Hij was verantwoordelijk voor misschien wel de meest spraakmakende Israëlische Songfestivalinzending aller tijden: Sameyakh. Een lied met een nogal suggestieve tekst (‘Ik wil het de hele dag met hem doen’) en een act (het wapperen met Syrische vlaggen) die bij menig Israëlisch televisiekijker het bloed onder de nagels vandaan haalde. Negentien jaar later is hij – Roy ‘Chicky’ Arad (1977) – een gevierd schrijver en succesvol dichter. Zijn The Israeli Dream werd uitgeroepen tot een van de beste Israëlische boeken van de 21ste eeuw en sinds kort maakt hij ook weer muziek. Hoe gaat het nu met Roy?

Je lijkt een ongelooflijk drukbezet man te zijn.
Ik heb het helemaal niet druk. In het Midden-Oosten lacht men je uit als je zegt dat je het druk hebt. Daarmee wek je de indruk dat je eigenlijk niet genoeg van het leven geniet. En ik geniet van mijn leven. Hoewel ik veel dingen doe, voelt het niet als werken. Sterker nog, je kunt mij minstens één keer per week op het strand vinden.

Laat ik het anders formuleren. Je werkt als zanger, scenarioschrijver, artiest en politiek activist. Welk beroep past het meest bij jou?
Ik voel me vooral een dichter, omdat ik me als dichter nooit opgesloten voel. Ik voel me zelfs een dichter als ik dans, muziek maak, en ga zo maar verder. En toch geloof ik niet dat er zoiets als poëzie bestaat. Of iets dat muziek heet. Naar mijn mening zijn alle vormen van kunst namelijk gelijk aan elkaar. Maar als je specifiek naar poëzie kijkt, kun je tóch een aantal kenmerken ontwaren: poëzie is allesbehalve efficiënt, niet kapitalistisch, en ook zeker niet liberaal. Eén van de redenen waarom ik mezelf dichter noem, is vanwege het feit dat het erg aandoenlijk klinkt om te zeggen: ‘Ik ben een dichter…’ Dat heeft er alles mee te maken dat een dichter nooit echt succesvol kan zijn. Een zangeres kan vreselijk succesvol zijn, hetzelfde geldt voor een filmmaker. Maar zelfs al ben je een beroemd dichter, dan nóg steeds voel je je een mislukking. Niemand kent je – je bent immers een dichter. En ga maar eens na, het is nog best wel lastig om een levende, succesvolle dichter uit een ander land te noemen. Van het schrijven van poëzie kun je trouwens nog niet eens een vierdehands auto kopen. Ben je een succesvol zanger, dan wordt alles opeens anders. Voor je het weet, kan je jezelf dan een gloednieuwe Ferrari veroorloven.

Hoe zou jij de term poëzie definiëren?
Poëzie gaat over tal van dingen. Mensen die zeggen dat poëzie over emoties gaat, hebben een ouderwetse kijk op poëzie. Ik hou van poëzie die niet over emoties gaat. Ik hou van poëzie die over politiek gaat, over objecten, over héél concrete dingen. Niet over afgezaagde termen als haat en liefde.

Je hebt acht boeken op je naam staan. Je hebt een stijl uitgevonden die je Kimo noemt en die wordt gedefinieerd als een Hebreeuwse bewerking van de Japanse Haiku: het bestaat uit drie regels van tien, zeven en zes lettergrepen.
Toen ik in 2000 met schrijven begon, schreef ik enkel gedichten die drie regels van tien, zeven en zes lettergrepen besloegen. Maar dat behoort nu tot het verleden. Ik ben klaar met die manier van schrijven. Als je iets een langere tijd doet, wordt het na een poosje saai. En dat was ook in het geval van Kimo zo. Je zou het kunnen vergelijken met PingPong: het was iets voor een tijdje. Als ik die gedichten nu teruglees, bekruipt mij overigens het gevoel dat ze door iemand anders zijn geschreven. En omdat ik het gevoel heb dat iemand anders ze heeft geschreven, voel ik mij stiekem een beetje trots. Het is grappig om zo op jezelf terug te kijken, vind je niet…?

Kun je met dezelfde afstand terugblikken op het Eurovisie Songfestival?
Ja, zeker. Toen we deelnamen aan het Eurovisie Songfestival waren wij er trouwens absoluut van overtuigd dat we zouden gaan winnen. We dachten dat we van vreugde zouden huilen, maar die bekende twaalf punten kwamen maar niet. Ze bleven uit. Hoewel niemand ook maar dacht dat wij in de buurt van een eindoverwinning zouden komen, geloofden wij er heilig in. Ik denk dat als je te veel wint in het leven, je een slecht mens wordt. Hoewel het ook wel weer sexy kan zijn om alsmaar te mislukken. Maar zelfs al waren we eerste geworden, dan heb ik nog steeds geen idee wat ervan ons terecht was gekomen. Hadden wij dan van land tot land gereisd? Misschien was ik dan wel nooit in de poëzie terecht gekomen, en had ik mijzelf verloren in de popindustrie. Ik vind het leuk om te falen, het verandert je leven. Als je een gevierd artiest bent, zullen mensen je altijd vertellen wat je moet doen. Je wordt dan een product. Dat kan best leuk zijn, voor een tijdje. Als je mislukt bent, zal je echter nooit een product zijn. Niemand wil immers een mislukt product kopen. Als je faalt, ben je een vrij man.

Er hing dus een positieve sfeer rond PingPong. Sommige leden van de band dachten zelfs aan een overwinning. Waar kwam dat gevoel vandaan?
Ik denk dat iedereen die deelneemt aan het Eurovisie Songfestival de verwachting koestert succesvol te worden. Wij vonden ons nummer Sameyakh geweldig en kregen zeer positieve reacties. We verbleven in Zweden waar veel mensen ons leuk vonden. Simpelweg vanwege het feit dat wij raar waren, héél raar. Het was ook de eerste keer dat de New Musical Express (NME) naar het Eurovisie Songfestival afreisde: een zeer gerenommeerd, prominent muziektijdschrift uit het Verenigd Koninkrijk dat al sinds 1952 wordt uitgegeven. Zij stuurden hun verslaggever, enkel en alleen, omdat wij meededen en anders waren. De meeste Eurovisieliederen uit die tijd klonken als standaardproducten en wij waren allesbehalve zo’n standaardproduct. Wij voelden ons als punkers…

Wiens idee was PingPong eigenlijk?
PingPong heb ik samen met mijn goede vriend Guy Assif bedacht. Eigenlijk hielden wij er al een punkband op na, maar we wilden iets anders. Iets met twee jongens en twee meisjes. We hadden een formatie in gedachten die aan ABBA moest denken. Met dat streven in ons achterhoofd produceerden wij een prachtig album, Between moral and fashion, met nummers als Burger ranch en I got a lover in Givati. Ik denk dat we tenminste vier jaar aan het album hebben gewerkt. Na al die inspanning is het natuurlijk hartstikke teleurstellend als geen enkele platenmaatschappij vertrouwen in je heeft. Ik denk dat de Israëlische muziekindustrie ons maar knettergek vond. Tegenwoordig is de Israëlische muziek veel meer pop. Maar in de jaren negentig werd er vooral naar verouderde rockmuziek geluisterd. Omdat niemand ons wilde, hebben we besloten één van de nummers van het album voor Eurovisie in te sturen.

De Israeli Broadcasting Authority koos dat jaar intern. Achter de schermen versloeg jullie lied Sameyakh maar liefst 83 andere potentiële inzendingen…
En tja… we hadden zeker niet ons beste nummer ingezonden. We kozen voor het nummer dat het dichtst bij die drie minuten kwam. Er stond één nummer op het album dat precies 2 minuten en 58 seconden duurde, en dat was Sameyakh. Niet veel later kregen we een telefoontje dat wij het waren geworden. Een platenmaatschappij was toen gek genoeg om ons in te lijven.

Het lied beschrijft een Israëlische vrouw die in een kibboets leeft en depressief lijkt te zijn. Ze houdt er een vurige affaire op na met een man uit Damascus, die in jullie videoclip te zien is met een keffiyeh op z’n hoofd: een traditioneel hoofddeksel dat voornamelijk door bedoeïenen wordt gedragen om hen te beschermen tegen kou, stof en zand. Daarnaast wordt er in de clip verwezen naar oorlogen en overstromingen. En dan is er ook nog eens een zangeres die in een komkommer zingt…
Sameyakh gaat over twee natuurlijke vijanden die van elkaar houden. Het gaat over het sluiten van vrede met je vijand. Met z’n vieren geloofden wij ongelooflijk sterk in die boodschap, maar het Israëlische publiek kon het – op de een of andere manier – maar slecht bolwerken. We droegen niets dan vrede uit, dachten dat we zouden gaan winnen, maar na het Eurovisie Songfestival bleek iedereen woedend te zijn. Op ons. Het hele land was woedend. Zó veel mensen gaven aan zich in hun eer aangetast te voelen. Ook verliezen is niet zo populair.

In de laatste seconden van het optreden toverden jullie een aantal Syrische vlaggen tevoorschijn. Had die collectieve woede daar soms iets mee te maken? Ik begreep dat de Israëlische omroepbaas bijvoorbeeld volledig uit z’n slof schoot, nietwaar?
Het echte verhaal is trouwens nét wat anders. Het gekke was dat die Syrische vlaggen al hartstikke duidelijk zichtbaar waren in onze videoclip: de videoclip die we naar de Israëlische omroep hadden gestuurd. Diezelfde videoclip was enkele weken vóór Eurovisie zelfs al op televisie uitgezonden. Sterker nog, het vlaggewapper was onderdeel van onze repetities. Maar toen, tijdens het Eurovisie Songfestival zelf, werd er opeens een heel groot ding van gemaakt. Ik geloof dat dat precies is wat de Israeli Broadcasting Authority voor ogen had. Heel simpel: een aantal mensen bij de omroep zat gewoon te loeren op een schandaal. Het was een omroep waarbij veel rechtse politici betrokken waren. En dit was voor hen dé manier om weer eens op televisie te mogen verschijnen. Iedereen wist van die Syrische vlaggen. Men wilde enkel publiciteit genereren, over nota bene onze ruggen. Opeens schilderden ze ons af als verraders, terwijl het vlaggewapper al lang en breed in die verdomde videoclip te zien was. En tijdens onze repetities. Iedereen wist dat we het zouden gaan doen. Dus wat was werkelijk het punt? Het was allemaal erg hypocriet. In Israël was iedereen overigens hartstikke blij toen de Duitse kandidaat van dit jaar met een Israëlische vlag zwaaide. Maar in ons geval was de wereld plotseling te klein. Het Songfestival werd na de Tweede Wereldoorlog bedacht door landen als Frankrijk en Duitsland, die kort ervoor nog tegen elkaar vochten. Wat wij daar deden was het Eurovisieverhaal vertellen: stop met elkaar als vijanden te beschouwen en sluit vrede door domme liedjes te zingen. En dan word je plotseling gezien als verrader. Ze hebben ons niet vermoord of zo. Ze hebben ons ook niet in de gevangenis gegooid. Maar toch voelt het erg naar om als verrader gezien te worden. Terwijl wij alleen maar over vrede zongen.

Terug naar het liedje Sameyakh. Het was niet de beste song van jullie album.
Er stonden nummers op ons album die veel interessanter waren. Voor mij is Sameyakh net als witte suiker. Als je er te veel van eet, is dat niet gezond. Ik hou van het lied, maar mijn voorkeur gaat eerder uit naar een aantal andere liedjes van dat album. Van die liedjes kan ik, zélfs na negentien jaar, nog enorm van genieten.

Welke plaats heeft Sameyakh in je leven ingenomen?
Sameyakh deed me beseffen dat ik talent voor mislukken heb. Ik heb bijvoorbeeld verschillende boeken geschreven, maar geen van die boeken is ooit echt een succes geweest. Sommige artiesten belanden na het Eurovisie Songfestival in een diep dal. Maar ik ging gewoon verder. Ik was trouwens pas 24 toen ik deelnam, misschien zelfs wel 23. Ik stond nog maar aan het begin van mijn carrière. Na het Songfestival ben ik echt een andere weg ingeslagen. Ik wil ook niet dat mensen me herinneren als die jongen van het Songfestival. Onlangs heb ik nog een nieuw nummer uitgebracht.

Vertel me meer over je nieuwe nummer…
Het gaat over cipressen. Cipressen maken deel uit van het Israëlische landschap. The Cypress Trees is een botanische hit, beïnvloed door oude Israëlische deuntjes. Samen met Dvir Volk (de producer van PingPong) en Alma Gissis werkte ik aan The Cypress Trees. Het nummer neemt je volledig mee naar de stijl van de jaren zestig, naar de muziek zoals die toentertijd in Israël gemaakt werd. Politiek is altijd sterk verweven in mijn liedjes en gedichten. In dit geval is de politieke boodschap verpakt in cipressen: bomen die vaak op de militaire begraafplaatsen terug te vinden zijn. Als je het liedje hoort, zal je merken dat de zinnen mier- en mierzoet zijn. Tegen het pastorale aan. Aan het begin van het lied word je geconfronteerd met prachtige cipressen bij een militaire begraafplaats, in de buurt van een meer. Maar tegen het einde van het lied gaat alles over in oorlog. Een nutteloze oorlog vooral. Ik ontdekte deze boodschap eigenlijk pas nadat ik het liedje geschreven had.

Je hebt meer politiek-geëngageerde liederen geschreven. In augustus 2006 bracht je bijvoorbeeld een lied uit tegen de oorlog in Libanon…
Dat lied is als een gedicht geboren. Het is eigenlijk een gesprek tussen een jongen uit Haifa en een jongen uit Beiroet. Op 16 juli 2006 werden acht medewerkers van de Israëlische Spoorwegen gedood door directe raketaanvallen op het Haifa-treindepot. Dat maakte grote indruk op mij, ook omdat mijn grootvader en grootmoeder niet ver van Haifa woonden. Tegelijkertijd zijn er veel mensen omgekomen in Libanon. En het gekke was, de Libanonoorlog van 2006 was een zeer populaire oorlog in Israël, zeker toen hij nét begon. Bijna negentig procent van de mensen was er voorstander van. Het was een zinloze, maar populaire oorlog. Enkele gedichten die ik schreef, wijdde ik aan de domheid van al dat geweld. In dezelfde periode werkte ik veel samen met Chenard Walker uit Frankrijk. Hij zette muziek onder dat ene gedicht.

Hoe reageerde men in Israël op betreffend lied?
Niemand wist van die gedichten, en al helemaal niet van dat ene liedje. In het Israëlische onderbewustzijn is het Eurovisie Songfestival overigens verbonden met de Holocaust. Eurovisie is een manier om op Europees grondgebied te wreken en te winnen. Als je naar Israëlische liederen kijkt, zoals Hi van Ofra Haza (1983), dan zie je dat de verwijzing naar de Holocaust er wel erg dik bovenop ligt. Luister, mijn broeders, ik leef nog steeds / En mijn beide ogen kijken nog steeds in het licht / Velen zijn mijn doornen, maar ook mijn bloemen / En ik heb nog ontelbare jaren voor de boeg. Haza zingt dat ze nog leeft. En haar lied is slechts één van de vele voorbeelden. En ja, het doet zeker iets met de Israëliërs als ze punten krijgen uit landen als Duitsland, Oostenrijk of Italië. Daarom was het erg fijn dat Netta’s liedje niet meer leunde op dat slachtofferschap en die gevoelens van wraak. Toy had niets te maken me al dat post-Holocaust-gedoe. Een ontwikkeling waar ik heel erg blij om ben.

Israël organiseert dit jaar het Eurovisie Songfestival. Je woont in Tel Aviv. Hoe politiek is het Songfestival in Tel Aviv?
In Israël gaat bijna alles over politiek. En als ze beweren dat iets helemaal niets met politiek te maken heeft, dan zit er vaak meer politiek achter dan dat je je überhaupt voor kunt stellen. Maar goed, ik ben tegen het organiseren van Eurovisie Songfestival in Tel Aviv. Ik ben niet het soort man dat tegen vreugde en geluk ten strijde trekt. Er zijn mensen die zeggen dat Israël het Eurovisie Songfestival niet zou moeten organiseren, vanwege alles wat er in Palestina gebeurt. De mensen daar zullen echter, op geen enkele manier, profijt van een boycot hebben. Er is geen enkele Palestijn die rechten verwerft als het Songfestival wordt afgelast. Ik ben pro-happiness.

Je was betrokken bij de totstandkoming van drie verschillende poëziebundels: Aduma (‘Het rood’) een bundel die voornamelijk socialistische poëzie bevat, Latzet (‘Go out’) tegen de oorlog in Gaza, 2009, en The Revolution Songbook dat voort kwam uit een groot maatschappelijk protest dat in de zomer van 2011 plaatsvond.
Het liedboek diende inderdaad als protest, tegen een stomme en onnodige oorlog. Een deel van het boek verscheen al snel in Libanon, in het Arabisch. We wilden het boek niet ná de oorlog uitgeven, maar tijdens de oorlog. Er zaten slechts vier dagen tussen het samenstellen van het boek en de uiteindelijke publicatie. Hoe dan ook, we drongen erop aan om het heel snel te doen. Dat maakte het politiek, zelfs een beetje punk. Uiteindelijk was ik erg trots op het resultaat, want we waren erin geslaagd ons hoofddoel te bereiken: een protestboek dat niet ná, maar tijdens de oorlog uitkwam. Ik weet niet precies meer welk gedicht van mij er in stond. Het was een compilatie van veel verschillende werken. Voornamelijk van anderen.

Je bent erg maatschappelijk geëngageerd. Je houdt de samenleving voortdurend een spiegel voor…
Ja. Maar ik ben niet als al die politieke denkers die continu boos en pessimistisch zijn. Als mens ben ik in feite twee oorlogen aan het voeren: een oorlog tegen uitbuiting en een oorlog tegen verdriet. En onthoud: echte politieke denkers zijn veel te depressief – veel te ernstig – om deel te kunnen nemen aan een evenement als het Eurovisie Songfestival. Ik ben dus allesbehalve een doorsnee politiek denker. Ik ben veel te optimistisch. Er is maar één manier om het leven te benaderen, en dat is wat mij betreft met een optimistische blik.

In 2016 werd jouw The Israeli Dream uitgeroepen tot een van de tien beste Israëlische boeken van de 21ste eeuw. Waar gaat het precies over?
Het boek bestaat uit een aantal korte verhalen. Het laatste korte verhaal is naar het Engels vertaald en werd onlangs gepubliceerd in Granta, een zeer gerenommeerd literair tijdschrift uit het Verenigd Koninkrijk. Het is eigenlijk een horrorverhaal over een jongen – het ik-personage, de verteller – wiens taak het is om te waken over een dertienjarige tweeling: Coral en Tal. De belangrijkste regel is om nooit met hen in discussie te gaan. Zijn werk – als je het überhaupt werk kunt noemen – is dus erg eentonig. Maar dan, op een dag, helemaal uit het niets, ontvangt hij een telefoontje van zijn neef Alex die vastzit in Nahariya. Alex vertelt hem dat hij een plek nodig heeft om te schuilen tegen de storm, want alle hotels zitten stamp- en stampvol. Later in het verhaal, snijdt de tweeling Alex in stukjes. In de bundel bevindt zich eveneens een kort verhaal over Be’er Sheva, de arbeidersstad waar ik zelf ben opgegroeid. Het gaat over de locoburgemeester die deelneemt aan de verkiezingen. Iedereen weet dat hij de verkiezingen gaat verliezen, maar tóch doet hij mee. En hij is corrupt. Héél erg corrupt.

Ik vind het pijnlijk om toe te geven, maar de eerste keer dat ik hoorde over Be’er Sheva was op het nieuws, na de zelfmoordaanslagen op pendelbussen in 2004 en 2005…
Van nature ben ik geen getraumatiseerd, negatief ingesteld persoon. Maar weet dat het destijds allesbehalve leuk was in Israël, maar het was rampzalig in Gaza. Telkens maar met al dat lijden geconfronteerd moeten worden, dat heeft mij misschien nog wel het meest pijn gedaan. De constante gedachte aan al die wreedheden. Het feit dat de oorlog voorkomen had kunnen worden, doet me zo ongelooflijk veel pijn. Aan beide kanten zijn er mensen voor niets gestorven. Voor helemaal niets. Het is allemaal zo onnodig geweest. Zo onnodig…

Zal er ooit vrede komen tussen de Israëliërs en de Palestijnen?
Natuurlijk zal er ooit sprake van vrede zijn. Het is net als met Engeland en Ierland, Frankrijk en Duitsland. Er zijn vele oorlogen geweest die nu tot het verleden behoren, en ook deze oorlog zal ooit eens voorbij zijn. De oorlog die nu gaande is, is een ouderwetse waardoor een oplossing niet gemakkelijk zal zijn. Daarvoor is moedig nodig. En een juiste vorm van leiderschap. En een Amerika dat een zuivere rol speelt. Hoewel Israëlische en Amerikaanse politici vaak niet erg positief zijn, heb je maar drie mensen nodig om dit op te lossen: de Amerikaanse president, de Israëlische president en de Palestijnse president. Zij moeten er alle drie de schouders onder zetten, twee van de drie is niet genoeg. Maar weet dat er op een dag vrede zal zijn.

Als we de Eurostory-lezers mogen wijzen op één van jouw gedichten, welk gedicht moet dat dan zijn?
Dan wil ik hun aandacht vestigen op het gedicht dat niet bestaat. Het gedicht dat nog niet geschreven is. Het gedicht dat ergens in de toekomst ligt. Dat… dat is mijn allermooiste gedicht.