Met het uitzenden van Eurovision: Europe Shine A Light werd gisteravond een Eurovisiejaar afgesloten dat begon als de klim naar de top van een recordhoge achtbaan,
vervolgens verdampte – gewoon, poef, weg, stof –
en daarna toch nog een treintje bleek, maar een kleintje, dat een rustig rondje reed op de grond.

Maar er wás tenminste een treintje
Hulde aan iedereen bij de AVROTROS, bij de NPO, de EBU,
aan alle bedenkers, waaronder Cornald Maas,
aan de verantwoordelijken, zoals Sietse Bakker,
voor deze vervangende uitzending op Eurovisietijd, in zeven weken tevoorschijn gekleid uit niets (hier waren geen draaiboeken voor!) – er was in alle crisisweken geen enkele uitzending die zo duidelijk liet zien dat iedereen, in heel Europa en daarbuiten, in dit bizarre 2020, hetzelfde meemaakt.
Europe Shine A Light deed waar Eurovisie voor bedoeld was, wat Eurovisie altijd doet, en nu in nog intensere mate: verbinden.

Geen competitie
Ook een goede keus: er niet alsnog een wedstrijd van maken. In sommige landen (Duitsland, Zweden, Oostenrijk, Finland) verwerd Eurovisie 2020 tot een clip-vergelijking. Daar organiseerde de eigen omroep tóch een verkiezing. Misschien begrijpelijk (een festival zonder het woord ‘points’ voelt verdrietig), maar ook nogal mank. Eurovisie is live optreden, is het leggen van je stem op een bed van gejuich, is de spanning in je lijf wegpersen en omvormen tot overtuiging.
PS: Voor wat het waard is: in de meeste landen won IJsland.

Triest
Johnny Logan verwoordde aan het begin van de avond de moedeloze gevoelens: ‘We zijn allemaal een beetje bang voor hoe het verder moet. Maar we hebben geen keuze. This is just another year. It’s gonna be a difficult one. Be kind to each other.’ Hij voegde aan zijn winnende lied van 1980, What’s another year, zelfs een extra zin toe:
‘Time keeps moving by so slowly.’
Daar paste ook de confronterende introfilm van de avond bij, waarin alle lege straten van alle lege Europese steden werden getoond (links). Of anders de beelden van de zorgmedewerkers, te zien bij de hommage die de akoestische versie van Heroes, vanuit Måns Zelmerlöws achtertuin was.
Zijn toespraakje eindigde overigens hoopvoller: ‘I’m sure this will blow over in no time.’

Bemoediging (1)
Dat was welkom – al is Zelmerlöw natuurlijk geen pandemiedeskundige. Want behalve vaststellen dat we allemaal dezelfde c-weken meemaken, moest de avond, omdat Eurovisie altijd de leverancier van ontsnappingsroutes is geweest, ook bemoedigen. Dat gebeurde op meerdere manieren. Heel mooi was de rondgang langs bijzondere gebouwen uit alle deelnemende landen, die een voor een oplichtten op muziek van – jawel! – een orkest. Eindelijk weer strijk- en blaasinstrumenten die we ook echt bestreken en aangeblazen zagen (in dit geval van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, zie rechts, een hoogtepunt).

Bemoediging (2)
Ook een hoogtepunt: Björn Ulvaeus van ABBA. Hij sprak – als onze gezamenlijke Eurovisiegrootvader – prachtige woorden (links). Hij begon persoonlijk, met een terugblik naar 1974, aan de hand van een uitspraak van zijn zevenjarige kleinzoon die niet kon geloven dat zijn opa een popster was. Ulvaeus duidde daarna in drie uitspraken waarom het Songfestival van belang is.
Het is (één) een geweldige springplank voor muzikanten.
Het is (twee) een vlucht uit de werkelijkheid omdat het elk jaar weer een van de meest vreugdevolle momenten op televisie brengt.
En (drie) het is ‘hartverwarmend Europees’.
Om daarna af te sluiten met een uitspraak die samenvatting, zegen en wens ineen was: ‘Long live the Eurovision Song Contest’.

Muziek
En dan was er de muziek. Hoogtepunt was natuurlijk de gezamenlijke uitvoering van Love shine a light (winnaar 1997) door alle 2020-artiesten. Nou ja, alle: de Belgische band Hooverphonic ontbrak, omdat hun voorman het een slecht nummer vindt (wat hem veel internetkritiek opleverde).
Maar eerder in het programma was er Ein Bisschen Frieden. Dat winnende liedje uit 1982 werd uitgevoerd door Michael Schulte (Duitsland 2018) en Ilse DeLange (Nederland 2014, met The Common Linnets). Ze brachten een naakte country-versie, compleet met steelguitar, die alle haast, die de show óók had, deed vervagen. En dan traden ze ook nog eens op in het Haagse Vredespaleis. Juist idee, juiste plek, juiste artiesten, juist lied.

Deelnemers
We zagen ook alle inzendingen van dit jaar. Dat kon niet anders dan dringen worden: eenenveertig liedjes, met voor elk een introfilmpje, een halve minuut muziek en een praatje. Het was goed dat ze allemaal aandacht kregen, heel veel anders had het niet gekund, maar het raasde en racete.
De artiesten die naar verwacht hoog waren geëindigd bleken trouwens gek genoeg ook degenen die sprekend indruk maakten:
Jeangu met een gloeiende warmte in zijn stem,
de zanger van de Litouwse groep The Roop die riep: ‘Onderschat jezelf niet zo!’,
de Zweedse Mama’s die hun song omvormden tot een driestemmig ‘Wash your hands’,
de Russen van Little Big die benoemden dat ‘het concept van nationaliteiten ingehaald wordt door het concept van menszijn’,
de IJslander Daði Freyr, die in close harmony met vijf keer zichzelf een gráppig praatje hield, maar wel eindigde met ‘Jullie zijn prachtig, vergeet dat niet’,

en dan de man die in moreel-emotioneel opzicht de meeste indruk maakte: Diodato.

Diodato
Zijn Fai rumore werd in de eerste weken van de Italiaanse COVID-marteling een balkonlied. Hij vertelde daarover aan presentatrice Chantal Janzen: ‘Toen ik het schreef dacht ik aan mijn eigen gevoelens. Ik wilde de muren van stilte doorbreken. En dat was precies wat daarna de mensen op de balkons deden. Het zorgde voor een van de sterkste emoties van mijn leven.’
Hij benoemde vervolgens de kansen die deze tijden leveren, en zong ter illustratie een heel mooie versie van een ultiem vrijheidslied: Nel blu dipinto di blu (Volare, Italië 1958).
En na een stukje uit de live-uitvoering van zijn eigen Fai rumore, eenzaam, in een lege arena in Verona (links) konden we het ook niet helpen om te denken: als er wél een puntentelling zou zijn, dan had naast IJsland (vanwege vrolijkheid) zijn bijdrage (vanwege impact) de winnaar kunnen zijn.

Open
Uiteindelijk kon natuurlijk niet voorkomen worden dat de weemoed over de avond wolkte.
Dat bleek ook uit een tweet van de Kroatische deelnemer Damir Kedžo: ‘It’s actually super emotional to see yourself on Eurovision. I got teary-eyed. Wanted to go to Eurovision since I was 8.’
Of uit de tweet van kijker Sebastiaan Andeweg: ‘Eurovisie was een beetje als videobellen: heel fijn om iedereen weer te zien, maar na afloop opeens weer in een veel te lege kamer.’
En onze eigen designer Zeno zei: ‘We kunnen trots zijn dat Nederland dit zo heeft gedaan, maar wat vooral opviel: het gemis.’
Om dat laatste te stelpen konden de omroepen en de EBU niets anders doen dan de laatste clip van de avond instarten (rechts), waarin – schitterend vormgegeven – bekend werd gemaakt dat Rotterdam ook het festival in 2021 zal organiseren.

Wagentje
Het filmpje eindigde met de volgende troostende woorden, die niet alleen gelden voor het Songfestival, maar voor alle wankele maanden die ons te wachten staan:
Together we will get there, one way or another.
We will make it happen.
We will open up.
En daar reed aarzelend een nieuw wagentje voor, hoe onzeker ook, hoe gammel ook, maar wel met een vastberaden doel:
in 2021 opnieuw die hoge achtbaan op.