15 mei 2004. Ik ben tien jaar oud en ik kijk voor het eerst. Het Eurovisie Songfestival vindt plaats in Istanbul. Cornald Maas kondigt het volgende nummer aan. Cyprus.  Stronger every minute. Geklap en gejoel. En als dat langzaam uitsterft, brengt de camera met een draaiende beweging het podium in beeld. Op de donkere achtergrond is een grote volle maan geprojecteerd. Daarvóór: een jonge vrouw achter de microfoonstandaard, van bovenaf uitgelicht door een spot. Zonder begeleidende muziek begint ze te zingen.

‘No matter where I am. I’m always thinking of you.’

Het is Lisa Andreas, zestien jaar oud. Ze draagt een zwarte broek, een zwarte coltrui zonder mouwen en ze heeft lippenstift op die haar lippen doet glinsteren. Ze houdt de microfoon aan het begin stevig met twee handen vast en blijft het hele nummer op dezelfde plek staan. De pianomuziek start. En halverwege haar tweede zin zwelt een gejuich aan van het publiek dat tot dan toe ademloos heeft zitten luisteren.

‘It may be hard, but I need you to understand, that I don’t often say what I feel.’

Kort erna koop ik bij de Bijenkorf de verzamel-cd met alle inzendingen, draai die grijs in de stereotoren op mijn kamer en zet de nummers op mijn mp3-speler. Als ik die inwissel voor een zwarte iPod verhuist Lisa Andreas mee.

22 juli 2010. Ik ben nu zelf zestien jaar, net zo oud als Lisa is op mijn iPod. Voor een project van school ben ik in Stockholm, samen met scholieren uit allerlei verschillende landen. Het heeft wel iets weg van een Songfestival: groepjes uit allerlei landen die met elkaar optrekken in het land van Abba. Het schoolproject gaat over taalkunde, maar ik ben vooral bezig met ontdekken wie ik zelf ben, ik heb nog nooit met een jongen gezoend.

‘But now this is straight from my heart…’

Lisa Andreas speelt op mijn iPod. We zitten aan een van de vele kades die Stockholm rijk is. Het ene oortje in mijn rechteroor, het andere oortje in zijn linkeroor. Hij doet ook mee aan het schoolproject en komt uit Servië. Onze blikken hebben elkaar al een paar keer gevangen zonder dat we elkaar spraken. Ik bleef extra lang zitten achter de gemeenschappelijke computer in de lobby van het hostel in de hoop dat we aan de praat zouden raken. Als ik dit opschrijf voel ik weer dezelfde kriebels in mijn buik. Dat iemand zo naar mij kan kijken.

De kade is die avond ons podium. We luisteren samen in de shuffle-modus naar de nummers die op mijn iPod staan. Geen commentaar van Cornald Maas en ook geen gejuich en gejoel van een enthousiast publiek. Wel een donkere hemel en een volle maan. En twee jongens die zenuwachtig steeds dichter naar elkaar schuiven, terwijl Lisa aan haar refrein begint.

‘My love grows stronger every minute.
And it won’t ever die.’

Precies op dat moment raken onze lippen elkaar.

‘I want you to stay with me. Not just this day, but for all my life.’

Een paar dagen na Stockholm stuur ik hem een link naar het nummer van Lisa en vraag: ‘Als ik naar dit nummer luister, denk ik aan ons samen en onze fijne tijd in Zweden. Herinner jij het je ook nog?’ Ik weet niet meer of hij die e-mail destijds heeft beantwoord. Het antwoord kan ik in elk geval niet meer terugvinden.
Ik zoek het nummer van Lisa nog steeds wel eens op: als ik het nummer quasi-ironisch aan vrienden laat horen – ‘och, de goedkope romantiek van de puberteit’ – of juist in een melancholische bui. Lisa eindigt haar nummer met een flinke uithaal.

‘Oh… please stay.’

Haar handen zijn uitgestoken naar het publiek. Op het scherm maakt de maan plaats voor een regen van sterren.
En ik stuurde onlangs – vele jaren later – diezelfde jongen, die ik na die tijd nooit meer heb gezien een hoopvol bericht. Of hij zich die avond nog kon herinneren.
Zijn antwoord:
‘Ja, natuurlijk, ik herinner me alles, het was heel romantisch.’