Het Eurovisie Songfestival hoort thuis op iedere universiteit. Dat stelde Emma Stenström (afdelingshoofd van het Research Centre for Arts, Business and Culture van de universiteit van Stockholm) afgelopen maandag tijdens een conferentie die in het teken stond van het Songfestival en een veranderend Europa. Het waren woorden waarvan ik spontaan m’n telefoon door de vingers liet glippen, mijn rug rechtte en m’n balpen op het gelige papier van het zwarte Moleskin-boekje liet landen. Hoewel de Zweedse nog een aanloopje nodig had en verwees naar de badkamer die zich in de universiteitshal bevindt – jawel, je leest het goed – was ik één brok aandacht. Even kort over de badkamer in de hal: het gaat hier om een cabine van glas vol sanitaire voorzieningen en waarin – ongetwijfeld door eeltige Zweedse aannemershanden – een mozaïeken tegelvloertje is gelegd. Staar je op afstand naar het geheel, dan valt je er weinig aan op. Op het geluid van een kabbelend beekje na. Eenmaal dichtbij zie je dat er iets gaande is. Toiletpot, ligbad, wastafel: alles stroomt over. In mijn ogen staat de badkamer symbool voor de wereld van nu. Die van Facebook, Twitter, Instagram, Snapchat en Tumblr. Het is té veel. Door ieder kiertje sijpelt water.

En om die wereld van nu te begrijpen, heb je ook het Eurovisie Songfestival nodig, stelt Stenström. ‘Dertig jaar geleden was het Songfestival nergens terug te vinden in ons curriculum. Ik vond dat vreemd, want je hebt het festival nodig om de maatschappij te kunnen begrijpen. Om het Europa van nu te begrijpen.’ Als voorbeeld schoof het Zweedse afdelingshoofd het Britse lied uit 1965 naar voren: I Belong van Kathy Kirby. Volgens haar legt deze inzending de haat-liefdeverhouding tussen het Verenigd Koninkrijk en het Europese vasteland bloot. ‘Het lied van Kirby was een gebaar om aan te geven dat het Verenigd Koninkrijk eigenlijk tóch wel heel graag bij de EEG wilde horen. Het lied is ook nog eens bijzonder actueel als je beseft dat de Britten voor juni een referendum hebben uitgeschreven waarin het functioneren van de Europese Unie tegen het licht wordt gehouden. Als je de Britse inzending van 1965 terugluistert, dan proef je de worsteling. Horen we nu wel bij Europa? Of toch niet?’

En zo werd het ene na het andere voorbeeld opgelepeld. Niet door afdelingshoofd Emma (die had allang weer plaatsgenomen op de eerste rij), maar wel door de verschillende panelleden. Vorig jaar deed ik al lyrisch over de Universiteit van Melbourne die alle eerstejaars het keuzevak Eurovisions voorschotelt. Nu ben ik misschien wel even lyrisch over de Stockholm School of Economics. Dat zij het liedjesfestijn bloedserieus nemen, is een voorbeeld voor Nederlandse universiteiten. In een wereld die voor velen niet meer de onze is, is het naar mijn idee belangrijk om de Europese geschiedenis in muzikaal perspectief te plaatsen. Het lijkt mij niet de vraag óf maar wanneer de eerste Nederlandse universiteit deze handschoen oppakt. Want zoals Kathy Kirby in 1965 al zong: And now my heart has recovered. From past affairs that turned wrong. All my dreams are uncovered. I belong, I belong, I belong.