Elk jaar weer klapwiekt het songfestival Europa in. We bejuichen of betreuren punten, bejuichen of betreuren liedjes, bejuichen of betreuren de blik-van-die-ene-zanger-in-de-camera-net-op-dat-ene-moment. Wij van Eurostory bespreken, op zoek naar de lichtvoetige kant van het festival, een paar van de meest komische bijdragen van de afgelopen jaren. Hier is deel twee van Hoe Het Festival Geestig Was En Waarom.


Israël 2015

Nadav Guedj – Golden Boy, 9de plek.
Tekst: Doron Medalie

Aan het eind van de conference bij zijn laatste Correspondent’s Dinner nam oud-president Obama afscheid met een mic drop. Hij zei: ‘Obama out’, legde twee vingers tegen zijn lippen en liet de microfoon demonstratief op de grond vallen. Een onverwachte (nou ja, ook weer niet zo onverwachte, Bernie Sanders deed het twee weken daarvoor al) manier van afsluiten.

Hoe sluiten Eurovisieliedjes af? Meestal met een lange noot, een hoge noot, een trompetstoot, een vuurwerkontploffinkje, een laatste drumslag of een veelbetekenend woord (zoals in het liedje van Frans uit Zweden uit 2016, zijn eindwoord is een hoofdschuddend ‘no’). Origineel was het einde van Ding-a-dong van ons eigen 1975-Teach-In: er werd een klein klokje kapotgeslagen. Nog origineler was Kojo, voor Finland, in 1982: hij eindigde zijn lied met een snurk.
Maar het mooist zijn toch de aangekondigde eindes.

Daar zijn er twee van. De eerste is van de Oekraïense comedian Verka Serduchka in 2007. Hij (zij) eindigde zijn (haar) lied Dancing Lasha Tumbai met een dansmove, voorafgegaan door deze woorden: ‘Okay, happy end’. Je moest goed opletten om dat te verstaan, want door de niet-heel precieze uitspraak van het Engels van Serduchka ging de grap een beetje verloren.
Gelukkig was daar Nadav uit Israël in 2015: de jongen die een beetje op je lievelingsneef leek. Een beetje gek, maar vooral heel aardig. En heel geestig. Hij danste (en zweette) en zuchtte (en zweette) over dat hij weer eens een keer gedumpt was – maar hé, hij is een ‘golden boy’, hij is de ‘king of fun’. En dus is het allemaal zo erg niet. Want ‘before I leave, let me show you Tel Aviv’. Hij heeft grootse plannen vanavond. Maar eerst moet hij zijn liedje nog afsluiten, en dat doet hij zo: ‘Okay. We gotta go. Three minutes… Bye bye!’
Met twee knipogen.
Daarmee deed hij iets unieks: verwijzen naar een van de Eurovisieregels. En dan gedag zeggen, op het eind van een song.
Hij byebyede zich er regelrecht de top tien mee in.
Lievelingsneef out.


Luxemburg 1977

Anne Marie B. – Frère Jacques, 16de plek.
Tekst: Pierre Cour/Guy Béart.

In Nederland zingen we Vader Jakob, een kinderliedje over een slapende abt. Die maar niet wakker wil worden, ook al luiden alle klokken. Bim bam bom. In het Engels en het Frans gaat het lied echter niet over een abt, maar over een monnik. Brother John, Frère Jacques: Broeder Jakob dus.
Archetypisch denken we bij zo’n monnikenbroeder aan een stoffig type, met een raar haarkransje onderlangs zijn schedel. Maar dat die Jacques net zo goed een jonge posterhunk kan zijn vermoedden we pas toen Anne Marie B. (eigenlijk: Besse) op het songfestival van 1977 aantrad, voor Luxemburg. Met een tekst van, alweer, Pierre Cour, die ook het krankzinnig-surrealistische Pomme pomme pomme schreef (zie de vorige aflevering van deze rubriek).

Het lied is – ook muzikaal – een verbastering van het bekende kinderliedje. Het begint vertrouwd: ‘Frère Jacques, dormez-vous? Frère Jacques, réveille-toi’. Broeder Jakob, slaapt gij nog? Broeder Jakob, word toch wakker.
Maar het is ook een voortzetting van de zuchtliedjes die, met name in Frankrijk, in de jaren zestig en zeventig populair waren, in navolging van Je t’aime… moi non plus van Serge Gainsbourg en Jane Birkin. De erotische component van Frère Jacques blijkt uit minstens drie onderdelen:
a) Anne Marie B. zingt ‘Je ne suis plus une enfant, tu sais. Il a grandi mon corsage.’ Ik ben geen kind meer, moet je weten, mijn lichaam is gegroeid. En: ‘Dans mes rêves tu m’enlèves.’ In mijn dromen neem jij me met je mee.
b) In de bridge van het lied begint ze diep te zuchten en omarmt ze zichzelf (de monnik is nog altijd onbereikbaar).
c) Het lied besluit met: ‘Frère Jacques, réveille-toi – et viens dormir avec moi.’ Broeder Jakob, word wakker. En kom dan hier slapen. Met mij.
Hoe duidelijk willen we het?

Maar wacht – hoe duidelijk ís het eigenlijk? Want in de eerste zin van het eerste couplet staat: ‘Tu aurais bien mieux à faire que de jouer au grand frère.’ Je zou wel wat beters kunnen doen dan mijn grote broer spelen.
Haar grote broer? Nee – het zal toch niet? Is dit een incestliedje? Dan was het songfestival in de jaren zeventig héél veel brutaler dan dat het nu is.
Even verderop staat ook nog: ‘Et j’enrage d’être sage quand tes amis veulent m’embrasser.’ Ik kan me bijna niet inhouden als je vrienden me willen zoenen.
Zijn dat de vrienden van haar grote broer, die dat kleine zusje wel zien zitten?

Helemaal opgehelderd wordt dit niet, maar uit de volgende zinnen kunnen we afleiden dat het waarschijnlijk toch echt om een Zac-Efron-van-een-monnik gaat: ‘Sans toi, je me ferais nonne. J’entends les cloches qui sonnent.’ Zonder jou word ik non, ik hoor de klokken al luiden!
Dus toch een kloostersetting. Misschien is ze wel een dienstmeisje dat af en toe een klusje bij de broeders op moet knappen. Of het dochtertje van een dorre dame die op bezoek gaat bij de abt en dan haar tiener door de gangen laat zwerven?

Goed, als we het raadsel van wie er precies aanbeden wordt (echte broer of godsbroer) even parkeren, valt er nog één gedeelte van het lied te bespreken. De opsomming van die vrienden, bij wie Anne Marie zich moet inhouden. Ze dist ze namelijk een voor een – here we go:

Peter – j’ai peur (Peter – ben ik bang voor)
Harry – j’en ris (Harry – kan ik alleen maar om lachen)
Pablo, Tino, Pedro – zéro (Pablo, Tino, Pedro – niks waard. Anne Marie maakt een nul-gebaar met duim en wijsvinger, ze zal toch geen centimeters bedoelen? Nee, nee, vast niet)
Simon – oh non (Simon – o nee)
William – le drame (William – drama)
Je crie, je mords, et toi tu dors (Ik schreeuw, ik bijt, en jij slaapt maar)
Harold me frôle (Harold wrijft zich de hele tijd tegen me aan)
et Pierre me serre (Pierre omhelst me veel te stevig)
Eric, Patrick – c’est la panique (Eric, Patrick – paniek)

En dan, tot besluit, kreunt ze het nog één keer uit: ‘Frère Jacques, sauve-moi’ (Red me, Broeder Jakob!).
Goed. Ik kies voor de veilige weg en ga er toch maar vanuit dat J. een monnik is, maar na deze opsomming is ons iets heel anders gaan dagen: dit is geen ero-liedje, dit is een griezelfilm. Dit is Fatal Attraction. Dit is Misery. Want Anne Marie staat inmiddels over de arme Jacques heen gebogen, met haar neus op twee centimeter van zijn neus. Hij ligt verstard in zijn planken kloosterbedje en weet dat hij geen kant meer op kan: ze heeft zich helemaal niet ingehouden, nee, ze heeft al zijn broeders al afgewerkt, nu moet hij eraan geloven.
Hoed je, Jakob. Blijf in godsnaam doen alsof je slaapt. Eleven men down, en raad eens wie er aan de beurt is? Here comes Annyyyy!


Nederland 1959

Teddy Scholten, Een beetje, 1ste plek.
Tekst: Willy van Hemert.

Wat is eigenlijk het meest humorvolle Nederlandse lied?
Genomineerd:

Colorado,1979, en dan met name de versie met Nederlandse tekst, van Gerard Cox (er bestaat ook een Engelse, maar die is beduidend minder jolig):
‘Ohoho Colorado, over de zee naar Colorado. We kopen snel een tweedehands paard. Samen heel de dag in het zadel – denk aan de benzine die je spaart.’

Ik ben verliefd (Sha-la-lie), 2010:
‘Ik ben vergeten waar ik dit liedje heb gehoord, in de zomerzon. Ik geloof dat het toen daar met jou op het strand was in Lissabon. Of was het daar toen in Parijs achter een coupe vers mokkaijs?’
De grappige tegenstelling in de eerste zin! Dat mokkaijs in de laatste!

Ex equo:
Fernando & Filipo, 1966:
‘Tong-ki tong ti-ki kong-kong-kong. Ri-ki kong-kong-kong ti-ki kong-kong. Ri kong-kong ti-ki kong-kong-kong. Ti-ki kong-kong-kong.’
Ring-dinge-ding, 1967:
‘Dit was een ring-dinge-dinge-ding, ring-dinge-dinge-ding, ring-dinge-dinge-ding, ringe-ding dag. Ring-dinge-dinge-ding, ring-dinge-dinge-ding, ring-dinge-dinge-ding dag.’
Letterlijke quotes. Beide teksten werden geschreven door Gerrit den Braber.

Maar nee, geen van deze nominaties gaat het halen, en zinnen als ‘Als je mij dan vraagt: “Is dat afgezaagd?” Dan zeg ik ja, maar ik zaag toch nog even door.’ (1960) en ‘Elke nieuwe appelboom die wordt geboren heeft van nature niet de oren om te horen.’ (1994) redden het ook niet.
Want het grappigste lied dat Nederland ooit inzond was het winnende van 1959, met een tekst van Willy van Hemert. Teddy Scholten zong het.

We citeren hier eerst het begin van Een beetje:
‘Ik wou dat je hart een kast was met een deurtje.
En dat ik kon kijken in het interieurtje.
Dan moest je oprecht zijn. Goed of slecht – maar écht zijn,
en dan zei je al gauw, als ik vroeg: “Ben je trouw?”’

Dat rijm met deurtje/interieurtje is kittig, maar vooral, aan het eind van dit couplet: die cliffhanger! ‘Ben je trouw?’ wordt er gevraagd. En hoe slim is de tekstschrijver. Het begin van het refrein geeft daar namelijk antwoord op: ‘Een beetje – verliefd is iedereen weleens, dat weet je. Je wilt verstandig zijn, maar dat vergeet je.’

Na wat fantaseren over een romance-achtig gedoetje volgt dan de volgende stap: introspectie bij de zangeres.
‘Maar toch ben ik blij dat mijn hart ook geen deur heeft.
Want je weet nooit wat daar in het interieur leeft.
Wel wil ik beloven, als we ons verloven,
en je vraagt: “Ben je trouw?”, zeg ik nooit tegen jou…’

Dan, mensen, verwachten we opnieuw het refrein. Dat dus begint met ‘Een beetje’. Want, en dit is belangrijk, Teddy suggereert hier aan haar love-interest dat zij, als hij bij de verloving vraagt of ze trouw aan hem zal zijn, NIET zal zeggen: ‘Een beetje.’
Maar nu de crux: DAT ZINGT ZE VERVOLGENS NIET. Het orkest neemt het over en spéélt hier alleen de eenbeetje-melodie.

Maar we zijn er nog niet. Van Hemert sluit het lied af met een duizelingwekkend rijmfestijn:
‘Een beetje – verliefd was je wel meer, meneer, dat weet je. Je hart kwam wel eens meer op een ideetje. Dat speet je, maar ach weet je, soms vergeet je wel een beetje gauw je eedje van trouw.’

Lees ook hier weer goed wat er staat. Er is in het hele lied géén trouw beloofd. Sterker nog: de zangeres benadert het ‘verliefd-op-een-ander-probleem’ met een ‘ach, je weet het wel, maar het gebeurt gewoon tóch’. En haar eed is geen dure eed, het is een lief, klein, pulverig eedje, je vindt het bijna niet terug tussen de kussens van de bank.
Dus: hoe tongue-in-cheek is dat? Nederland won aan het eind van de brave jaren vijftig, in het vierde jaar dat het festival georganiseerd werd, met een draaikonterig, flirterig, doofpotterig, spelevarend, plagerig, flierefluitend lied dat het vreemdgaan promoot.
Hardcore.