Eurostory? Dat is die site van die stukken over goeie teksten en smaakvolle songs.
Ja, maar soms even niet.
Ook wij hebben onze geheime liefdes – en in vier afleveringen tonen we jullie onze schaamrode wangen.
Vandaag: deel drie.


 

Freddy Kalas – Feel da rush
voorronde Noorwegen 2016, plek 2 van 10.

Toen de naam van Freddy Kalas eind januari 2016 op het Noorse wedstrijdformulier prijkte, werd er gegniffeld. Freddy is namelijk een fenomeen. Want als je ooit eens aan de voet van een Noorse piste hebt gestaan, met uitzicht op een ober die zich met een dienblad vol Jägerbombetjes een weg door de après-ski baant, dan kan Freddy je niet zijn ontgaan. Freddy is namelijk de koning van het Noorse winternachtleven.

Ooit schreef Freddy een liedje met een Gebroeders Ko-achtige openingszin: over een indrukwekkende berg die hoog boven de vallei uittorent en een kreet van vreugde slaakt. Want de berg ziet, net als wij, dat iedereen staat te hossen op muziek die je normaal nooit luistert. En Freddy? Die roept op tot een bachanaal. Waar je je ook bevindt – Trysil, Hafjell of Hemsedal – verwijder die kroonkurk met je tanden, en ga ervoor.

Des te opvallender dat Freddy in zijn Eurovisiepoging zijn skipak aan de wilgen hangt en verruilt voor een wit katoenen overhemd en een kralenketting van polymeerklei. Plots omarmt Freddy de azuurblauwe wateren van de Caribische Zee en zingt hij: ‘Ik heb een geheimpje, en ik weet niet of ik het kan bewaren.’ Om zich vervolgens op een veel te kleine BMX richting Jamaica Bay te begeven. Goed, dat is de videoclip in een notendop; het liveoptreden is minstens zo spectaculair. Want zie die Hawaiikransen eens deinen op de maat van de muziek – en het goud op het WK luchttrommelen ging dat jaar ongetwijfeld naar Noorwegen. En hoewel niemand dacht dat Freddy serieus naar het Songfestival zou gaan, toonde hij zich een krokodil die in de luwte lag te wachten. Hij hapte toe, en werd tweede.


 

Adelén – Bombo
voorronde Noorwegen 2013, plek 2 van 10.

En we blijven nog even in Noorwegen, het land waar de zon allesbehalve overvloedig schijnt. Het is daarom des te opvallender dat de Noorse voorronde een paar jaar eerder, in 2013, eveneens een exotische runner-up kent: Adelén met Bombo. De hitte, het zweten, de plakkerigheid – zijn dit voor de Noren schijnbegrippen die men enkel kan benaderen via liedjes als Feel da rush en Bombo? Of bestaat die Noorse hunkering naar zand tussen de tenen enkel in mijn hoofd?

In ieder geval zingt Adelén over de zomerhitte die sluimerende gevoelens van lust aanwakkert. Dit alles ontspoort uiteindelijk op dusdanige wijze dat Adelen en haar liefje nog maar nauwelijks oog hebben voor de kronkelende golfribbels, de gelige schuimlaag die aanspoelt en de zon die zilveren plekken op het water achterlaat. Nee, Adelén en haar liefje hebben enkel nog oog voor elkaar. Ze zingt dan ook:

Ik weet dat je me wil vasthouden, jongen, vecht er niet tegen.
De nacht is nog jong, en jij voelt je zo goed.
Laten we dansen op het geluid van de bombo.
Dansen op het geluid van de bom-bom-bom-bom-bom-bom-bom-bom-bo.

Voor iedereen die muzikaal net zo beroerd onderlegd is als ik: de bombo is een verzamelnaam voor Zuid-Amerikaanse trommels. Zo is er een Argentijnse bombo waarvan het donkere geluid gebruikt werd om mensen in het Andesgebergte te waarschuwen voor de naderende vijand. En is er bijvoorbeeld een bombo, met een membraan van plastic, die vooral tijdens carnavals als blikvanger fungeert. Wat Adélen mij heeft gebracht? Een ongecompliceerde tekst op een ongecompliceerde beat, gebracht door een zangeres die even ongecompliceerd door het leven lijkt te gaan. En juist in een wereld vol ernst – een wereld waarin haat en liefde niet meer versmelten, maar lijnrecht tegenover elkaar staan – biedt een lied als Bombo uitkomst. Zet je gedachten stil, stop met denken en start met ervaren. Dat is precies wat Adélen in haar Bombo doet: leven in het hier en nu.


 

Scooter – Jigga Jigga!
voorronde Duitsland 2004, plek 2 van 10.

Soms loopt er een rechte lijn tussen enerzijds haters en anderzijds liefhebbers van een artiest. En is er nauwelijks sprake van een grijs gebied waarbinnen getwist kan worden. Zo’n artiest is de Duitse Scooter. Ooit meldde Scooter, die eigenlijk Hans Peter Geerdes heet, zich aan voor een rechtenstudie in Hannover. Maar na drie weken universiteit en een wat langer durende stage bij een groothandel voor tandtechnici, stuit hij op een advertentie die zijn gouden wikkel naar de wondere wereld van de muziek blijkt te zijn.

Hoewel het allemaal met een bedenkelijk newwavebandje begint (zie hier een optreden) ontdekt hij halverwege de jaren negentig een muzikale goudmijn: Scooter. Een act die meedeint op de golven van de housemuziek, en die illegale raves in verlaten loodsen inwisselt voor commerciële party’s met commerciële sounds. Scooter groeit uit tot de Duitse Mental Theo en grossiert in teksten als It’s not a bird, it’s not a plane. It must be Dave who’s on the train! en Respect to the man in the icecream van. Zet er een harde beat onder en het levert je een dampende tent vol aangeschoten pubers op.

En nog steeds, twee decennia later, is Scooter een icoon. Zo is hij meer dan vijf miljoen euro waard, rijdt hij door Duitsland in een Jaguar E-Type en is hij zijn hoogblonde haren nog niet verloren. Vice schreef ooit eens – terecht: ‘Ik durf te stellen dat Hans Peter Geerdes de meest iconische persoon in de hele dance-scene is. De enige mensen die in de buurt komen, zijn die gast van de Prodigy (veel minder knap), Armin van Buuren (heeft minder edge) en Basshunter (draagt minder make-up). Serieus, ik daag je uit om iemand te bedenken die sicker is dan Hans Peter Geerdes. Lukt niet? Dat klopt. Het is een wonderbaarlijk figuur. De volmaakte man. Zelfs als hij reclame maakt voor MediaMarkt is hij nog cool.’

En toch, ondanks al dat succes, blijft die lijn – de rechte lijn tussen huiveraars en heldenvereerders – Scooter parten spelen. Scooter zingt er in Jigga Jigga! – het liedje waarmee hij in 2004 aan de Duitse voorronde meedoet – het volgende over: ‘If you love me or you hate me… I don’t give a damn!’ Toch moet het voor Hans Peter slikken zijn geweest: dat je je land wil vertegenwoordigen en in de superfinale zó massaal weggestemd wordt (8 procent voor Scooter, 92 voor Max). Daarom nog één keer zijn poging tot Eurovisie.


 

Akcent – Jokero
voorronde Roemenië 2006, plek 2 van 11.

Sommige Eurovisievoorrondeliedjes vormen een universum op zich. Neem bijvoorbeeld Jokero van de Roemeense band Akcent. Het universum van Jokero wordt gevormd door strakblauwe luchten en wuivende palmen. Het kleine zuchtje wind, dat af en toe voor verkoeling zorgt, is nauwelijks waarneembaar. En in de verte galmt iets van een beat. Een monotoon ritme dat zich, zo nu en dan, een weg baant door de betonnen bouwsels die de boulevard bezetten.

Jokero ademt zomer, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de Roemeense runner-up van 2006 een grote hit wordt. Niet alleen in Nederland, maar ook in landen als Turkije, Bulgarije, Rusland en Zweden. Maar waarom slaagden de mannen van Akcent er niet in om tot het Songfestival te komen? Had Akcent niet alle troeven in handen? Een jaar eerder scoorden de Roemeense discoboys namelijk nog een grote hit met Kylie – een weinig subtiele ode aan Kylie Monigue. Een liedje dat start met lieflijke zinnetjes – Baby, you’re the one that melt my heart. I swear I’m not lying – en de uitnodiging om samen een dansje te wagen. Maar een onschuldig dansje is voor de mannen van Akcent al gauw niet meer interessant. In plaats daarvan krijgt de luisteraar een vrouwonvriendelijke, #MeToo-achtige, tekst gepresenteerd: … but I rather nail you in the backseat of my car. Blijkbaar kon dat gewoon, vijftien jaar geleden.

Met Jokero lijkt Akcent deze formule te herhalen. Opnieuw een tekst over dansmoves en vrouwelijk schoon:

Softly she whispers a slow melody,
a moment ago she was dancing with me.
All I want is a kiss or two.
Oh baby, don’t go, I’m in love with you.

Toch denk ik dat dat alles weinig invloed heeft gehad op die tweede plek van Akcent. Het zilver is eerder te verklaren door 1) het ronduit zwakke liveoptreden en 2) Edward Maya. Juist ja, je leest het goed: Edward Maya. De man wiens Stereo love een half miljard keer bekeken is op YouTube. In 2006 schreef Maya Tornerò – het liedje dat wél voor Roemenië ging en uiteindelijk vierde werd. En toch… tóch… ik durf het bijna niet te schrijven… genoot ik van Jokero. Omdat het zo weinig om het lijf heeft.


 

Ace Wilder – Busy doin’ nothin’
voorronde Zweden 2014, plek 2 van 10.

En tot slot Ace Wilder, die met haar Busy doin’ nothin’ afrekent met het dwingende karakter van het moderne bestaan. Want – lijkt Ace te willen zeggen – gejaagdheid, onrust of zelfs stress: het zijn woorden die ons verstikken. Door al dat haastige gedoe leef je niet meer in het moment en raak je van jezelf verwijderd. Je voelt je niet alleen minder verbonden met jezelf, maar ook met de wereld om je heen. Ace pleit dan ook voor luiheid en zingt: ‘Terwijl jij werkt, leef ik het leven.’ En: ‘Ik heb het druk, druk, druk met helemaal niets doen.’

Het is een vrolijke middelvinger naar de westerse wereld en hoe al die landen hun maatschappij hebben ingericht. Accentueer de gelukkige momenten en gooi vooral zo min mogelijk van je leventje weg. Maar los van dat alles is Busy doin’ nothin’ voor mij vooral een herinnering aan de zomer van 2014. De zomer waarin vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne uit de lucht geschoten werd. De zomer waarin een zwarte streep van lijkwagens over de nagenoeg lege snelwegen trok. De zomer waarin festivals plaatsmaakten voor herdenkingsdiensten. Al het individuele verdriet mondde uit in collectieve rouw. En Busy doin’ nothin’ werd voor mij een vlucht. Een vlucht uit de werkelijkheid. Een tijdelijk ticket naar een – op het oog – zorgeloos bestaan.