Terugluisteren is leuk, met mate. Terugkijken ook. Eurovisie heeft ons hele bladeralbums van songs gegeven, en die moeten we af en toe weer eens tevoorschijn halen om te voelen wat het festival ons gegeven heeft. Dus kiezen we een jaar, luisteren er met de oren van nu naar en schrijven dan elk over onze top drie. Met steeds een korte, eigenwijze toelichting. Vandaag: 1994.


De eerste top drie is van redactielid Jelmer Soes:

Op 3: Estland
Ik ben een golf die ongezien aan land komt, de smaak van de zee op mijn lippen. Hallo Estland! Dat dat je allereerste Eurovisiewoorden ooit zijn, daar mag je toch mee thuiskomen? Voor ons staat 1994 voor Willeke Alberti, maar debutant Estland stuurde eigenlijk een eigen Willeke: Silvi Vrait was toen al een van de bekendste Estse artiesten, een begrip in eigen land en ook verder in Oost-Europa. Wat een heerlijk zelfverzekerd lied brengt ze, en staat ze er niet net zoals Willeke later die avond, zo warm en overtuigend? Wrang detail: ze blijkt uiteindelijk ook net zo weinig punten te halen – minder zelfs nog. Onbegrijpelijk! De tekst, geschreven door dichter en kinderboekenschrijfster Leelo Tungal, stroomt, waait, spettert. Ik ben een golf, voortdurend veranderend, grenzeloos. Jij bent een man, maar ik ben een vrouw, ik weet dingen die jij niet weet. 


Op 2: Hongarije
Volgens mij het simpelste liedje van dit jaar, en daarom voor mij zo tijdloos. Het zou gewoon in 2025 kunnen uitkomen, en me net zo geleidelijk naar binnen trekken. De muziek lijkt op het eerste gehoor licht en luchtig, maar de tekst is loodzwaar – dat had ik eigenlijk nooit zo beseft, tot ik me er voor deze gelegenheid nog eens in verdiepte. Met wie kan ik mijn zonden delen? vraagt zangeres Friderika zich af. Het lied vertelt over een koude, aardedonkere nacht, nadat de vogels zijn vertrokken naar het zuiden en er heel, heel hard licht en warmte nodig is, en vergiffenis voor zonden die zijn begaan. Jeetje.


Op 1: Bosnië en Herzegovina
Voor mij een no-brainer. En dat heeft alles te maken met Fazla, met 1993, met de eerste deelname van het middenin oorlog geboren Bosnië en Herzegovina, en de voor hen zo tastbare noodzaak om hun stem aan Europa en de wereld te laten horen. Altijd als mensen vragen waarom het Eurovisie Songfestival mij zo boeit, verwijs ik naar deze jaren, omdat ik er zo veel over schreef voor Eurostory. Fazla en zijn bandleden hadden letterlijk moeten rennen voor Servische sluipschutters om in 1993 hun land voor het eerst te vertegenwoordigen op het Songfestival. Hun dirigent zat in de verkeerde vluchtgroep, strandde op het laatste moment, bereikte Millstreet niet en moest vervangen worden door zijn Ierse collega. Maar nu, in 1994, is hij er wél. Daar begint die geschiedenis al. En dan het applaus, het almaar aanhoudende applaus nog voordat Alma en Dejan ook maar een noot hebben gezongen. Sterker nog, Dejan mist zijn eerste noten, omdat het applaus de muziek totaal overstemt. Maar Dejan (niet lang daarvoor zwaargewond geraakt aan zijn arm door een granaatscherf) herpakt zich, en Alma en hij vertolken een melancholisch liefdeslied dat – gelukkig, zou ik zeggen – nu eens helemaal niets te maken heeft met de oorlog waar hun landgenoten op dat moment nog middenin zitten. Ze laten zien meer te zijn dan onderdrukten, ze laten een cultuur horen met een prachtige muzikale en literaire traditie. Dat bezingen de twee, en een liefde die verloren lijkt. Jaren gaan een voor een voorbij, als treinen aan een station, en wij zitten in de laatste. Toch symbolisch? Het maakt me eigenlijk niet uit. Alma en Dejan hebben mijn hart. Van mij had dat applaus nooit hoeven te stoppen.

PS: vertaal je de titel van hun lied naar het Nederlands, dan krijg je… Blijf bij mij! Kom er maar in, 1993, kom er maar in, Ruth Jacott en Paul de Leeuw.


Landen die ik ook had kunnen kiezen: Nederland (al was het maar vanwege wat Willeke zelf zo ontwapenend over haar deelname vertelt in haar biografie: ‘Ik had het gedaan en ik had het idee dat ik had gewonnen, ik had het zo goed gedaan. De Engelse versie van het liedje had ik al op papier, in m’n decolleté. Ik ben gaan zitten bij al die andere collega’s, en heb er helemaal niet meer aan gedacht dat er ook punten kwamen.’), Noorwegen (een power ballad en duet zoals ze voor mijn gevoel alleen maar in de jaren 90 konden werden gemaakt) of Duitsland (omdat ik telkens zo moet lachen om het feit dat de dames hun eigen krankzinnige wapperende-armen-choreografie niet kunnen bijbenen).


Vervolgens de voorkeuren van redactielid Edward van de Vendel:

Op 3: Litouwen
Litouwen doet voor de eerste keer mee, en dat verloop niet erg fortuinlijk. Zanger Ovidijus Vyšniauskas krijgt geen enkel punt en wordt laatste. Terwijl ik zijn slepende ballade heel fijn vind. Vanwege de melodie, ja, vanwege zijn raspende stem, en vooral vanwege de prachtige tekst. Lopšinė mylimai is een liefdesliedje next level. De vrouw of het meisje waar Ovidius over zingt (hij schreef zelf de tekst) moet zich bevonkt en besprankeld voelen, met zinnen als ‘Je lippen ruiken naar regen.’ En ook de wereld om haar heen moet zich bejubeld en bejuicht voelen: ‘De nachtbloesems hebben hun ogen al dichtgedaan.’ Kunnen we met de oren van nu alsnog een flinke worp punten naar Litouwen sturen?


Op 2: Nederland
Er is iets met de stem van Willeke Alberti. En met haar oogopslag. En met haar hele, complete Willekeheid. Het is net alsof ze, zonder dat te weten, een soort nationale troostreserve in zich draagt. Wie haar kent, als artiest, als tv-persoonlijkheid, en ongetwijfeld ook persoonlijk, heeft een ver gevoel van ‘er is altijd nog iemand als Willeke’. Iemand die niet door het leven gespaard is, die de jaren zestig met de jaren zeventig met de jaren tachtig met de jaren negentig verbindt (en verder nog) en daar wat menselijkheid in mengt. Die warmte is het meest voelbaar als ze haar drie grootste hits zingt: Telkens weer, Samen zijn, én Waar is de zon. De tekst van dat lied (dat verdomd weinig punten kreeg, maar who cares) is niet eens zo simpel, maar het gaat niet om die tekst, want Willeke is het antwoord op de vraag die ze zelf in haar liedje stelt. Zodra zij het zingt weet je: dáár is de zon.


Op 1: Polen
Ook Polen deed, net als Rusland, Estland, Roemenië, Slowakije, Hongarije en Litouwen voor het eerst mee. Nooit eerder of later ontving Eurovisie zo’n grote hoeveelheid debutanten. En bijna al die landen leverden prachtige deelnames af, waardoor ze hun toegevoegde waarde meteen bewezen. Maar van geen enkel land genoot ik zo als van Polen. De jonge Edyta Górniak zong zo puur als lelies en zo sterk als lianen. Haar stem had een overtuigende slingering in zich, en nergens haperde of week ze. In dat simpele witte jurkje stond ze daar. Ze legde de eerste noten voor onze voeten, en nam ons daarna mee in een vertelling die we niet verstonden maar wel begrepen. En dan, op tweeënhalve minuut tilt ze het hele lied, het hele podium, het hele festival en heel Europa op met een ongelooflijk glissando tot aan de hemel. Ze had moeten winnen. Ierland had in die jaren heus wel met een victorietje minder gekund. Verdorie ja, ze had moeten winnen.


Landen die ik ook had kunnen kiezen: Zweden, Verenigd Koninkrijk, Bosnië en Herzegovina, Kroatië of Hongarije.


Ons gast-terugluisterlid is Hijlco Span, Eurovisiekenner en al jarenlang presentator van het radioprogramma Volgspot. Zijn top drie:

Op 3: Duitsland
Melanie, Kati en Dorkas. Drie namen die ik moeiteloos uit mijn laatje nutteloze kennis haal. Samen vormden zij de groep MeKaDo en hun liedje Wir geben ‘ne party staat voor mij symbool voor het enorme plezier dat ik dat jaar samen met collega’s had in Dublin. Zeker, we werkten hard, maar hadden ook zó’n lol met elkaar, bijvoorbeeld in het vlekkeloos na proberen te zingen van het stukje Duitse rap avant la lettre in het liedje. Meestal vond ik de liedjes van componist Ralph Siegel te zoetsappig en teveel getuigen van effectbejag, maar dit was één van mijn favorieten dit jaar. Ik hoef het liedje maar te horen of ik ben weer die onbezorgde dertiger van toen. Wenn schon, denn schon: nummer drie. Ook met de oren van nu.


Op 2: Estland
Eén van de debutanten in 1994 was Estland. Van meet af aan was ik ontroerd door hun liedje Nagu merelaine. Waar die ontroering eertijds vandaan kwam?  Op die vraag kan ik eigenlijk geen eenduidig antwoord geven. Lag het in het feit dat een klein land, dat zich nog maar kort tevoren had weten te bevrijden van de Russische heerschappij, nu een volwaardige plek kreeg op mijn favoriete Europese podium?  Lag het aan Silvi Vrait, een toen al door de wol geverfde zangeres, die het lied stijlvol, bescheiden en tegelijkertijd met overgave zong? Lag het aan het gesprek dat ik met haar had, waarin ze vertelde hoeveel het voor haar betekende om de eerste Estse te zijn die haar land mocht vertegenwoordigen? Of lag het simpelweg aan die heerlijke melodie, die mij moeiteloos het liedje intrekt en me de volle drie minuten geboeid houdt, ook dankzij de mooie harmonieën van het achtergrondkoor? Waar die ontroering dan ook precies haar oorsprong vindt: Nagu merelaine hoort meer dan dertig jaar later nog steeds tot mijn meest dierbare songfestivalherinneringen.


Op 1: Hongarije
Ook Hongarije deed in 1994 voor het eerst mee aan het Eurovisie Songfestival. Hongarije koos voor een simpel, kwetsbaar nummer, wars van welke vorm van effectbejag dan ook. Een lied waarin zangeres Friderika Bayer vooral gedragen wordt door de gitaar van componist Szilveszter Jenei op het podium en de strijkers van het Ierse orkest in de bak. Friderika zingt het nummer ingetogen en tegelijkertijd zie je dat ze zich inleeft in de tekst. In 1994 veruit de meest poëtische tekst overigens, een tekst ook met een religieuze dimensie: ‘Aan wie kan ik mijn zonden opbiechten, zodat ik weet dat ze zullen worden vergeven?’.  Ze zingt over haar ongeboren kind, dus zou dit lied ten diepste over een abortus gaan? Kinek mondjam el vétkeimet is voor mij het ultieme bewijs dat kwaliteit en integriteit altijd beloond wordt op het songfestival. Een vierde plaats was Friderika’s beloning, maar als het aan mij had gelegen was Hongarije dat jaar de winnaar geweest.


Landen die ik ook had kunnen kiezen: Ierland, IJsland, Nederland. En een eervolle vermelding voor de entr’acte Riverdance!