalgie en een harde beat. Bij Aviici is het een folkachtige banjo, bij Pitbull een nostalgische harmonica, en bij Ilinca en Alex Florea die jodel. Dat stukje nostalgie doet ertoe. Ze verwijzen naar een gemeenschappelijke oorsprong, die van de volksmuziek, van de traditie. De banjo, harmonica of jodel zorgt voor instant sentiment, en geeft gelijktijdig de hook aan het liedje: het zijn de melodieën die in je hoofd blijven hangen, niet de teksten of de beats.

Door componisten wordt vaak neergekeken op dat melodieuze haakje, schrijven Nate Sloan en Charlie Harding in hun boek Switched on pop: het impliceert dat de luisteraar niets meer dan een vis is, die te dom is om weerstand te bieden aan het wriemelende wormpje dat de muzieklijn is. Gelukkig heb ik niet de behoefte om me af te zetten tegen muzikale verleidingen. Er is niks guilty aan deze pleasure. De wereld zit vol met boodschappen die we moeten analyseren, uitspraken om te overdenken en tegenin te gaan – laat me iets voelen, en ik ben de jouwe. Zeker als dat gevoel een ongecompliceerde zin in het leven is.

Want er zit me een portie levenslust in Yodel it! Die komt niet uit de tekst, dat platte amalgaam van positieve leuzen die de luisteraar oproepen om iets van het leven te maken; door te blijven bewegen, naar de sterren te reiken en te voelen dat je leeft, ga je die levenscrisis niet doorbreken.

Now what’s the use of being so confused?
Of doing all this work you really don’t want to be doing?
But you’ll be fine, it’s time to feel alive.
Don’t stop from reaching for the stars and keep on moving.

Het gaat niet om de tekst. Hoewel er weinig popliedjes zijn zonder lyrics, zijn er ook weinig waarvan de songtekst de doorslaggevende succesfactor is. Max Martins hele carrière is gebouwd op superhits met onnavolgbare boodschappen, van Hit me baby one more time tot I want it that way. De Zweedse producer schreef ze nog vóór hij daadwerkelijk grip op het Engels had.

Wellicht heeft de popmuziek van eind jaren negentig een te grote invloed op me gehad. Als negenjarige luisterde ik naar deze liedjes, zocht onbekende woorden op in het woordenboek, puzzelde dagenlang op de betekenis, en kon ten slotte enkel de conclusie trekken dat het in de muziek niet gaat om begrijpelijke teksten, maar om de emotie van de muziek, om wat de melodie diep binnenin je teweeg brengt.

En dat is precies wat Yodel it! doet; het eist mijn volledige aandacht op, sleurt me, soms nog tegen mijn zin in, mee het eerste refrein in, en wakkert iets in me aan dat meewiebelt, meedeint, tot mijn laatste reserves weer breken, en ik luidkeels meezing: jodel-ie-hiet, jodel-ie-hie, jodel-ie-hie, jodel-ie-hie-hoooooo.


Nikki Dekker is schrijver en radiomaker. Ze heeft verschillende radiodocumentaires gemaakt, bijvoorbeeld over seksueel grensoverschrijdend gedrag (De oppas en ik), of de literaire canon (Andreas Burnier, of hoe je op een klein vlot blijft drijven). In 2018 kwam haar chapbook, een voorwerp dat nog leeft, uit bij Wintertuin. Die bundel essays en gedichten werd besproken in De Standaard en Poëziekrant. Nikki schrijft maandelijkse columns voor Brainwash en werkt aan haar debuutroman, die in 2022 zal verschijnen bij De Bezige Bij.