Terugluisteren is leuk, met mate. Terugkijken ook. Eurovisie heeft ons hele bladeralbums van songs gegeven, en die moeten we af en toe weer eens tevoorschijn halen om te voelen wat het festival ons gegeven heeft. Dus kiezen we een jaar, luisteren er met de oren van nu naar en schrijven dan elk over onze top drie. Met steeds een korte, eigenwijze toelichting. Vandaag: 1977.
De eerste top drie is van redactielid Edward van de Vendel:
Op 3: Oostenrijk
De band Schmetterlinge, die bekend staat om zijn ‘politrock’, cabaretrock met radicaal-socialistische inslag, bespreekt het aanbod van de Oostenrijkse omroep om aan het Songfestival mee te doen en besluit tot een ja om praktische redenen: het geld dat ze ermee verdienen gebruiken ze om hun grote project te bekostigen, de ‘Proletenpassion’, een drie uur durend oratorium waarin ze klassenstrijd en revoluties uit de geschiedenis bespreken.
Geld, dat is ook het thema van hun Boom boom boomerang. Ze nemen de muziekindustrie op de hak, de grote heren voor wie alleen de dollars tellen. Music is love, for you and me – music is money, for the record company. We zien die magnaten letterlijk: af en toe draaien de vier zangers zich om. Op hun rug is een zwart pak getekend, met een masker erboven, nu staan daar rijke zakenmannen met bankbiljetten in hun revers. Schmetterlinge pest ook Eurovisie zélf, want het refrein bestaat volledig uit woorden waarmee je zogenaamd een hit kan scoren: ‘Kangaroo, boogaloo, didgeridoo, ding, dong, sing a song.’ Op z’n minst een sneer richting ons eigen Teach-In, dat twee jaar eerder won met Ding-a-dong.
Ik vind deze Oostenrijkse bijdrage heerlijk. Omgekeerd heerlijk eigenlijk, want juist door die commerciële melodie zit het liedje al bijna vijftig jaar in mijn hoofd. Maar ook de kleine geintjes in de act zijn het terugkijken waard. (Voorbeeld: na de zin ‘Er hangt muziek in de lucht, wat is dat toch een bijzondere geur’, laat de zangeres haar oksel zien.) En die slimme tekst – alleen al het vier keer rijmen binnen één zin van ‘Das hören die Konzernherrn von Nashville bis Luzern gern’. Tenslotte: na Eurovisie, waarin ze voorlaatste werden, namen de groepsleden een album op waarin ze zelf een heel Songfestival nadeden, met bijdragen uit zelfverzonnen landen. Ik zei het al: heerlijk.
Op 2: Frankrijk
Over slim rijmen gesproken! De tekst van L’oiseau et l’enfant is een schitterend gedicht. Het bestaat uit zeven coupletten, en elk couplet begint met het woord waar het vorige mee eindigde. Dat is technisch gezien duizelingwekkend, maar daarnaast is ook de inhoud ontroerend en zoveel gelaagder dan elk ‘kangaroo, boogaloo’.
Zoals een kind met licht in haar ogen in de verte de vogels voorbij ziet vliegen – dat is het beginbeeld uit de tekst. Maar meteen kantelt het perspectief naar dat van de vogels, Zoals de vogels over de aarde vliegen en zien dat we wereld mooi is. Wat volgt is een opsomming van dat mooie: op het water dansende bootjes, aanrollende golven, het liedje dat daaruit voortkomt, het bloed van een dichter die de liefde uitvindt, hoe de nacht zich omkleedt tot dag, de stad die ontwaakt.
Daarna dat prachtige, simpele, meeslepende refrein:
die liefde ben jij,
die liefde ben ik,
die vogel ben jij,
dat meisje ben ik.
In de rest van het lied wordt aangegeven dat niet alles fijn is. Ik ben ook maar een schaduwmeisje, kom mijn zwarte zon verlichten. En ook het beeld van die zwarte zon wordt uitgewerkt: ellende, mannen, oorlog. Maar de eindconclusie luidt ‘Het land van de liefde heeft geen grenzen voor wie een hart heeft als een kind.’
En dan verft Marie Myriam, die zo puur staat te zingen, zo lief, zo helder, het nog een laatste keer breed voor ons uit:
die liefde ben jij,
die liefde ben ik,
die vogel ben jij,
dat meisje ben ik.
Op 1: Ierland
Ik lijd aan synesthesie. Dat betekent dat mijn zintuigen hun werk niet netjes naast elkaar doen, maar dat ze de hele tijd op elkaars terrein zwerven. Zo zie ik bij het woord ‘Ierland’ de kleur lichtblauw. Het is een fijn soort blauw, met veel wit erin en een heel vaag vleugje citroengeel. Het is rustig en fris en zorgeloos en onschuldig. Het is de kleur die je boven je voelt als je de eerste keer op een iets te koud lenteterrasje zit.
Het is daarom dat die hemel opgaat boven het liedje waar dit festival van 1977 (een van de eerste die ik zag) mee opende. De Swarbriggs-broers staan klaar met tussen hen in een duo zangeressen dat als ‘plus two’ aan hun artiestennaam zijn toegevoegd. Het orkest legt een eerste zin op het podium. Het is een vriendelijk introotje, je hoofd gaat er opgewekt van wandelen. Daarna zingt een van de broers alsof hij je iets uitlegt op een bankje in een kalm park. Over verliefdheid gaat het, verliefdheid zonder gedoe. It’s nice to be in love again.
Ik herkende het toen, als twaalfjarige, ook al was ik nog nooit verliefd geweest. Ik herken het nu, als zestiger, als ik al meerdere keren verliefd ben geweest. Dit liedje overhandigt me zowel in 1977 als 2025 hetzelfde humeur: ik ben nog geen zorgen tegengekomen, ik ruik klaver, ik denk dat het makkelijk is, een Eurovisie openen, je doet dat gewoon rustig en gewoon gelukkig. Dit liedje is voor eeuwig Ierlandblauw.
Landen die ik ook had kunnen kiezen: Monaco, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Finland, Zweden, Griekenland, Zwitserland, Israël, Italië, Spanje, Luxemburg, Duitsland, België, Portugal (alles dus, dit is een van mijn go-to-jaren).
Vervolgens de voorkeuren van redactielid Lars Koning:
Op 3: Luxemburg
Vader Jacob, wat doet u nu?? Frère Jacques, bij ons dus bekend als Vader Jacob, krijgt een ruig randje in dit wulpse lied, gezongen door Anne-Marie Besse, die met zwoele blikken en ondersteund met een funky disco-arrangement haar lust de huiskamers in zingt. Want deze frère mag wat haar betreft andere klokken laten luiden dan wij gewend zijn (gniffel).
slaapt gij nog, slaapt gij nog
word wakker, word wakker
Deze broeder is moeilijk want hij blijft maar slapen.
Anne-Marie gaat een hele waslijst af van namen, Pablo, Tino, Pedro, allemaal zero. Jacques blijft slapen. Ze kruipt zelfs in de slachtofferrol – Harold strijkt zo dicht tegen me aan, Pierre knijpt me – alles om de aandacht te krijgen van frère Jacques.
Zonder jou zou ik een non zijn. Het mag niet baten, hij komt niet. We kijken naar een wanhoopsmonoloog in wording, eindigend met een onverholen kreet: slaap dan met mij!
Ze werd twee na laatste. Misschien was deze tekst te schunnig om er veel punten aan te geven (stel je voor, de gêne van een jurylid uit de jaren zeventig), en met de oren van nu is er een kritische kanttekening te plaatsen bij het feit dat de tekst is geschreven door twee mannen en niet door de vrouw die het lied zingt. Maar creatief is deze inzending wel, en daar krijgt Luxemburg punten voor.
Op 2: Finland
Dit is zo’n lied waar mijn muziekhartje sneller van gaat kloppen. Vanaf de eerste piano-intro neemt zangeres Monica Aspelund ons mee op reis door Lapland. Ze stelt zichzelf voor als de heks die door de bossen dwaalt en elk mens en dier weerloos achter haar aan laat gaan. Lappoooonia, dit is Lappoooonia, vanwaar de roep van het mooie noordse meisje echoot. En dan, na twee refreinen, op het moment dat de song (qua structuur) nog een generiek Songfestivallied kan worden, gebeurt er iets onverwachts. Ik stel me zo voor dat de heks omkijkt en ziet dat er toch niet zo veel volgers zijn als ze wilde. Er moet nog iets meer gebeuren, wil ze Europa achter haar krijgen. En wat Monica tot dan toe alleen vertelt, laat ze nu ook echt zien. Ze zet haar mond open, en met grote toverachtige armgebaren, geruggesteund door een razende kopersectie, beveelt ze de natuur om zich te laten zien – achter die boom! Een wolf. En daar! Een rendier. En daar! een eland, kom erbij! En daar! een beer – waarna zij met één ultieme krachtinspanning, met één lange, immens hoge noot (in het bijna onmogelijke fluitregister) de natuur en Europa bezweert en om haar heen laat dansen. De rust keert terug in het Laplandse bos. De song komt tot een zacht einde, met alleen nog het zachte hummen, manana, dat overblijft. En met een nieuwe volger. Mijn stem heeft ze.
Op 1: Frankrijk
Liefde, liefde, liefde, dat is wat Marie Myriam zingt. Als een lopend vuurtje dat wordt doorgegeven, van het kind naar de vogel, van de blauwe vogel, overvliegend, naar de wereld, van de wereld naar de boot en door naar de golven, die het lied dragen en achterlaten in het witte zand, ‘blanc, l’innocent’, en zo door en zo door, tot verder landinwaarts, om het stadje te wekken met zware ogen, waar ochtenden de bladeren van de dromen strippen, om ons een wereld te geven vol… liefde. Had iedereen maar de ogen van een kind, is wat hier gezegd wordt. Want wat het kind geeft aan de vogel, geeft de vogel uiteindelijk, door ’t door te geven, uiteindelijk weer terug aan het kind. En het mooiste van dit al, en hetgeen waarmee deze tekst voor mij echt dit Songfestival wint: deze liefde-estafette is door ‘het donker, de misère, de mannen en de oorlog’ niet bij te benen, die gaat daarvoor te snel en te vloeiend. En wat ik ook nog een leuk elementje vindt aan de performance: Marie straalt, vol in het licht, gekleed in zonnekleurig geel. Haar achtergrondzangeressen hebben een zonvormige vlek op hun verder zwarte outfits.
Ik ben maar een meisje van de schaduw, zingen ze,
jij, mijn ster, die mijn cirkel weeft
kom, verlicht mijn zwarte zon
Het gebeurt, precies hier, precies nu. Wat mij betreft de terechte winnaar van de avond.
Landen die ik ook had kunnen kiezen: Verenigd Koninkrijk, Griekenland.
Ons gast-terugluisterlid is Hijlco Span, Eurovisiekenner en al jarenlang presentator van het radioprogramma Volgspot. Zijn top drie:
Op 3: Verenigd Koninkrijk
Utterly British. Zo kun je deze inzending van het Verenigd Koninkrijk wel noemen. Het begint al met dirigent Ronnie Hazlehurst, die opkomt met een bolhoed op en de volle drie minuten lang met zichtbaar plezier het orkest dirigeert met een wandelstok.
En dan het thema van het liedje: een variatie op de slogan die de Britse volksaard misschien wel het best weet te omschrijven: ‘Keep calm and carry on’. Rock bottom heeft diezelfde boodschap: hoe diep je ook zinkt, je kunt altijd weer opnieuw beginnen.
Daarbij vind ik Rock bottom nog steeds een heerlijk liedje. Flirtend met de ouderwetse boogiewoogie, zitten Mike Moran en Lynsey de Paul rug aan rug ieder achter een glimmende vleugel, die zij met gemak lijken te bespelen. Een enscenering die ik nooit ben vergeten.
Bovendien was ik eerder al fan van Lynsey de Paul. Want zeg nou zelf: wie viel er niet als een blok voor de zangeres met haar ‘tache de beauté’ en haar heerlijke liedjes zoals Sugar me en voorál Won’t somebody dance with me? Haar terug te zien op ‘mijn’ songfestival : ik vond én vind het een feestje.
Op 2: Finland
Sinds Marion Rung in 1973 haar Tom tom tom zong op het songfestival werd ik meer en meer gefascineerd door Finland, dat toch wat mysterieuze land in het noorden. Scandinavisch stelde ik het me voor, maar tegelijkertijd met iets van Oost-Europese melancholie. En toen moest het nog 1977 worden, het jaar dat Monica Aspelund aantrad met Lapponia. Ik was meteen verkocht. Wát een verrassend nummer, met een sterk refrein, met verrassende wendingen, ferm handgeklap en vocaal trapezewerk van de bovenste plank ( hoewel op de avond zelf niet helemáál zuiver).
Bovendien straalde Monica ook iets van de koele schoonheid uit, die ik me voorstelde bij Lapponia, het land dat zij bezong. Simpel, maar stijlvol gekleed in een stijl die ik terugzag bij sommige van de meer esoterische vriendinnen van mijn moeder, die vaste klant waren bij de Finse modeketen Marimekko. Innemend, maar tegelijkertijd zelfverzekerd en een tikje gereserveerd. Om ondertussen een geweldig optreden weg te geven!
Ook na 48 jaar nog is Lapponia één van mijn favoriete songfestivalliedjes aller tijden. Een lied dat voor mij de deur op een kier zette naar Noord- Europa, waar ik later zo graag en zo regelmatig naar toe zou gaan. Een lied kortom dat mijn wereld mooier, rijker en veelzijdiger gemaakt heeft.
Op 1: Nederland
Over mijn favoriete songfestivalliedje van 1977 hoef ik niet lang na te denken: dat is zonder enige twijfel De mallemolen. Een liedje dat me eertijds als puber van 17 direct tot in het diepst van mijn ziel wist te raken, dankzij de melancholische en toch zwierige melodie van Frank Affolter en die rake tekst van Wim Hogenkamp, over hoe we er voor kiezen mee te blijven draaien met de mallemolen van het leven, ook omdat het naast de molen gewoonweg te onbekend is.
In Heddy Lester had De mallemolen bovendien de perfecte vertolkster: ze zong het lied met overgave, zich goed inlevend in de tekst. In die zin acteerde ze het lied haast, zoals bijvoorbeeld ook Liesbeth List en Jenny Arean dat altijd zo goed konden ( en kunnen).
Ook persoonlijk zou Heddy me dierbaar worden. Nog in 1977 mocht ik haar interviewen voor de schoolkrant. Een gesprek om nooit te vergeten: hartelijk, eerlijk en met humor. Heddy heeft er echt voor gezorgd dat ik het aandurfde om te onderzoeken of de theaterjournalistiek iets voor me zou zijn en daar zal ik haar altijd dankbaar voor zijn. We zijn elkaar daarna blijven volgen, waarbij ik steeds weer versteld stond van haar veelzijdigheid, van de programma’s samen met haar broer Frank tot aan haar samenwerking met regisseur Erik Vos bij Toneelgroep De Appel. Om over haar aangrijpende oorlogsvoorstelling Tienduizend zakdoeken nog maar te zwijgen.
Voor het laatst spraken we elkaar in het najaar van 2022 in mijn programma Volgspot op NPO Radio 5. In dat gesprek heb ik haar ook bedankt voor het vertrouwen dat ik van meet af aan van haar heb gekregen. En zeker omdat Heddy inmiddels alweer twee jaar geleden is overleden, ben ik heel blij dat ik me die vrijmoedigheid toen in alle openbaarheid heb gepermitteerd.
Landen die ik ook had kunnen kiezen: België, Oostenrijk, Frankrijk.