Izhar Cohen (1951) was de allereerste Israëlische Eurovisiewinnaar. In 1978 werd het festival in Parijs gehouden, en hij won met zijn vrolijke discoliedje A-ba-ni-bi. Izhar Cohen treedt nog altijd op en sprak met ons over de glorie – en over de tijden dat hij zijn huis niet meer uit durfde. 

Je bent de eerste die ooit won voor Israël, en nu wordt het festival in Tel Aviv georganiseerd. Wat betekent dat voor jou?
Heel, heel veel werk. Ik ben nu achtenzestig maar ik beweeg me nog door de wereld als een zestienjarige. In elk Eurovisieseizoen is het krankzinnig, maar dit jaar is het nog meer dan normaal. Het is eigenlijk heel bijzonder. Ik begrijp niet echt hoe het is gekomen, het liep gewoon zo. Ik waardeer het, ik vind het erg fijn. Weet je, toen mijn dochter Elia [zie hoofdfoto*] voor het eerst in Parijs was, had ik haar verteld over alle plekken waar ik destijds ben geweest. Waar ik opgetreden had, waar ik logeerde. En toen zij er was kregen zij en haar moeder cadeautjes in winkels, ik was verbijsterd. Ik zei: vertel ze dat je vader hier in de zeventiger jaren opgetreden heeft, en wat gebeurde er? Ze behandelden haar als een prinses. Dat ontroerde me.

Je hebt tegenwoordig ook een winkel.
Ja, ik verkoop sieraden. Ik heb een ketting gemaakt die ik wil verkopen als herinnering van het bezoek van de fans aan Israël. Geen simpel ding, hoor, maar zilver en goud, en van hoge kwaliteit. Ik probeer hem te aan te bieden voor een prijs die iedereen zich kan veroorloven, ook al is het materiaal heel kostbaar. Hij is te koop tijdens de Eurovisieweken.

Kun je iets vertellen over deze carrièreswitch?
Het is eigenlijk geen switch. Het is een uitbreiding van mijn carrière, want ik treed nog altijd veel op. Ik ben nooit gestopt. Ik heb altijd meerdere dromen gehad, maar heel lang durfde ik daar geen gevolg aan te geven. Ik had het idee dat ik, zolang ik op het podium stond, daar niets naast kon doen. Dus het duurde eventjes voordat ik deze passie na durfde te jagen. Maar toen mijn dochter, die nu twintig is, geboren werd, besefte ik dat ik mijn leven moest wijden aan dat wat voor mijzelf werkelijk van belang is. Dat was de ommezwaai. In het begin voelde dat alsof ik afscheid genomen had van de bühne. Maar na een tijdje begreep ik dat ik alles naast elkaar kon doen. Maar het vergt een hoop moeite en een hoop werk. Ik ontwerp niet alleen – alles wat ik verkoop maak ik ook zelf.

Ah, het handwerk is ook van jou?
Natuurlijk! Alles in mij winkel is met deze tien vingers vervaardigd. Ik vind dat echt zo, zó geweldig om te doen. Mijn laatste droom is om een restaurant te beginnen, want ik ben een heel goede kok. Maar ik denk dat ik die droom op zal moeten geven, dat wordt te moeilijk.

Maar als we het opsommen, dan ben je kok, ontwerper, zanger en liedjesschrijver. Je hebt vier beroepen.
Toen ik klein was, stimuleerden mijn ouders me om kennis te nemen van alle kunstrichtingen. Ik was een heel muzikaal kind en wilde dirigent worden. Klassieke muziek: dat was mijn voornaamste doel. Toen moest ik in dienst. We hebben hier in Israël muziekgroepen in het leger en binnen twee maanden had ik mijn eerste hit. Op mijn negentiende.

Dat was in de vroege jaren zeventig. Toen je meedeed aan het Songfestival was je al een bekend zanger.
In die tijd was het beeld dat mensen van Israël hadden dat van een jong land, met prachtige mensen. Maar onze muziek was plaatselijk. We maakten geen deel uit van de internationale muziekscene. We droomden ervan ‘op de kaart’ te staan. En toen, in de late jaren zeventig, waren er drie belangrijke jaren. In 1976 won er voor de eerste keer een meisje uit Israël de titel van Miss Universe, in 1977 won het basketbalteam van Maccabi Tel Aviv de Europese kampioenschappen, en in 1978 won ik Eurovisie. In Israël ben ik daarom een van de symbolen van een historische tijd. Mijn overwinning op het Songfestival betekende niet alleen dat er een liedje op de eerste plaats was beland: het was een omwenteling.

Maar je zei dat je eigenlijk iets in de klassieke muziek wilde doen. En toen stond je daar met een discoliedje.
Ik ben een salade niçoise. Ik heb allerlei verschillende achtergronden. Mijn grootouders kwamen naar Israël vanuit Jemen. De Jemenitische cultuur staat erg hoog aangeschreven. Mijn in Israël geboren ouders waren bekende artiesten. In de tijd dat de staat Israël ontstond maakten ze deel uit van de nieuwe generatie Israëlische volksmuzikanten. En zelf was ik een hippie. Een bloemenkind van de zestiger jaren. Dus ik ben beïnvloed door de mix van al deze invloeden. Aan de ene kant ben ik een heel traditionele Israëlische zanger en aan de andere kant was ik zo’n beetje de discoprins van Israël.

Weet je nog waar je was toen je A-ba-ni-bi voor het eerst hoorde?
Ik was bij een balletuitvoering in Jeruzalem en ik kreeg het verzoek om Ehud Manor, de tekstschrijver, te bellen. En wel meteen. Dus dat deed ik, en hij zei dat hij me iets belangrijks moest vertellen. De volgende ochtend ging ik naar hem toe. Hij nam me mee naar het huis van Nurit Hirsch, de componiste. Daar vertelden ze me: ‘We hebben een Eurovisieliedje en we willen dat jij het zingt.’ Ik hoorde de melodie en zag meteen voor me hoe ik dat op het podium uit kon voeren. Ik had net twee jaar in Hollywood gestudeerd, en ik was teruggekomen met allerlei nieuwe ideeën. Daar komt de stijl van het liedje vandaan.

Was je meteen weg van het lied?
Absoluut! We namen het dus op en stuurden het naar de selectiecommissie voor de Israëlische voorronde. Die hadden honderden en honderden voorstellen gekregen, maar wij waren een van de songs die mee mochten doen. Ik weet nog dat ik een optreden in New York had toen ze me belden om te zeggen dat we erbij zaten. In die tijd was de concurrentie zwaar. De beste en meest professionele artiesten deden mee. Maar ik won. And the rest is history.

En je ging naar Parijs.
In die tijd was Eurovisie nog niet, zoals nu, een gigantisch feest. Het was een belangrijke Europese muziekwedstrijd. Je verdedigde je vlag. Israël vertegenwoordigen op het Songfestival: in die tijd voelde dat alsof je op de vleugels van God mocht staan. Alsof je de prins van het land was. Niemand geloofde dat Israël ooit kon winnen, want we moesten in onze eigen taal zingen. Dus toen dat wél gebeurde leek het wel een aardbeving. In Israël, maar ook in Europa, want het was de eerste keer dat een klein, niet echt Europees land won. En door mij kreeg de Israëlische televisie kleur! Want het jaar erna vond het festival plaats in Jeruzalem, en dat moest in kleur uitgezonden worden. Maar tot dan toe hadden wij alleen nog maar zwart-wit. Er is zoveel, zoveel gebeurd.

Dagenlang dansten de mensen in de straten…
In die tijd was winnen zoiets groots. A-ba-ni-bi is een evergreen geworden, ook in Europa. Een liedje waar je vanaf de eerste noot blij van wordt. Dat is zeldzaam, weet je. Alles klopte: het arrangement, de uitvoering, de kleding, het dansen. Nu kan ik dat zien, als ik erop terugkijk. Kinderen in de kleuterklas en op basisscholen, soldaten – iedereen kent A-ba-ni-bi, weet je hoeveel generaties er inmiddels geboren zijn? Het is eenenveertig jaar geleden!

Wat doet dat met je? Je hebt zoveel repertoire gezongen, maar iedereen heeft het altijd over dit ene liedje.
Op een dag kwam er iemand op straat naar me toe, die zei: ‘Izhar, jij hebt geluk.’ Ik zei: ‘Hoe bedoelt u?’ Hij zei: ‘Er zijn niet veel mensen die hun eigen Mona Lisa hebben. Dat is wat A-ba-ni-bi voor jou is, een Mona Lisa, want ook als jij er niet meer bent zullen mensen het zich nog herinneren.’ En vanaf dat moment begon ik het pas echt te waarderen. Maar ik zal je nog eens iets vertellen. Mijn dochter was in Nederland, in Amsterdam. Ze ging naar een café, en de ober, een hele knappe Nederlandse jongen, zei: ‘Jij doet me aan iemand denken.’ Hij bleef maar naar haar tafel komen en zei steeds: ‘Jij doet me aan iemand denken, maar ik weet niet wie.’ Uiteindelijk liet hij haar een YouTube-filmpje zien van A-ba-ni-bi. Op zijn mobiel. En hij zei: ‘Op hem lijk je.’ Stel je voor hoe hij zich voelde toen ze zei: ‘Ja, dat is mijn vader.’ Hij viel bijna flauw! Dat is toch niet te geloven!

Na je winst moet je ongelooflijk veel reacties hebben gehad. Welke waren je het meest dierbaar?
O, dat kan ik niet aangeven. Ik kan niet beschrijven wat er met me gebeurde. Maar na twee jaar stortte ik in. Mijn leven was krankzinnig. Ik raakte afgesneden van alles wat ik kende, en mijn inzinking duurde heel wat jaren. Ik durfde mijn huis niet meer uit.

Wat veroorzaakte die burn-out?
Het was de eerste keer dat we wonnen, en niemand wist hoe je dat aan moest pakken. Het was zo verwarrend allemaal. Ik ontmoette ongelooflijk veel mensen, ik was altijd onderweg. En opeens had ik het gevoel dat alles waarop ik leunde in mijn leven me in drie minuten ontnomen was. Maar ik bleef doorgaan. Het was een proces, maar na een tijdje kon ik gewoon niet meer. Ik voelde me de hele tijd ziek. Ik had paniekaanvallen. Ik betaal nog altijd de prijs. Het was geweldig allemaal, maar met de glorie komt ook het gevaar. We zijn gewoon maar mensen, weet je. Het dieptepunt duurde drie jaar. Maar ik streed als een leeuw. Godzijdank gaat het nu veel beter met me. Ik heb twintig jaar niet gevlogen, maar misschien verandert dat nog, want er zijn allerlei nieuwe medicijnen. Het was zo stom om die niet te nemen, dat had me een hoop lijden kunnen besparen. Ik slik nu sinds een jaar een pil die de angsten werkelijk tegengaat. Dus misschien ga ik ooit weer vliegen.

Wat was het moeilijkste? 
Ik leefde in hotels en vliegtuigen. Ik had geen tijd voor mezelf. Alles was onzeker. Overal waar ik kwam waren er aardige mensen, maar er waren ook nare personen. Ze probeerden het met me over politiek te hebben en dan moest ik zeggen: ‘Maar ik ben zanger.’

Werd je aangevallen vanwege de Israëlische politiek?
In die tijd kwamen Europeanen niet zo vaak in aanraking met iemand uit Israël.  En ja, ik werd aangevallen vanwege de politiek hier. Maar ik geloof dat muziek iets anders is als politiek. Ze proberen overal iets politieks in te zien, ook nu weer. Maar ik zal je iets vertellen. Wij zijn moderne Israëliërs. Is het goed als ik hier even iets over zeg?

Natuurlijk.
Het oude idee dat er heerste over Joden geldt nu niet meer. Wij zijn niet meer zoals de Joden ten tijde van de diaspora. We voelen ons geen Joden, we voelen ons Israëliërs. Als je het in vroeger tijden over Israël had, dan dachten de mensen aan Hava naguila hava. Maar dat beeld is in de jaren zeventig helemaal veranderd. Wie toen ‘Israel’ zei, begon A-ba-ni-bi te zingen. Het beeld was nu: jong, vrolijk, energiek.

Wat vind je van de kritiek op Israël met betrekking tot het festival van dit jaar?
Ik moet zeggen: het is prima dat we bekritiseerd worden. Dat is legitiem. Maar soms gaat het veel verder dan gewone kritiek. Ja, er was gedoe rondom de plek waar het festival gehouden werd: Jeruzalem of Tel Aviv. Maar daar had geen politiek in gemengd moeten worden. Als ze daar eenmaal mee starten, zijn er zoveel verschillende redenen om een boycot te beginnen. Eurovisie is iets heel anders dan politiek. Het belangrijkste is dat de mensen naar ons land komen en ons zien zoals we zijn, niet hoe we beschreven worden. Tel Aviv is jong en energiek. Maar goed, ik heb op televisie een voorstel gelanceerd: hoe mooi zou het zijn als mensen hun huis open zouden stellen voor de bezoekers uit Europa? Gratis. Er waren heel veel reacties. Veel mensen willen de toeristen die hier komen bij hen thuis laten logeren – zonder verdere kosten. Tel Aviv is al duur genoeg. Ik heb nog geen platform om dit allemaal technisch te organiseren, maar ik ga nog wel iets bedenken.

In 1985 deed je voor de tweede keer aan het festival mee, met Olé, olé. Wat maakte dat je het nog eens wilde proberen?
Ik had, zoals ik al zei, mijn mentale problemen. Trouwens, in die tijd kreeg zestig of zeventig procent van de winnaars een burn-out. Als je succes beetje bij beetje toeneemt dan leer je langzaam hoe je ermee om moet gaan, maar het is niet makkelijk om te verteren dat alles wat je weet in drie minuten op zijn kop is gezet. Ik was de eerste, en dus ook degene die het mooiste ervan meekreeg, maar ook het moeilijkste. Maar het overdoen met Olé, olé hielp me. En denk alsjeblieft niet dat ik spijt heb van mijn winst in 1978. Ik heb mijn privé-problemen waardig proberen tegemoet te treden. Het was een moeilijke tijd, maar ik ben er doorgeen gekomen, en toen stapte ik het podium weer op.

Wat herinner je je nog van het 1985-festival in Zweden?
Voor het festival werd gezegd dat mijn liedje de favoriet was. Maar op de avond… ten eerste: we stonden niet op het hoofdtoneel, maar op een zijpodium. En toen was er een technisch probleem met de microfoons. Ik heb het hier al jaren niet meer over gehad, want ik wilde niet overkomen als iemand die altijd iets te klagen heeft. Maar ik had een groep dansers bij me, en tijdens het refrein was het de bedoeling dat ze me ook zingend ondersteunden. En plotseling stond de microfoon van een van de meisjes veel te luid en die van de anderen te zacht. Je kon de rest helemaal niet horen. En toen ze sprong viel haar microfoontje van haar shirt, het was niet goed vastgezet. Daardoor klonk ze vals. Na Eurovisie drongen mensen aan op het indienen van een klacht maar dat weigerde ik. Ik weet niet of het met opzet zo is gegaan of niet, maar ik zei: ‘Het is prima zo, we laten dit gewoon achter ons.’ We werden vijfde, we gingen naar huis, en raad eens wat er gebeurde? Het liedje is in Israël net zo populair als A-ba-ni-bi.

Hoe belangrijk was je overwinning voor de Israëlische LGBTQI+-gemeenschap?
Luister. In die tijd was Eurovisie voor het hele land. Niet speciaal voor het homo-publiek. Tegenwoordig treed ik veel op voor de gay community. Ik zing op feesten en tijdens prides. En dat vind ik geweldig.

Ik las dat je activist geweest bent op het gebied van homo-rechten.
Ik ben activist op het gebied van alle mensenrechten. En dierenrechten. Als ik iets niet juist of niet eerlijk vind, dan zeg ik er iets over.

Als je nu terugkijkt op die zevenentwintigjarige jongen die daar stond te zingen en te dansen in Parijs, wat zie je dan?
Het heeft me heel wat tijd gekost om de Izhar van die jaren te verbinden aan de Izhar van vijftig jaar en ouder. Het voelt alsof ik verschillende levens heb geleefd. Alsof ik twee of drie personen ben geweest. Vanwege al die dingen die er met me gebeurd zijn, en alles waar ik mee om moest leren gaan. En misschien was ik een beetje naïef in die tijd, omdat ik zo vereerd was dat ik daar voor mijn land mocht staan en me niet al te veel met de zakelijke kant wilde bemoeien. Maar weet je, alle jonge artiesten maken fouten, en mensen maken misbruik van ze. Maar aan de andere kant: als ik toen had geweten wat ik nu weet, was ik destijds een stuk minder gelukkig geweest.

En je wordt het niet beu om steeds maar herinnerd te worden aan die jaren?
Dit is wat ik weet: als ik op weg ben naar mijn winkel lachen de mensen naar me en ze komen een praatje maken. Ik krijg heel veel waardering en ik heb geleerd om dat te nemen voor wat het is, om er blij mee te zijn. Toen ik jonger was hoorde ik wel wat de mensen zeiden, maar hun complimenten kwamen niet voorbij mijn oren. Nu ben ik zeer vereerd dat ik in deze positie ben. En dus probeer ik iets terug te doen. Door het geven van interviews en door te laten zien wat we hier aan moois te bieden hebben. Tijdens de Eurovisiemaanden ben ik een soort nationaal werker. En ik weet bijna zeker dat het festival in Israël onvergetelijk zal zijn. Ik help waar ik kan en dat doe ik graag.