Eurostory? Dat is die site van die stukken over goeie teksten en smaakvolle songs.
Ja, maar soms even niet.
Ook wij hebben onze geheime liefdes – en in vier afleveringen tonen we jullie onze schaamrode wangen.
Vandaag: deel twee.


Bill van Dijk – Fantasy Island
voorronde Nederland 1982, artiest plek 1 van 3, lied plek 2 van 3.

Het is woensdag 24 februari 1982, ergens rond prime time televisie, en heel Nederland kijkt. Want in het circustheater in Scheveningen wordt een droom gecreëerd… ‘over een eiland met wuivende palmen, ver over zee.’

Dit is de eerste van de drie keer dat het lied Fantasie Eiland – ja, zo stond het op het scorebord – die avond te horen is. Daarna volgen nog The Millionaires met een poprockversie en Bonnie St. Claire met een discoknaller. Maar Bill van Dijk mag dus als eerste, en als succesvol musicalartiest heeft hij iets theatraals in gedachten.

Het optreden begint met de achtergrondzangeressen. Ze zitten nu nog gehurkt op de grond, maar tijdens de dromerige harpintro komen ze langzaam overeind. En zodra ze staan zijn zij de wuivende palmen. (Ze beginnen ook echt met hun armen te wuiven.) De lampen beginnen fel te schijnen, de zon is opgekomen, en we zijn er! Met minieme middelen steekt Fantasy Island nu als een paradijselijke berg boven de zee uit.

‘Faaaaantasy! Faaaaantasy!’ zingen de zangeressen.

In karatestijl rolt Bill van Dijk het eiland op, waarna hij de laatste twee regels van de intro meezingt. ‘Faaaaantasy! Faaaaantasy!’

En dan zitten we in het refrein, met die ontzettend pakkende melodielijn, ons enige houvast, onze rots in de branding (met uitzicht op het eiland), want daarna vliegt het muzikale arrangement werkelijk alle kanten op. Het is een knotsgekke alles-uit-de-kast-versie, maar daar wordt het ijzersterke nummer niet minder om. Velen zullen zich het boe-geroep vanuit de zaal nog herinneren toen het liedje Jij en ik, volledig tegen de wens van het publiek in – ach nee, laten we het daar niet meer over hebben.


Assol – Save it
voorronde Oekraïne 2020, eerste halve finale, plek 8 van 8.

Zangeres Assol zingt hier over al het menselijk handelen dat de aarde om zeep helpt. We voeren wel oorlogen met elkaar, maar we doen niks om de aarde te redden. De boodschap: laten we lief zijn voor elkaar en voor de aarde.

De tekst neigt op sommige momenten naar ‘love love peace peace’. (Mocht je de verwijzing niet meteen vatten, klik dan op deze link.)

Een voorbeeld. Ze zingt:

No money can make you feel alright
when some children cry.

Zou iemand die de loterij wint daar een boodschap aan hebben?
En hier staat een kleine Engelse hapering:

Just make love, ’cause we’re all the same,
we’re gonna save it.

Bedoelt ze: ‘Heb elkaar lief?’ Of ‘Doe het gewoon met elkaar?’

Ook staat er in het refrein een rare zin:

Have no time to understand,
don’t be a part of somebody’s plan

‘Have no time to understand’. Hmm. Zou de ‘I’ of de ‘We’ bewust weggelaten zijn om het ritme vloeiender te laten lopen?

De tekst roept dus wat vragen op. Maar de beelden en de muziek vertellen hier het echte verhaal. We beginnen het lied met een ontzettend pakkend elektronisch brass-motiefje dat in het hele nummer te horen blijft, en visueel zweven we tussen de neonborden. Of je nu naar voren, naar achteren of naar boven beweegt, overal word je omringd door neon. En we maken één rush naar voren, we verlaten de verstikkende stad, en daar in de verte – op een groot podium, met een witte jurk die fladdert in de wind – staat Assol. Dit contrast in het beeld, tussen de verstikking en de uitgestrektheid, tussen de dichte neon en de wapperende jurk, vind ik ontzettend treffend en iconisch. Assol zingt dit lied naar de stad toe, zij is het orakel dat ons waarschuwt maar ook hoop geeft. Want: ‘We’re gonna, we’re gonna, we’re gonna save it.’


Elin & The Woods – First step in faith
voorronde Noorwegen 2017, plek 3 van 10.

Oké. Nu komt mijn meest twijfelachtige Sorry not Sorry-entry. Deze compositie van Elin Kåven en Robin Lynch is er een die hier misschien wel helemaal niet thuishoort, en misschien moet ik me juist daarom wel schamen. (Jawel, ik heb nu het dubbele schaamrood op m’n kaken staan.) Want eigenlijk is dit lied geniaal, maar toen ik het hoorde tijdens MGP, de Noorse voorronde, zei iets in mij zei dat ik het niet leuk mocht vinden. Misschien lag het aan de klederdracht, die ik afdeed als ‘kostuums’. Waarschijnlijk deed het gewei op Elin’s hoofd mij denken aan een verkleedpartij, of misschien klonk het gezang van het groepje mannen vlak voor het laatste refrein te grappig om serieus te nemen.

Wat ik toen niet doorhad, is dat ik keek naar een stukje Noord-Noorse cultuur. Elin praktiseert hier het ‘joiken’, een eeuwenoude traditionele zang van de Samen, een zangstijl die heel lang (tot in de vorige eeuw) verboden is geweest in Noorwegen vanwege de religieuze betekenis voor het Samische volk.

Joiken is een muzikale uiting zonder vaste vorm. De persoon en de plaats en de tijd bepalen hoe het klinkt, en daarom klinkt het nooit hetzelfde.

Eigenlijk gebeurt er dus iets heel moois wanneer producer Robin Lynch er een beat onder knalt en de joik in een westers vormpje giet van couplet-refrein-couplet-refrein. Het is de ultieme acceptatie en etalering van de Samische cultuur, en het is een formule die twee jaar later wordt herhaald door KEiiNO, het trio dat zesde wordt op het Songfestival.

De tekst in het refrein betekent overigens niets concreets. Het zijn basale klanken die de mystieke sfeer oproepen van het menszijn in verbondenheid met de natuur. Misschien had Elin een andere keer wel iets heel anders gezongen. En die vluchtigheid is misleidend, want het ongelofelijke catchy refrein beitelt zich een weg naar je trommelvlies.

Dus als je toch onverhoopt besluit om het refrein mee te zingen, staat het hier toch, zwart op wit.

Te jo ojo ojo áh,
tejono ojo áh,
tejono ojo ojo o jojo jo áh,
heiono ojo áh, heiono ojo áh,
tejono ojo ojo o jojoooo.


Redel – Tartu
voorronde Estland 2021, plek 9 van 12.

Kristjan Oden en Indrek Vaheoja vormen het duo Redel, wat Ests is voor ‘ladder’, en ze doen hun naam eer aan, want er staat bij hun performance een ladder op het podium. Ze maken rare mondgeluiden, klimmen de ladder op, steken vuurwerk af en springen weg, waarna ze blijven zweven boven het podium. Moeten we hier meer achter zoeken? Misschien krijgen we een antwoord op die vraag als we gaan kijken naar een ander component van het lied: de tekst.

De tekst is een opsomming van Estse steden, en deze steden hebben allemaal twee dingen gemeen: ze zijn klein en ze zijn gemaakt van hout. Maar daar blijft het niet bij. Want er zijn twee stadjes die in het lied extra worden uitgelicht: Tartu en Viljandi.

Põlva, Rapla, Tallinn, Viljandi, allemaal houten stadjes, maar de meest houten stad, de hoofdstad van de lucifers, de enige échte turbo-houten stad waarvan je een splinter in je bil krijgt, is toch echt Viljandi.

En Tartu dan? De stad die de titel van het lied heeft gekregen. Wat is daar dan mee? Nou, dat gaat Redel je vertellen, dat zit als volgt, Tartu is namelijk… ‘klein en van hout, net als Viljandi.’ Aha.

Wel is er één aanknopingspunt te vinden. Beide jongens hebben namelijk een link met Tartu. Kristjan komt uit Tartu en Indrek heeft er gestudeerd aan de universiteit. En wat betreft Viljandi? Daar gaan in de nabije toekomst goede dingen gebeuren, zeggen ze in een interview.

Zie dit lied als een geografische reis door Estland en omarm daarbij de willekeur. ‘En we hopen dat de mensen uit plaatsten die niet genoemd zijn in Tartu ook op ons stemmen.’

Overigens is het niet de eerste keer dat ze meedoen aan Eesti Laul, zoals de Estse voorronde heet. In 2013 deden ze ook al een gooi, deze keer als onderdeel van de band Winny Puhh. Zie hier de clip (inclusief op de kop hangend drumstel). Beide inzendingen zijn zó eigenaardig dat je er niet tegen kunt zijn.


Mikael Saari – On it goes
voorronde Finland 2016, plek 2 van 9.

Mikael Saari is een veelzijdig man. Hij is singer-songwriter en hij is ook acteur, en beide disciplines komen samen in dit lied, en vooral in zijn performance ervan.

Het liedje eerst. Muzikaal gezien is dit nummer één grote wisseltruc van toonsoorten. Het is modulatie op modulatie op modulatie, het gaat maar door, het gaat maar door and on it goes and on it goes.

Maar eigenlijk past deze vorm heel goed bij de tekst. Want Mikael Saari beschrijft hier in drie minuten alle emoties die je voelt als je geliefde je plots verlaat.

Hij begint met acceptatie, of eigenlijk berusting: ‘Pak wat van jou is en laat mij m’n hoofd legen.’ Daarna komt de nieuwe hoop, want er is een nieuwe liefde. ‘Misschien ga ik meer houden van haar dan van jou.’

Hij springt van gedachte naar gedachte, soms is er hoop, soms is er verdriet, en elke keer is er een modulatie. Saari schakelt tussen emoties zoals een acteur dat doet op het toneel. En zijn performance in de nationale finale bevestigt dat. Want hij heeft een tegenspeelster, en samen zijn zij verwikkeld in een dans van aantrekken en afstoten.

Even later komt de woede en de beschuldiging: ‘Hoe diep zijn de geheimen die je voor me houdt?!’ En daarna de paniek, verwoord in goedbedoelde theatertaal: ‘Neem mijn bloedende hart en maak het zwart van schaamte! Sla mij neer van mijn troon!’ Het hek is van de dam, en dan komt in het vierde bedrijf (de climax) de geweldige pijnkreet: ‘ALS IK GISTEREN TOCH TERUG KON DRAAIEN!’

En dan… de verstilling.

‘Ik zou het doen als het kon, maar ik kan het niet.’

En de afwikkeling. En het besef dat hij verder moet, desnoods met een ‘fake smile’.

Het is een ingewikkelde spanningsboog in drie minuten. Het is gedurfd en ambitieus, en dat maakt het voor mij een zeer memorabel optreden.

Overigens: ook na het bovengenoemde besef komt weer de twijfel. ‘Want misschien ga ik meer houden van haar dan van jou’, maar misschien ook niet. ‘Misschien ga ik wel wensen dat zij jou was.’

And on it goes.