Imri Zev (IMRI, 1991) is de jonge Israëlische zanger en danser die drie keer op rij aan het Eurovisie Songfestival deelnam. Twee keer op de achtergrond – en toen, in 2017, met I feel alive, als hoofdartiest. Hij sprak met Eurostory over de impact die het festival had, en over zijn toekomstplannen.

Jij had op allerlei manieren met Eurovisie te maken. Wat heeft het festival voor jou betekend?
Tegenwoordig zijn er veel Eurovisie-deelnemers die hun carrière beginnen op het festival. De meesten zijn niet erg bekend voordat ze meedoen. Vroeger was dat anders, althans, in Israël. Toen stuurden we artiesten die al heel wat jaren bezig waren. Maar voor mij heeft het festival mijn hele leven veranderd. Het was de eerste sprong van mijn carrière, en het was meteen ook een enorme sprong. Dus… Eurovisie betekent alles voor mij. Het was een droom die uitkwam: de droom om zanger te zijn, in Israël, in Europa.

Dat betreft je zangcarrière. Maar je doet zoveel meer. Je speelt toneel, je bent model…
Ik denk dat het in dit vak goed is om van alles te doen. Vooral in een klein land als Israël. Maar voor mij past alles onder een en dezelfde paraplu: het modellenwerk, het acteren, en alle andere dingen die ik leuk vind om te doen. Ik noem het niet eens ‘andere dingen’, want het komt allemaal voort uit een en dezelfde ambitie.

Tot voor kort studeerde je nog. Paste dat ook onder die paraplu?
Ik studeerde visuele communicatie, dus dat was inderdaad ook een onderdeel van mijn beroep. Ik leerde over het produceren van TV-shows en hoe je films en clips moet maken. Het achter-de-schermen-gedeelte van dat wat ik doe. Ik vond het belangrijk om een diploma te hebben.

Is dat gelukt?
Ja, ik ben klaar. Het was een mooie ervaring, maar ik hou niet van studeren. Ik ben een vrije geest, ik hou van reizen, zingen en optreden, en niet al teveel van thuis zitten met boeken voor mijn neus.

Was je betrokken bij het maken van de clip voor je nieuwe song?
Nee, die is gemaakt door professionals, maar ik snap wel wat ze gedaan hebben, dat heb ik tijdens mijn studie geleerd.

Dus je wilt zelf geen clips produceren?
Nee, nee, ik wil voor de camera staan, niet erachter.

Terug naar je deelname aan het festival van 2017: als je terugdenkt aan die tijd, wat is dan het eerste wat je voor je ziet?
Een beetje cliché misschien, maar ik denk vooral aan het moment waarop we hoorden dat we ons gekwalificeerd hadden voor de finale. Het moment dat de presentatoren ‘Israël!’ riepen. Want je werkt drie, vier maanden lang voor precies dát moment. Als je je kwalificeert kun je ademhalen. Ik bedoel: het universum besluit wat er gebeurt, maar dit was zó belangrijk.

Weet je nog waar je zat op dat moment, wie er naast je zat…?
Ja, het was in de green room, en ik was er met mijn band en mijn delegatie, en… dit was het moment waarop we hadden gewacht. Het voelde alsof er tegen ons gezegd werd: ‘Jullie hebben het goed gedaan.’ Ik weet nog dat ik in 2015, toen ik achtergrondzanger werd voor Nadav Guedj, mensen als gekken op had zien springen toen ze hoorden dat ze in de finale zaten. Dus ik zei tegen mezelf: dat ga ik niet doen, ik blijf gewoon zitten, het is anders zo gênant. Maar toen duurde en duurde het maar voor ze ‘Israël’ riepen, want we werden in dat jaar als allerlaatste genoemd, en tja… dan kun je niet niet gek doen, want het is zo… je voelt je zo vol met leven. En je bent zo blij dat je onderdeel van zoiets groots bent. Dus ja, in 2016 ging het precies zo, toen ik achtergrondzang deed voor Hovi Star, en natuurlijk opnieuw in 2017.

Drie keer op rij stond jij mee te springen.
O ja, absoluut. En dat is oké, weet je, je bent op zo’n moment gewoon helemaal jezelf.

Hoe waren de eerste seconden meteen na het zingen van je lied?
Ik moest als allerlaatste in de tweede halve finale. Ik was klaar met mijn liedje, en iedereen – zo’n vijftienduizend mensen – begon te schreeuwen. Ik riep ‘Thank you’, echt heel luid, ‘Thank you Europe!’ Je voelt je even de koning van de wereld, en… weet je, als je er niet bij bent geweest, als je het festival niet kent, dan kun je dat gevoel niet begrijpen. Eurovisie is iets heel, heel groots. Voor een artiest, voor een zanger, zelfs voor een danser, een achtergrondzanger, een manager… voor iedereen die in deze business zit.

Vlak voor elk optreden voerden jullie een vast ritueel uit…
Ja, en ik denk dat ze het ook in Netta’s jaar deden: we staan in een cirkel, iemand spreekt een paar woorden, en dan dansen we de Hora. Dat is een traditionele Israëlische dans. We zwaaien met onze benen, we zingen een Israëlisch Eurovisielied, Golden boy misschien, of het liedje dat ook Hora heet, uit 1982, en dan stappen we het podium op.

Was de adrenaline die je als backing voelde vergelijkbaar met toen je solist was?
Voor een backing en danser is Eurovisie ook fantastisch. Mensen weten wie je bent en je voelt dezelfde energie. Maar als je solist bent is alles anders. Het mooie is: toen ik meedeed had ik twee jaar stage kunnen lopen. Dus ik wist wat ik moest verwachten en ik kom me concentreren op mijn optreden.

In je eerste jaar als backing vocal danste en zong je op het podium, maar in je tweede jaar, met Hovi Star, konden we je niet zien.
Nee, we stonden achter hem, op een ander podiumpje, wat hoger. En dat was prima, want toen ik in 2015 terugkwam in Israël was ik heel droevig. Hoe kan ik dat uitleggen… Ik wist niet wat er met me aan de hand was. Ik denk dat ik veel meer opbrengst van het Songfestival had verwacht, voor mezelf, voor mijn carrière. Ik dacht: als ik naar Eurovisie ga, dan gaan er dingen gebeuren – en dat was niet zo. Ik moest weer terug naar mijn studie, en ik was gewoon maar een achtergrondzanger. Bij mijn tweede jaar, met Hovi, begreep ik dat ik het als een ervaring moest zien, niet als een kans. Bovendien was ik in die tijd al aan het nadenken over deelnemen aan Rising Star, het Israëlische Eurovisie-selectieproces. Hovi en ik waren goed bevriend, en hij zei tegen me: ‘Jij moet meedoen aan Rising Star, en dan win je en dan sta jij volgend jaar zelf op het Songfestival.’

En hij kreeg gelijk. Wat jouw eigen optreden betreft: I feel alive lijkt geen makkelijk lied.
Dat is het ook niet.

Welk gedeelte is het moeilijkst?
Ik denk dat de hoge noten het lastigst zijn.

Het falsetgedeelte?
Nee, niet het falsetgedeelte, maar de hoge borstnoten. Als je in de stad waar het festival georganiseerd wordt aankomt, in mijn geval Kyiv, en je moet de hele tijd praten vanwege de interviews, en je repeteert ook de hele tijd – ja, dan is dat niet simpel. En al helemaal niet als het een lastig liedje is.

En ik neem aan dat je ook een paar feestjes wil bezoeken.
Nou, mijn managers lieten me niet naar de feesten gaan. In Wenen en in Zweden was ik gewend om naar de Euroclub te gaan, maar in Kyiv zeiden ze tegen me: ‘Jij blijft in het hotel en je gaat om negen uur slapen.’ Dus al mijn vrienden ging wel en ik lag in bed. Maar dat is natuurlijk ook hoe het hoort.

Had je invloed tijdens het schrijfproces van I feel alive?
Toen het liedje gekozen was door de commissie, was de tekst heel anders. En toen we aan het werk gingen met de producers en de schrijvers, zeiden we: ‘Oké, luister… er zit een verhaal achter mijn reis hiernaartoe.’ Ik was twee jaar lang de achtergrondzanger, zo begon mijn weg door de sterren. Of eigenlijk al eerder: ik deed mee aan The Voice, en ik stond in het koortje van Kathleen Reiter tijdens de Israëlische Nationale Finale van 2013, en al die tijd was ik veel te hard aan het wachten op wat er zou komen. Maar nu voelde ik me alive.

En toen werd de tekst veranderd?
Precies. Binnen een minuut of vijf of zo. Het waren heel getalenteerde gasten.

Op dit moment werk je aan nieuwe songs.
Ja.

Schrijf je de tekst of de muziek?
Allebei.

Je nieuwe single heet Imrico.
Het is een Hebreeuws-Spaanse song die ‘Imrico’ heet omdat dat een combinatie is van ‘Imri’ en ‘rico’, wat ‘lekker’ betekent in het Spaans, ‘fijn, geinig, aangenaam’, allerlei prettige dingen. In het lied vertel ik over de twee jaar na mijn Eurovisie-ervaring. Twee jaren waarin niet zoveel leek te gebeuren. Nou ja, er gebeurde genoeg, maar…

Niet voor de buitenwereld.
Ik wilde zoveel meer in die twee jaar, en dat gebeurde maar niet, maar de tekst zegt: nu ben ik hier. Het is een liedje waarin ik mijn liefde verklaar aan de muziek, aan dit beroep, aan deze carrière. Het zegt: ‘Vamonos, Imrico’, ‘Kom op, Imrico’, ‘We gaan ervoor’.

Op welke regel ben je het meest trots?
Dat is: ‘Kijk naar mij, zo ben ik twee jaar lang geweest, geef me je hand en spring met me het water in.’ In het Hebreeuws rijmt het.

Zijn er plannen voor meer muziek?
Ja, we zijn op dit moment bezig met een nieuwe song.

Wordt dat ook weer een vrolijk nummer?
Dat weet ik nog niet zeker. Het wordt wel uptempo, ja, maar Latijns-Amerikaans. Net als Imrico. Latijns-Amerikaans, Spaans, Hebreeuws, dat is wat ik doe.

In de tussentijd deed je allerlei andere dingen. Een stuk voor kinderen, bijvoorbeeld. Hoe was het om voor kinderen te spelen?
In Israël wordt voor het Chanoeka-feest altijd een reeks van kindervoorstellingen gemaakt. Een jaar geleden speelde ik daarin mee. Dat was geweldig om te doen, want het is iets heel groots. Ze casten altijd allerlei bekende zangers en acteurs. Het was super, maar ook heel zwaar, want we speelden soms vier keer per dag.

Was het zwaarder dan Les Misérables, waarin je ook hebt gespeeld?
Ja. Les Misérables was een keer per week, of soms zelfs maar eens per twee weken. Dat was ook een droom die uitkwam, want Les Misérables is een van de allerbekendste musicals.

Nu we het over muziektheater hebben, liggen daar nog wensen?
Oh, zeker. Ik hou van zingen en van acteren, vooral als ik het allebei mag doen.

Terug naar Eurovisie – Izhar Cohen, de winnaar van 1978, vertelde ons dat het heel belangrijk voor hem was dat hij op het festival zijn land vertegenwoordigde. Hij zei: ‘Ik was de vlag.’
Natuurlijk, want behalve een liedjescompetitie is Eurovisie ook een competitie tussen landen. Veel mensen zeggen van niet, omdat de meeste songs nu in het Engels zijn en niet meer in de landstaal, maar het land staat achter je. De mensen in Israël kijken naar je, en je wilt ze niet teleurstellen. En… toen Izhar Cohen won, was ik nog niet geboren, maar ik weet hoe het voelt als je land iets wint. Vooral in Israël.

Waarom vooral in Israël?
Vorig jaar dachten veel mensen bijvoorbeeld dat Israël om politieke redenen nooit kon winnen. En politiek is een deel van Eurovisie natuurlijk, want politiek heb je overal. Maar Netta bewees dat die mensen ongelijk hadden. We kunnen wél winnen en we kunnen een prachtig Eurovisie Songfestival organiseren – dat zullen jullie zien. Dus ja, ik voelde me ‘de vlag’, vooral toen ik hem om mijn schouders hing.

Letterlijk.
Het voelde echt alsof ik daar namens mijn land stond. Absoluut.

Je noemde net de politiek. Werd je daar veel op aangesproken?
Voor het festival hadden we ons daar een beetje op voorbereid, maar ik kan me niet herinneren dat ik er veel vragen over heb gehad. Een paar misschien, maar ik volg het niet zo – ik bedoel: ik ben wel betrokken bij wat er in mijn land gebeurt, maar ik kwam niet naar het festival om over dat soort dingen te praten. Ik kwam om mensen in contact te brengen met muziek, en ik denk dat ik dat goed heb gedaan. Ik zei de hele tijd tegen mezelf: ik wil dat de mensen drie minuten lang hun zorgen vergeten. Ik wil dat ze zich alive voelen.

Het was bijzonder dat je in de halve finale als allerlaatste moest optreden en in de finale als allereerste.
En weet je, dat veranderde alles wel enigszins. Het is niet makkelijk om als eerste van zesentwintig inzendingen te moeten optreden. En natuurlijk was het teleurstellend om derde te worden in de halve finale, en dan drieëntwintigste in de finale. Er ging een voorbereiding van zes maanden aan vooraf, we werkten er elke dag aan. En toen was ik teleurgesteld dat dat niet het resultaat opleverde waarop ik had gehoopt. Maar goed, je leven gaat door en je carrière ook, en dat is dat.

Hoe ben je daar mee omgegaan?
Op de avond zelf, toen het gebeurde, heb ik niet gehuild. Zolang we in Kyiv waren was ik als een robot. Alles was prima, ik was kalm. Maar toen ik mijn flatje binnenstapte kwam alles eruit. Ik heb een paar uur lang gehuild, en toen zei ik tegen mezelf: oké, wat doe ik? Ik ga met mijn managers praten. We gaan morgen plannen maken. En doorgaan.

En dat heb je gedaan.
Ja.

Imrico.
Imrico!