München 1983. De achtentwintigste editie van het Eurovisie Songfestival. De Nederlandse Bernadette moet als elfde op. Na Griekenland, voor Joegoslavië. Sing me a song luidt de titel van het lied waarmee zij voor de dag zal komen. Op aangeven van choreografe Penney de Jager richt zij zich tot de camera. Het rode lampje springt aan, het orkest start in. En dan het gevoel van miljoenen ogen die je aanstaren. Dwars door je heen. Onzekerheid die zich aandient, maar een melodie die leidt. ‘Opeens nemen rare emoties bezit van je. Emoties die je eigenlijk helemaal niet wil hebben,’ blikt de inmiddels 59-jarige Bernadette Kraakman terug op haar songfestivalavontuur.
‘Mijn wereld stond best wel even op z’n kop. Natuurlijk voelde ik mij vereerd om Nederland te mogen vertegenwoordigen, maar meer nog bezwaard.’ Eurostory mocht in gesprek met Bernadette: de vrouw die niet alleen het Eurovisie Songfestival, maar ook Nederland vaarwel zegde.
Bernadette, een pannenkoekenrestaurant in Canada. Hoe is dat zo gekomen?
Mijn man Martin had al de nodige ervaring met pannenkoekenrestaurants. Zo runde hij in Utrecht de Oude Muntkelder en had hij ook nog een pannenkoekenhuis aan de Prinsengracht. Vlakbij het Anne Frankhuis. We moesten in Canada een start maken. En dit was de onze.
Oké, jouw man Martin had zijn sporen in de horeca verdiend. Maar wat hield jou op dat moment – vóór de emigratie naar Canada – bezig?
Mijn man liet de pannenkoekenhuizen achter zich terwijl ik – in die tijd – een fitnessschool runde. Family fitness in Laren. Dat liep allemaal heel erg goed. Laren was prachtig. Heel vriendelijk, heel schattig. Maar goed, het benauwde ons om er nog langer te blijven wonen. Ooit ben ik nog terug geweest. Met Canadese vrienden. Als onderdeel van een korte rondreis door Europa. Het gekke is dat je Nederland dan opeens door de ogen van een toerist ziet. Je gaat naar Amsterdam, bezoekt het Rijksmuseum, wil stiekem toch ook wel naar Zuid-Limburg om dat ene kasteeltje in Vaals te laten zien. En dan is er natuurlijk ook nog Volendam. Het eigenaardige is dat meer Nederlanders, die geëmigreerd zijn, dat schijnen te doen. Opvallend is ook dat ik in Canada opeens Delftsblauw ben gaan verzamelen. In Nederland keek ik er nooit naar om, maar in het buitenland word je bevangen door een bepaalde vorm van chauvinisme. Een vreemd soort heimwee. Eigenlijk heel erg belachelijk als je erover nadenkt. Tegenwoordig runnen we een guest ranch. Toen we met de inrichting bezig waren, hebben wij vooral gekozen voor authentieke en nostalgische attributen. Denk bijvoorbeeld aan olielampen – lekker western – maar ook aan Hollandse kandelaars en tulpjes. Weer die vreemde vorm van heimwee. Maar niemand vindt het raar, want Canada is toch wel hét land van de emigranten. Al die verschillende nationaliteiten hebben het land karakter gegeven.
Waarom hebben jullie specifiek voor Canada gekozen?
Martin was op jonge leeftijd al eens in Canada – British Columbia – geweest en had altijd zoiets van ‘als ik ergens naartoe wil, dan is dit dé plek’. Ik wilde de natuur opzoeken. Het buitenleven. De keuze voor British Columbia was dus snel gemaakt waardoor wij met onze jongens – met onze tweeling – de andere kant van de oceaan hebben opgezocht. En ja, het voelde eigenlijk direct als thuiskomen. Het was overigens geen moeilijke stap. Mijn beide ouders waren overleden en mijn broers en zussen woonden eigenlijk overal, verspreid over de hele wereld. Het ergst vond ik het om vrienden te moeten achterlaten. Voor de rest hebben wij eigenlijk nooit meer naar Nederland omgekeken. Canada is voor ons vrijheid, natuur en doen wat je hart je ingeeft…
Nog even terugkomend op Canada als migrantenland. Je gaf aan dat er heel veel Europeanen wonen. Dan kent iedereen vanzelfsprekend het Songfestival?
Grappig dat je dat vraagt. Eigenlijk praat ik nooit meer over het Songfestival. Natuurlijk zijn er mensen die weten dat ik gezongen heb, maar na het Songfestival ben ik vooral in een zwart gat gevallen. Ik ben mij veel meer op achtergrondwerk gaan focussen. Vind ik veel leuker om te doen, heb ik dan ook ontzettend veel plezier aan beleefd. Sneeuwwitje, Sesamstraat, De Blauwe Fee. Allerlei Disneyfilms mocht ik doen. En heel veel met componist Hans Vermeulen samengewerkt. Meer op de achtergrond paste beter bij mijn karakter.
Het zingen is altijd gebleven. Toen wij in Canada ons eerste pannenkoekenrestaurant openden, had ik zoiets van: ‘O jee! Moet er niet iets van reclame gemaakt worden?’ We noemden het restaurant Amsterdam Pancakes en wilden het direct smoel geven. Voor een lokale radiozender heb ik een jingle ingezongen. Daarvoor heb ik tal van Hollandse deuntjes gebruikt. Ik sloot de jingle af met de kreet Amsterdam, tot ziens!. Niemand kende de betekenis van die drie woorden waardoor mensen toch wel nieuwsgierig werden. Het was een van die vele kleine dingetjes waarmee wij ons van de grote Amerikaanse franchiseketens konden onderscheiden. Erg leuk.
Toch weer de muziek. Is het bij die ene jingle gebleven?
Nee, nee. Dat zeker niet. In Canada heb ik een grote liefde voor Ella Fitzgerald ontwikkeld waardoor ik mij meer en meer richting de jazz begaf. Samen met een jazzcombo ben ik in onze restaurants gaan zingen. Gewoon als achtergrondmuziek, voor tijdens het diner. Ik vond dat enig om te doen. Iedere vrijdag- en zondagavond. Ik werd daar ook steeds fanatieker in. Totdat ik bij een ernstig auto-ongeluk betrokken raakte. Zingen deed opeens heel veel pijn. Het lukte niet meer. Hoofdpijn. Telkens weer. Toen ben ik ermee gestopt.
Dat moet een vreselijk moment en een vreselijke teleurstelling zijn geweest. Is er iets anders geweest waar je je passie in kwijt hebt gekund?
Ik heb altijd al een enorme passie voor paarden gehad. In Nederland is het merendeel van de paarden weggestopt in maneges. Achter slot en grendel of met zo’n vreselijk bitje in. Via kennissen zijn wij aan ons eerste paard gekomen en van daaruit zijn wij eigenlijk tot een ranch uitgegroeid. Inmiddels hebben wij zesentwintig paarden rondlopen en zit ik nu volledig in het natural horsemanship. Met natural horsemanship wordt ook wel de natuurlijke band tussen mens en paard bedoeld. Een band die je hebt verkregen door wederzijds begrip en vertrouwen, een band die ‘natuurlijk’ ontstaat. Dat begrip en vertrouwen ontstaat alleen als je elkaar verstaat, dus dezelfde taal spreekt. Tuurlijk, onze ranch wordt ook gewoon bezocht door mensen die vakantie willen vieren, maar het komt regelmatig voor dat wij mensen over de vloer krijgen die worstelen met hun zelfvertrouwen. Eigenlijk hetzelfde als wat ik vroeger had…
Hoe bedoel je dat precies?
Natuurlijk voelde ik mij heel erg vereerd toen ik voor Nationaal Songfestival gevraagd werd. In die tijd zat ik in de funk- en disco- gespecialiseerde Fat Eddy Band en mochten wij geregeld in televisieshows opdraven. We hebben zelfs nog héél even in de Top 40 gestaan. We hadden enorm veel lol met elkaar, maar de jongens van de band wilden niet per se bekend worden: ze hadden allemaal hun eigen werkzaamheden ernaast. Goede banen. Op een gegeven moment zaten wij in de Wisseloordstudio’s in Hilversum om een single op te nemen. Daar werd ik door Martin Duiser en Piet Souer – schrijver en componist van Sing me a song aangesproken. Of ik mee wilde doen aan het Nationaal Songfestival. ‘We hebben speciaal voor jou een lied geschreven.’ Ik was drieëntwintig en zó vreselijk naïef. Ik had nauwelijks iets meegemaakt in m’n leven. Ik geloofde werkelijk alles. Dus ik heb meteen gezegd dat ik het leuk vond en akkoord gegeven. Door de tijd heen realiseerde ik me wat ‘beroemd zijn’ allemaal met zich meebracht.
Zo stond ik de dag ná het Nationaal Songfestival op de voorpagina van De Telegraaf. Ik werkte toen nog gewoon bij Icova – een afvalzamelingsbedrijf – maar werd opeens door mensen op straat aangeklampt. Ik kon daar heel slecht tegen, vond het vreselijk moeilijk om daarmee te dealen. Op een gegeven werd het wel heel erg bont allemaal: stond ik bij de Hema een lading onderbroekjes af te rekenen, werd er bij de kassa om mijn handtekening gevraagd. De caissières vonden het allesbehalve grappig – hoofden op onweer – maar ik moest daar opeens een handtekening bedenken. Want die had ik dus nog niet.
Oef, dat klinkt eigenlijk best heel heftig.
Was het ook. Opeens werd de wereld om mij heen zó vreemd. ‘Wil ik dit eigenlijk wel?’ vroeg ik mijzelf bij iedere gebeurtenis opnieuw af. Het was een verdomd moeilijke periode. Hoewel ik heel erg van zingen hield, had ik niets met alle poespas eromheen. Feestjes met van die namaakmensen. Sloeg ik maar al te graag over. Voor televisieprogramma’s werd ik opgemaakt, dan zag ik er prachtig uit, maar als ik over straat liep, was ik weer bang en onzeker. ‘Straks herkennen ze me. Zie ik er eigenlijk nog wel perfect genoeg uit?’ Opeens nemen rare emoties bezit van je. Emoties die je eigenlijk helemaal niet wil hebben. Mijn wereld stond daardoor best wel even op z’n kop. Natuurlijk voelde ik mij vereerd om Nederland te mogen vertegenwoordigen, maar meer nog bezwaard.
Ik stoorde mij vooral aan de namaak. En de zich alsmaar herhalende rituelen van de showbizz. Feestjes en al die blablabla. Ik kan dat woord wel honderd keer zeggen: blablabla. Het voelde allemaal zo inhoudsloos. Ik was jong en had heel erg behoefte aan een verdiepingsslag. De showbizz boeide mij absoluut niet. Het voelde alsof ik alsmaar verdwaald raakte. Meer en meer van de route afweek.
De weken tussen het Nationaal en Eurovisie Songfestival moeten dan uitputtend zijn geweest?
Die weken voelden als een soort van roes. Ik holde van televisieshow naar televisieshow. Het was zelfs zo erg dat ik mijn baan moest opzeggen: ik had simpelweg geen tijd meer om te werken. Na het Songfestival viel ik in een zwart gat. Er werd van mij verwacht dat ik de feestjes bleef afstruinen. Ik moest mijn kop laten zien, maar lang bleef ik nooit. Meestal droop ik na een uurtje weer af. Met m’n staart tussen de benen. Totdat het op een gegeven moment gewoon niet meer ging. Mijn producers zagen me niet meer staan omdat ze druk bezig waren met Lee Towers en Anita Meijer. Ik raakte in de vergetelheid. Muzikaal kon ik ook geen kant meer op: ik zat vast aan mijn contract. Voor mij reden om de showbizz vaarwel te zeggen en als receptioniste aan de slag te gaan.
Hoe heb jij in 1983 het Eurovisie Songfestival beleefd?
Ik denk dat het heel erg van je karakter afhangt hoe je het Eurovisie Songfestival beleeft. Als ik terugkijk – ik ben nu negenvijftig – dan was ik toch echt een groentje. Ik was heel erg verlegen en voelde mij vaak snel geïntimideerd. Dat je beleving van het Songfestival heel erg van je karakter afhangt, werd voor mij bevestigd toen ik de biografie van Céline Dion las. Groot gezin, sterke persoonlijkheid, voor Zwitserland naar het Songfestival. Ik kan mij voorstellen dat zij er heel erg van heeft genoten. Daarmee wil ik zeggen dat iedereen zo’n evenement anders ervaart. Voor mij was het gewoon één groot circus waarin ik – per ongeluk – verzeild was geraakt. Ik keek alsmaar om mij heen met van die grote, bange ogen. Ik vond eigenlijk alles eng. Als je daar tegen kan, is zo’n evenement niet zo erg. Maar ik vond het bijvoorbeeld heel lastig dat de vrouwen van de producers bepaalden welke kleding ik aan moest of hoe mijn haar moest zitten. Ik had geen eigen mening. Ik was een pop. Iedereen kon met mij doen en laten wat hij of zij wilde. En ik? Ik durfde simpelweg niets te zeggen…
…Maar er waren ook zeker leuke mensen hoor. Hans Vermeulen en zijn toenmalige vrouw Hilde bijvoorbeeld. Ik weet nog goed dat er een telefooncel in de concerthal stond. Op een gegeven moment zijn Hans, Hilde en ik die telefooncel ingedoken om zo het internationale journaille te kunnen ontlopen. Wat hebben wij gelachen. Tot tranen toe. Om de absurditeit van het moment. Ik werd heel erg gesteund door Hans en Hilde en kwam dan ook graag bij hen over de vloer. Hans had een absoluut gehoor, zijn harmonieën waren perfect en hij was bovenal een heel fijn mens. Heel erg spijtig dat hij onlangs is overleden.
Dan nog even over het Nationaal Songfestival. Was Een beetje van dit van Vulcano niet favoriet voor de eindoverwinning?
Vulcano was zéker de grote favoriet. Ik dacht ook eigenlijk dat zij hadden gewonnen. In de laatste ronde kreeg ik namelijk maar één punt vanuit Limburg. Daardoor kwam ik slechts een punt voor op Vulcano. Toen dacht ik: ‘Nu gaan zij over mij heen.’ Kregen ze dus gewoon helemaal niets uit Limburg! Opeens begon er iemand heel erg hard te gillen. Dat was de jongen die mijn make-up had gedaan. Iedereen dacht dat ik het was, maar nee, hij was het. De zaterdag erop werd zijn gilletje gebruikt in de André van Duin show. ‘Oh die Bernadette! Hoor eens hoe hoog ze kan gillen. Maar luisteraars, ze kan ook nog eens heel hoog zingen!’ En iedere keer weer was het zijn gil die werd ingestart.
En dan jouw eigen liedje. Sing me a song. Had jij daar iets mee?
Ik ben Sing me a song mooi gaan vinden. Ik vond het vooral een commercieel deuntje. En daar is – op zich – natuurlijk niets mis mee. De tekst heeft ergens iets weg van Ein bißchen Frieden. Het gaat over de wereld, over de mensheid, over dat taal niet zoveel uitmaakt. Wees lief voor elkaar met muziek als verbindend element. Dat was tussen de regels door een beetje de strekking. Ik vond dat zeker iets hebben. Zeker voor het Eurovisie Songfestival.
In de nationale voorronde zong je ook nog een ander liedje.
Klopt, dat was Soms. Vond ik ook heel erg mooi. Van mij had Soms net zo goed mogen winnen. Het ging over een verloren liefde. En soms als ik jou weer voor me zie / Dan doet mij de eenzaamheid zo’n pijn. Het had iets triestigs. Er zat veel meer diepgang in. Eigenlijk waren beide nummers erg goed.
Uiteindelijk ben je op het Eurovisie gewoon zevende geworden in een behoorlijk sterk deelnemersveld. Een resultaat om trots op te zijn.
Zo heb ik dat toen zeker niet ervaren. De hele dag drentelden journalisten en producers om elkaar heen en telkens weer werd er gezegd dat ik bij de bovenste drie zou eindigen. Daar ga je dan gewoon in mee. Maar toen was er dus die puntentelling. In het begin kon ik aardig meekomen, maar halverwege kwam het stil te liggen. Toen ik het later terugkeek, moest ik lachen: de teleurstelling op mijn gezicht was zó ongelooflijk zichtbaar. Ik was altijd maar bezig om iedereen blij te maken en nu stelde ik ze teleur. Dat voelde vreselijk…
…Ik weet nog goed dat wij – na afloop – met de bus teruggingen. Daar zit je dan, met de hele entourage. De teleurstelling was zó groot dat er nauwelijks woorden zijn gewisseld. Het was doodstil. Niemand zei iets. Ik zat helemaal achterin en dacht bij mezelf: ‘Dit was het dus.’ Het was een hele aparte ervaring. Een zeer interessante. Tuurlijk, ik heb er ook van geleerd, maar toch.
Volg je het Eurovisie Songfestival nog wel een beetje?
Ik heb al jaren geen Songfestival meer gezien. Ik leef nu zo’n ander leven dat het eigenlijk altijd volledig langs mij heen gaat. Martin leest – zo nu en dan – nog wel De Telegraaf. Gewoon op het internet. Om toch nog iets van Europees nieuws mee te krijgen. Hier is alles toch wel heel erg lokaal. Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan Europees nieuws. Laat staan het Eurovisie Songfestival. Als ik het zou willen kijken, dan moet dat via een website als uitzendinggemist.nl. Hier wordt het namelijk niet uitgezonden.
Heeft het Eurovisie Songfestival voor blijvende impact gezorgd?
Zeker. Ik was altijd heel erg verlegen, naïef zelfs, afkomstig uit een groot gezin van zeven. Geboren en getogen Amsterdammer. Iedereen heeft het altijd over Volendam – het staat zelfs op Wikipedia – maar het was toch echt Oud-West, een zijstraatje van de Bilderdijkstraat. Op de een of andere manier verwarren mensen mij altijd met Maribelle. Het Songfestival heeft mij in zoverre gevormd dat ik sneller volwassen ben geworden. Misschien wel sneller dan mijn broers en zussen. De liefde voor de muziek is ook zeker niet weggeëbd. Zo heb ik dus heel erg veel van Hans Vermeulen mogen leren. Door Hans ben ik veel meer van andere soorten muziek gaan houden. Misschien dat ik door hem ook wel jazz ben gaan zingen. Misschien klinkt alles niet altijd even positief, maar het Songfestival heeft echt niet alleen negatiefs gebracht.