Ze namen deel aan het Songfestival van 2018 met een verhaal. Op Twitter lazen de twee leden van Madame Monsieur, Émilie Satt en Jean-Karl Lucas over een baby’tje met de naam Mercy, dat halverwege de Middellandse Zee geboren werd, als bootvluchtelinge. De doorvoelde tekst van hun lied werd bekroond met onze Eurostory Best Lyrics Award.
Een jaar later zijn ze terug op het festival, nu als auteurs van Bilal Hassani’s Roi. We spraken met hen over verhalen, teksten, politiek en emoties.
Jullie kregen de Best Lyrics Award 2018 met name voor de tekstregel: ‘Je suis tous ces enfants que la mer a pris – je vivrai cent mille ans.’ (Ik ben al die kinderen die door de zee weggenomen zijn – ik zal honderdduizend jaar leven.’) Vinden jullie de door ons gekozen regel ook inderdaad de beste?
Jean-Karl: Mercy staat symbool voor alle andere kinderen.
Émilie: Ja, precies, en het hele doel van het schrijven van dit lied was om het woord ‘migrant’, dat een beetje vaag is, en soms wat beangstigend, of zelfs onbekend, te vervangen door iets dat simpelweg over mensen gaat. Door een ‘migrant’, in dit geval een baby, Mercy, symbool te laten staan voor het algemene idee dat we van vluchtelingen kunnen hebben. En die zin, die jullie eruit gehaald hebben, gaat over het grote drama van onze tijd: dat mensen moeten vluchten voor verschrikkingen, en soms sterven in hun zoektocht naar een beter leven.
Jean-Karl: Als er over migranten gesproken wordt, dan wordt er vaak, zoals Émilie al zei, over ‘massa’s’ gesproken, over mensen zonder gezicht. We weten niet precies wie ze zijn. Het gaat vaak over statistiek, over politiek, over economie, maar niet over mensen. Voor ons was het belangrijk om een persoonlijk verhaal te vertellen en zo ‘de migrant’ te laten zien.
Émilie: Bij het schrijven van die zin hebben we veel gedacht aan de foto die een paar jaar geleden door iedereen werd gedeeld, die van het kleine driejarige jongetje Aylan, die dood gevonden werd op het strand, met zijn klittenbandschoentjes en zijn hoofdje in het water. Dat was verschrikkelijk. Ook over hem wilden we het hebben, en alle andere kinderen die het niet gered hebben.
Jean-Karl: Maar we wilden ook een positief verhaal vertellen. Want het was belangrijk om over dit drama op een iets zachtere manier te spreken, om te laten zien dat het soms ook goed afloopt. Dat is belangrijk, want er zijn veel kinderen die van ons liedje houden. Het is als een sprookje voor hen, het vertelt een verhaal dat goed afloopt. Er zijn veel ouders die ons het afgelopen jaar geschreven hebben om ons te bedanken voor dit lied, want op deze manier konden ze op een wat minder harde manier met hun kinderen praten over de bootvluchtelingen.
Émilie: Ouders en vooral ook veel leraren. Maar om op de zin terug te komen: eigenlijk zijn het twee samengevoegde zinnen. De eerste ‘Tous ces enfants que la mer a pris’ en de tweede : ‘Moi, je vivrai cent mille ans.’ Die tweede zin is eigenlijk een soort revanche op de eerste. ‘Ik zal honderdduizend jaar leven voor al die kinderen die verdronken zijn.’
Is het niet moeilijk om daarmee deel uit te maken van het maatschappelijke of zelfs politieke discours rondom immigranten?
Émilie: Ons is vaak de vraag gesteld: zijn jullie geëngageerd? En dan antwoorden wij: ons engagement ligt in het menselijke, we zijn geen juridische experts. En we kunnen toch geen wetten veranderen. De kracht van een liedje kan misschien zijn dat je de mentaliteit van mensen verandert, en misschien vooral kinderen. De kinderen die Mercy mooi vinden en het verhaal ervan begrepen hebben zijn de volwassenen van morgen. Als je het op die manier bekijkt kun je zeggen dat we inderdaad politiek geëngageerd zijn, maar het is dan wel de enige manier waarop we het zijn.
Jean-Karl: We zijn geen schoolmeesters. We zeggen niet wat mensen moeten denken.
Émilie: We vertellen gewoon een verhaal.
Jean-Karl: Te midden van alle politiek, blijft er één feit simpelweg overeind, en dat is: er sterven mensen, en dat zijn mensen als wij.
Émilie: En het liedje vertelt over kinderen, over migranten, maar ook over SOS Mediterranée, en over burgers die besluiten om iets te doen. Dat is heel belangrijk. Het gaat over de mensen die gered zijn, maar ook over de redders.
Maar misschien ook een klein beetje over jullie zelf? Want jullie geven aan: we schrijven over de verhalen die op ons pad komen. Maar jullie hebben wel dít verhaal uitgekozen.
Émilie: Het begint bij de emotie die je voelt als je zoiets leest. Die tweet raakte ons inderdaad, en dat zegt misschien een heel klein beetje iets over onze gevoeligheid en onze interesse, maar wie zou er niet geraakt worden bij het zien van de foto van dat meisje dat midden op zee ter wereld kwam?
Maar vervolgens waren jullie het die dit verhaal uitkozen en het aan een groot publiek gingen vertellen.
Émilie: Ja, klopt, toen we gevraagd werden om mee te doen aan het Songfestival, was het specifiek dit lied dat we wilden laten horen. Vanwege het actuele onderwerp, een onderwerp dat heel Europa aangaat. Het verhaal van een kind, het verhaal van een leven.
Jean-Karl: We zijn er trots op dat we dit lied naar het Songfestival hebben kunnen brengen en het hebben kunnen presenteren voor twee miljoen mensen. Met een ander liedje hadden we misschien niet meegedaan. Ik denk dat er mensen zijn die erdoor geraakt werden, en dat is het belangrijkste.
Wat betreft het schrijven van liedjes: zijn er artiesten in Frankrijk die jullie geïnspireerd hebben?
Émilie: We hebben het hier vaak over Serge Gainsbourg. In zijn werk vind je altijd heel essentiële zaken, zoals een krachtige melodie, en de eenvoud van de teksten. Wat niet wil zeggen dat ze simpel zijn. Het wil zeggen dat ze recht op hun doel af gaan. Het is ook tijdloos, die manier van schrijven. Als we over vijftig jaar naar zijn liedjes luisteren zijn ze nog altijd modern.
Jean-Karl: Het is een balans tussen de eenvoud van de teksten, maar ook het poëtisch gehalte. Ja, Gainsbourg is in zijn tijdloosheid zeker een voorbeeld voor ons. En verder hebben we bij Mercy in het bijzonder gedacht aan Franse artiesten als Daniel Balavoine en Michel Berger, of France Gall in Babacar, die het over maatschappelijke zaken hebben op een heel simpele manier, en toch nog steeds popliedjes maken.
Émilie: Het moest geen politieke strijdlied worden.
Jean-Karl: En ook geen ‘underground’ song.
Émilie: Of te intellectueel.
Jean-Karl: Ik denk dat je popmuziek kunt maken, en tegelijkertijd iets wezenlijks vertellen.
Émilie: We proberen geen liedjes te schrijven die alleen over onszelf gaan, maar we proberen ons in andere mensen te verplaatsen. Om empathisch te zijn. Om te begrijpen wat iemand anders voelt, ook al is het iemand die ver van ons af staat. Dat is ook de reden dat we Mercy in de eerste persoon hebben geschreven. We zingen niet: ‘Ze werd geboren’, maar ‘Ik werd geboren’.
In welke richting willen jullie je, als songwriters, nog ontwikkelen?
Émilie: Het doel is om nog heel veel songs te schrijven, en veel albums. En om mensen daar plezier mee te doen. Dat is waar muziek voor bedoeld is. Om muziek te maken die mensen begeleidt in hun leven.
Jean-Karl: Dat, en nieuwe mensen blijven ontmoeten. Ik denk dat wat voor ons vóór Eurovisie en zeker daarna geldt is: we willen niet bang zijn om mensen aan te spreken.
Émilie: Om nieuwsgierig te blijven.
Jean-Karl: Om naar nieuwe dingen te luisteren en onze ogen open te houden.
Émilie: Om risico’s te nemen.
Jean-Karl: En niet vooringenomen te zijn.
En om nieuwe verhalen te blijven vinden?
Émilie: Het vinden van verhalen is niet zo moeilijk. Je hoeft maar om je heen te kijken. Ons album staat vol met dergelijke levensverhalen. Het gaat om observeren en overal naar schoonheid te zoeken, zelfs op onverwachte plekken. Dat is wat we proberen: een menselijk verhaal te vinden, en daar een liedje over te maken.
Staan er op jullie album Vu d’ici teksten waar jullie extra trots op zijn?
Jean-Karl: Er staan verschillende soorten tekstenop. Ik hou zelf bijvoorbeeld erg van de wat meer poëtische teksten, zoals Au-delà. Maar er staan ook teksten op die op het verhaal dat erachter zit heel rechtstreeks vertellen, zoals 22 Novembre 2013, het lied over de twee oudere geliefden in hotel Lutetia, die besluiten gezamenlijk een einde aan hun leven te maken. En jij?
Émilie: Dat is een van de teksten die ik ook het meest geslaagd vind, omdat het bijna een kort filmpje is. Je ziet het verhaal echt voor je. Bovendien raakte dat verhaal ons, omdat het over een paar gaat, twee mensen die voor elkaar gekozen hebben. Net als wij.
Jean-Karl: Het is heel belangrijk voor ons dat iedereen kan begrijpen wat we te vertellen hebben. Maar eenvoudig is iets anders dan makkelijk. Onze teksten zijn helder, maar niet simplistisch. Als mensen onze teksten eenvoudig noemen, dan is dat een compliment.
Émilie: Het wil niet zeggen dat we denken dat mensen dom zijn. Het wil zeggen dat we direct op ons doel afgaan. En eigenlijk is dat veel lastiger: je moet het juiste woord op de juiste plek zien te vinden, en op het juiste moment. Tijdens Eurovisie waren er groepen fans uit verschillende landen, veel uit Oekraïne, veel uit Rusland, die ons schreven: ‘We leren Frans aan de hand van jullie liedjes.’ Dat vind ik heel erg leuk.
De eerste zinnen van een liedje zijn altijd bijzonder, ze leiden ons het verhaal binnen. Émilie: Eerste zinnen zijn heel erg belangrijk.
Jean-Karl: We hebben er ongeveer twee dagen over gedaan om de tekst van Mercy te schrijven. Émilie maakte steeds een nieuwe versie, en elke keer zei ik : ‘Ik denk dat het nog eenvoudiger kan. Is dit exact wat je wilt vertellen?’ De eerste zin, bijvoorbeeld, ‘Je suis née ce matin, je m’appelle Mercy’ (‘Ik ben vanochtend geboren. Mijn naam is Mercy’), kan misschien een beetje basaal lijken, van een kinderlijke eenvoud zelfs, maar juist over die zin hebben we lang gedaan. Want je moet alles wat overbodig is zien weg te laten. Die zin trekt de mensen direct het lied in.
Jullie hebben allerlei verhalen gevonden – maar waar vonden jullie het verhaal van Bilal?
Émilie: Nou, in Bilal (haha). Ja, zo is het toch?
Jean-Karl: Bedoel je waar we zijn liedje gevonden hebben, of hoe we Bilal hebben ontmoet?
Allebei, denk ik.
Émilie: We hebben Bilal eigenlijk nog helemaal niet zo heel lang geleden leren kennen. Het zal, wat, zeven maanden geleden zijn?
Jean-Karl: Ja, heel recent!
Émilie: Bij tv-opnames. En we vielen direct voor hem. Voor hemzelf, voor zijn persoonlijkheid. We werden aangetrokken door hem, door zijn gekte, zijn spontaniteit. Na afloop van de opnames hebben we contact gehouden. Ik wist dat hij graag wilde zingen. En toen hebben we hem uitgenodigd om langs te komen op ons platenlabel, om de mensen met wie wij werken te ontmoeten. Daarna is het heel snel gegaan. We zijn nog eens bijeengekomen om het liedje te maken dat we instuurden voor Eurovisie, en zo is alles gaan rollen. Maar het schrijven van het liedje begon met Bilal en Jean-Karl. De eerste woorden waar Bilal mee kwam na het horen van een paar akkoorden, waren: ‘I am me’. En toen zei ik: ‘Dat is het! Van hieruit gaan we draad afwikkelen. En het doel was niet om te zeggen: ‘Ik heb het recht om te zijn wie ik ben, en jullie zijn allemaal gemeen.’ Er zit helemaal geen woede in de tekst. Het is eerder:
Jean-Karl: ‘Kijk, dit ben ik.’
Émilie: ‘Ik ben altijd zo geweest en ik heb niet plotseling besloten om een pruik op te zetten en de Bilal van nu te worden. Ik was altijd al wie ik was, en nu stel ik mezelf aan jullie voor, dat is alles.’
Het is een krachtige tekst. Ik dacht trouwens eerst het woord ‘can’t’ te horen, in: ‘I can see my kingdom now’. Dus: ‘I can’t see my kingdom now.’
Émilie: Ah ja, in de zin van: ‘Nu kan ik mijn koninkrijk nog niet zien, maar in mijn dromen ben ik koning.’ Ja, dat kan eigenlijk ook.
Jean-Karl: Niet slecht (haha).
Op Facebook schreven jullie dat dit Eurovisiejaar als een tornado was. Wat is de top drie van emoties die jullie beleefden tijdens die tornado?
Jean-Karl: De top drie… Toen we de voorronde in Frankrijk wonnen, wat voor ons compleet onverwacht was, en toen we ons echt realiseerden dat we naar het Eurovisie Songfestival zouden gaan, en dat ons liedje de Fransen werkelijk iets had gedaan.
Émilie: Zij kozen voor ons.
Jean-Karl: Die trots… We waren al een paar jaar bezig met muziek maken, en dit was toch een vorm van erkenning.
Émilie: Ik zou ook willen zeggen dat het een geruststelling was, een soort troost. Als je muzikant wilt worden en mensen wilt bereiken moet je vaak zo’n lange weg afleggen.
Jean-Karl: Daarna zou ik zeggen : de dag van de Eurovisie-finale. Toen we op het podium stonden en dat kleine rode lampje op de camera aan ging. Dat is het moment waarop we ons maandenlang hadden voorbereid, en nu was het zover. Dat heeft trouwens ook een heel onbewuste kant – het is alsof je jezelf naar beneden stort vanuit een vliegtuig. Zonder parachute.
Waren jullie ontspannen op dat moment, of juist enorm nerveus?
Jean-Karl: Heel ontspannen.
Émilie: Ja, heel ontspannen. Daarvóór, bij de repetities, waren we gespannen en gestrest, dat was bijna niet aangenaam meer. Maar eigenlijk is het ook wel logisch, want je werkt zo naar dat moment toe, en als het dan zover is, ben je helemaal op je plek en compleet gelukkig en trots. Je denkt aan Mercy, je denkt aan je moeder, je denkt aan je familie, je denkt aan het liedje, maar je denkt niet aan de stress. Het is bijna magisch.
En de derde emotie?
Jean-Karl: Ik zou zeggen: de ochtend na de finale. Dan komt alle spanning van al die maanden werk eruit. Dan overvalt je opeens een soort blues, die je nooit eerder in je leven hebt gevoeld.
Émilie: Het is méér dan blues.
Jean-Karl: Die dag was verschrikkelijk, omdat we moe waren, en een beetje teleurgesteld over de plek waarop we geëindigd waren. We hadden een soort Songfestivalblues, en dat was echt heel zwaar. Een last op onze schouders.
Émilie: Er was zo’n groot contrast tussen de avond ervóór en de ochtend erna als je wakker wordt…
Jean-Karl: En dat het dan voorbij is. Dat Eurovisie echt voorbij is.
Émilie: Het is lastig om goed te omschrijven. Het is een diepe innerlijke droefheid. Je laat het los, je bent triest, je huilt.
Jean-Karl: Je bent doodmoe.
Émilie: Echt een afschuwelijk gevoel (haha). Gelukkig waren we met z’n tweeën (haha).
En de kleine Mercy ?
Émilie: Ja… Er is nog een vierde emotie, en die was echt prachtig. Het verhaal is dus dat Mercy geboren werd op een boot, en dat ze vervolgens naar Italië was gebracht. Maar we wisten niet waar. We wisten niet eens of ze het overleefd had. Maar toen waren er journalisten die op onderzoek uit gingen, en die hebben haar uiteindelijk, na een paar maanden, gevonden. En toen, dit was een paar weken voor het Songfestival, kregen we contact met haar en haar moeder. Maar de eerste keer dat we met elkaar spraken was via FaceTime, op de middag…
Jean-Karl: …voor de finale!
Émilie: Op de dag van de Eurovisie-finale! We waren op onze kamer, en we waren moe en een zenuwachtig voor de avond, en toen was er een eerste FaceTime-gesprek. Op de dag van het Songfestival. Dat was echt schitterend. Het gaf ons kracht, en het gaf ons nog meer zin om te gaan doen wat moesten doen, om goed te zingen en te spelen, o, het was zo mooi.
Jean-Karl: En toen we uit de hal kwamen, na het festival, en teruggingen naar ons hotel, lieten ze ons een video zien van de kleine Mercy en haar moeder, die live, in Italië, de finale aan het kijken waren.
Émilie: In het vluchtelingenkamp!
Jean-Karl: Op dat moment beseften we dat dat onze werkelijke Eurovisie-overwinning was. Toen zeiden we tegen elkaar: we hebben het goed gedaan, en dit is onze beloning. Niet de Eurovisie-trofee, maar deze video.
Émilie: En nu weten we dat Mercy en haar moeder Taiwo in veiligheid zijn. Ze hebben hun papieren. En ze wonen nu in Napels. Taiwo werkt, en Mercy heeft haar tweede verjaardag gevierd. We spreken elkaar heel veel, we zijn haar op gaan zoeken… O, het is zo geweldig.