Goed, waar waren we gebleven: 2009, ik zit in de rimboe van Oekraïne, vijftig kilometer het binnenland in vanaf de Hongaarse grens. Daarover hebben we door de gastvrijheid van de plaatselijke bevolking ruim drie uur gedaan, en nu zitten we in de auto en doemen er in de verte bergen op. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar dan gaat er een soort inwendige rekenmachine aan: hemelsbreed driehonderd kilometer te gaan, over vijftig kilometer hebben we drie uur gedaan, het is nu tien uur ’s ochtends, er staan geen lantarens langs de weg, er zijn hier tal van ravijnen en ik weet bij God niet of en wanneer de zon hier onder gaat. We trappen het gaspedaal maar in, halen een hooiwagentje dat door een ezeltje wordt getrokken in en terwijl Michel, mijn reisgenoot, zo vaak achter elkaar zegt dat we voor het vallen van de avond Lviv echt wel zullen bereiken dat zelfs ik het niet meer geloof, sla ik de Lonely Planet maar open. Een van de minuscule landkaartjes gebruiken wij als wegenkaart. In de Lonely Planet staan ook kleine hoofdstukjes met de geschiedenis van het desbetreffende land en zo lees ik stukjes Oekraïense historie voor, om Michel maar vooral mezelf te kalmeren.
‘Wist je,’ zeg ik, ‘dat in de Tweede Wereldoorlog de nazi’s de Oekraïense nationale voetbalploeg dwongen om tegen hen te spelen? Ze wisten natuurlijk dat ze moesten verliezen om executie te voorkomen maar wat deden ze: ze maakten het Duitse team met de grond gelijk!’
‘Dus ze hebben het overleefd?’
‘Ze werden meteen geëxecuteerd.’
‘Arme jongens.’

We rijden de ene berg op en weer af. De Karpaten hebben redelijk begaanbare wegen, soms zie je een wolf, maar wat ons vooral bedrukt is dat we zo stom zijn geweest om maar één fles water in te slaan en niets te eten bij ons hebben. Net terwijl de hongerklop toeslaat, doemt er een houten gebouwtje aan de rand van de weg op. Van een vrouwtje dat minstens 150 is kopen we M&Ms en cola, voor euro’s. We vragen nogmaals de weg naar Lviv, we beginnen steeds dichterbij te komen, volgens het vrouwtje is het nog hooguit twee uur rijden, en inderdaad, na een half uur doemt de periferie van de stad op.
‘Nu is het makkelijk,’ juicht Michel, ‘nu moeten we gewoon een beetje naar het centrum rijden en dan de straat die onze couchsurf-host doorgaf, vinden. Kijk eens op dat straatbordje daar? Misschien zijn we er al bijna.’
Ik kijk op het bordje en realiseer me dan pas dat ze in Oekraïne natuurlijk het cyrillisch schrift hebben.
Van ver naar huis, nog verder naar huis.