Je houdt van in de studio werken. Van componeren, van arrangeren, van het in laagjes opbouwen van een song totdat er een kleine vertelling in geluid ontstaat. En met je eerste echte productie win je meteen het Eurovisie Songfestival. Dat overkwam Wouter Hardy (1991) met Arcade. En dit jaar is hij terug. Hij schreef en produceerde de bijdrage van Zwitserland.
Hoe kwam je in contact met Gjon?
In 2020 zou Gjon al meedoen met Répondez-moi. Dat kende ik niet, want na Arcade heb ik me eigenlijk niet meer met het Songfestival beziggehouden. Ik ben andere dingen gaan doen. Maar ik kreeg een mail waarin stond: we willen je naar Zwitserland halen om een aantal dagen in Zürich te komen schrijven. Ik heb Nina Sampermans, een Vlaamse songwriter waar ik veel mee werk, meegenomen, en toen zijn we daarheen gegaan. Ik twijfelde: ga ik nog een keer het Songfestival doen? Maar ik vond Répondez-moi en Gjons stem zo tof dat ik dacht: we zien wel, let’s go, schrijven kan nooit kwaad.
Hoe was jullie tijd in Zürich?
We zijn er drie, vier dagen geweest. Op de eerste ochtend kroop ik meteen achter de piano, dat is altijd mijn startpunt. Nina en ik zaten in één ruimte, maar Gjon zat toen nog bij een ander duo, dat ook op het schrijverskamp aanwezig was. Al in de eerste drie uur ontstond Tout l’univers, toen was het nog in het Engels. We maakten eigenlijk bijna de hele track af. Ik had wat strijkers toegevoegd en er een soort productie omheen gebouwd. Toen kwam Gjon binnen. Ik speelde het af en hij was zo ontroerd. Hij zei: ‘Wanneer hebben jullie dit gemaakt?’ Ik zei: ‘Dit hebben we vanochtend gemaakt.’ Hij zei: ‘Nee, dat kan niet.’ Ik zei: ‘Jawel, dat hebben we nu geschreven, hier.’ Hij zei: ‘Wow, hier wil ik aan werken.’
En toen moest het nog uitgekozen worden.
We hebben er die hele middag samen met Gjon aan verder gewerkt. En in de dagen erna hebben we nog twee tracks gemaakt en zijn naar huis gegaan. Een paar weken later hoorde ik van het management dat Gjon nog steeds hetzelfde gevoel had bij Ground Zero, zo heette het in de Engelse versie. Ze wilden het voorleggen aan de jury. Die bestond uit een vakjury van vijftig man en een publieksjury van honderd man. Dat werd allemaal online gedaan, en niet openbaar, er was geen voorronde of zo. Het liedje zat in een poule met zo’n tien à vijftien tracks, en toen hebben ze, nadat de eerste jurycommentaren binnen waren gekomen, ons in de top vijf gezet. Zowel de Engelse als de Franse versie, dus we hadden dubbel kans.
Dat was de eerste ronde.
Voor de tweede ronde zong Gjon het live, op beeld. Een vakjury keek en luisterde opnieuw en toen kreeg ik een belletje van Gjon. Ik was in mijn studio, want ik wist dat die dag de uitslag zou komen. Hij keek heel bedroefd op FaceTime en zei: ‘I’m so sad, I’m so sorry.’ Ik dacht: shit, we hebben hem niet. Maar toen schreeuwde hij: ‘We’ve got the song!’
Hoe heb je het gevierd?
Ik heb meteen champagne gekocht en ben naar mijn ouders gereden. Mijn ouders steunen me echt in alles. Dat is echt superfijn. Zij zijn de eersten aan wie ik vertel wat er gebeurt. Ik heb de deur van mijn auto opengezet en de track keihard afgespeeld. Toen kwamen ze, net zoals bij Arcade, huilend in mijn armen vallen, zo van: het is weer gelukt. In de maanden erna heb ik Tout l’univers helemaal afgemaakt. Ik heb de drums en de strijkers hier, in mijn eigen studio, live opgenomen, en de Franstalig backings. En nu staan we hoog bij de bookmakers. Dus het is heel bijzonder wat er weer gebeurt.
Zo’n writing camp lijkt me leuk, maar ook frustrerend: je schrijft meerdere songs waarvan er misschien maar één gebruikt wordt.
Ik ben er geen fan van, dus ik doe het niet vaak. Ik hou niet van die druk: je gaat met mensen die je helemaal niet kent een ruimte in en dan moet je er iets uit zien te krijgen. Voor mij moet het flowen, het komt de ene dag beter uit je vingers dan de andere dag. Daarom heb ik ook lekker mijn eigen ruimte hier kunnen creëren. Ik wil een artiest leren kennen, ik wil met iemand kunnen praten over zijn of haar leven, en dan gaan er bij mij dingen bubbelen.
Toch heb je dit geschreven zonder dat je Gjon kende.
Klopt. Hij kwam ook pas ’s ochtends aan, en Nina en ik waren er een avond eerder. De studio lag prachtig aan een meer, we waren al wat aan het gearfreaken geweest met de apparatuur, ik ben een enorme nerd wat dat betreft. De ochtend dat we gingen werken had ik Gjon heel even aan de ontbijttafel gezien en toen ging hij met die anderen de studio in. Maar ik had wat referentielijsten doorgekregen, waarmee ze aangaven wat ze voor vibe en sound wilden. Daar stonden verschillende tracks op. Gjon vond Arcade bijvoorbeeld helemaal te gek. Dus uiteindelijk hebben we zonder hem een melodie en een soort rode draad van het verhaal gemaakt. Dit keer is het dus wel op een bijzondere manier gegaan. Later hebben we het in de tekst meer naar hem toe gebogen, naar zijn inspiratie en zijn leven.
Het nummer begint met één herhaalde noot op de piano.
Een leidtoon, ja.
Is dat ook hoe het componeren op die ochtend begonnen is?
Ja, ik vind het sowieso altijd tof als er één toon is en daar gebeuren heel veel dingen onder of boven. Dus ik dacht: laat ik dat weer eens proberen. Toen kwamen die eerste akkoorden er al heel snel onder, en met die melodieën erbij. Ik hou erg van het contrast tussen mineur en majeur in één stuk, dat er dus in de toonsoort verschillende klanken zitten die je niet verwacht. In het refrein hoor je bijvoorbeeld dat hij in één keer naar D-majeur gaat, als hij ‘la terre’ zingt, dat vind ik heel tof.
Jullie zaten daar met z’n tweeën – is Nina dan meer voor de tekst?
Ja, ik denk wel mee in verhaallijnen, maar zij kan zo snel iets verwoorden, en vooral in het Engels, ze is echt supergoed. Een hele mooie melodie maken is één ding, maar de tekst en de vocals kunnen alles versterken.
Maar je begint met de leidtoon, er komen mineur- en majeurakkoorden bij – wanneer stapt zij er in om een woord of een zin te zeggen?
In het begin is het een beetje brabbelen. We denken samen over melodieën, ik speel verder en dan zit er nog niet echt tekst bij, maar op zo’n moment hebben we samen een soort vibe gecreëerd waarvan we voelen dat het iets kan worden. Je gaat het steeds verder uitwerken, en op een gegeven moment gaat zij woorden zingen, die in haar opkomen. Zo kwam dat ‘Ground Zero.’ We dachten: dat is tof, laten we daar verder op borduren. Dat ging in dit geval zo snel dat het binnen drie uur, met strijkers, beats, met complete tekst en opname van Nina’s stem, want zij zong het in eerste instantie in, een demo van drie minuten werd.
En waarom lukte juist dit zo in één keer? Kun je dat terughalen?
Ik schrijf vaak in mineur. Dat is vaak al wat droeviger, wat melancholischer. En ik denk dat ik in de noten de emotie heel sterk voelde. Die leidtoon geeft een soort meditatiegevoel, het is één rode lijn, ik noem het altijd één drone, en daar zitten andere dingen onder verborgen. Dus je gaat links en rechts iets uitproberen – maar die ene toon zegt onder elk akkoord weer iets anders. Die betekent iets anders. En die betekenis is heel belangrijk.
Door Répondez-moi was bekend dat Gjon een prachtige falsetto heeft [zingen met ‘kopstem’, waardoor hoge noten kunnen worden bereikt]. Zit dat in je achterhoofd bij het componeren?
Honderd procent. We hadden een hoge toon op het eind in gedachten, zo van: daar moet hij even zijn kracht laten zien. Het is niet zo dat je continu denkt: er móét een hoge toon in komen, maar wel: er moet een moment in voorkomen waar de song naartoe evolueert. Ik hou heel erg van dynamiek in een track, dus het couplet mag heel klein zijn, en misschien ook een stuk zachter dan het refrein, waar dan in één keer, bam, alles uit komt. Dat hoorde je bij Arcade bijvoorbeeld ook, en die impact die zo’n refrein dan heeft, dat vinden mensen heel tof. Ik vind dat bij de muziek van tegenwoordig alles vaak hetzelfde klinkt, alles even hard, van begin tot eind gebeurt er niet echt iets waarbij je denkt: woeh!
De aantrekkingskracht van Arcade is inderdaad dat je in een soort drie-minuten-avontuur meegaat.
Precies. Ik wil een nieuw universum creëren waarin mensen zichzelf even kunnen verliezen.
Dus je zou kunnen zeggen dat Arcade en Tout l’univers op die manier familie van elkaar zijn?
Ja, mijn handtekening zit er wel in.
Die zit er stevig in, toch?
Ja ja, zeker.
Maar bij Arcade was de eerste melodielijn niet van jou afkomstig. Die bestond al.
Klopt. Behalve het hoge tekstloze lijntje waarmee de song begint en eindigt – dat heb ik geschreven, plus de bridge en het laatste refrein, waar de akkoorden anders zijn dan bij eerdere refreinen. Maar de eerste demo kreeg ik van Duncan, die was door iemand anders geproduceerd. Dat was een heel simpele demo, ook vanuit een sessie, maar daar zat een beat onder en hij begon heel anders, was in een andere toonsoort, met een ander tempo. Ik voelde heel veel bij die track, maar ik wilde wel mijn saus eroverheen gooien. Toen heb ik alleen Duncans stem gepakt en de rest van die demo weggelaten. Alles is opnieuw gemaakt, en dat heeft heel lang geduurd. Ik was toen ook wat minder ervaren. Het was mijn eerste productie die uitkwam. Ik heb daarvoor getoerd met bands, met Kovacs bijvoorbeeld, maar ik wilde gaan produceren en Duncan was de eerste.
Hoe kwam hij bij jou terecht?
Via Sony Music Publishing, die hebben mij geholpen om meteen een deal als producer bij hen te tekenen en toen zei de A&R-manager: jullie moeten met elkaar gaan werken, volgens mij klikken jullie qua muziek, maar ook persoonlijk. En dat bleek.
Her en der heb je weleens genoemd dat de opname van Arcade bestond uit maar liefst 165 sporen.
Ja, dat werd één keer gevraagd en het ontplofte daarna een beetje.
Hoeveel sporen bevat Tout l’univers?
O, dat weet ik niet. Misschien net iets minder, omdat ik toen nog niet zo heel veel kennis had. Nu kan ik met meer microfoons alles in één keer vastleggen en heb ik dus minder laagjes nodig. Maar er zit nog steeds heel veel in, ook qua percussie, heel veel trommels en tamboerijnen, dus die hebben wel heel veel sporen opgeleverd, en het koor van vier mensen, met verschillende hoogtes. Dus ik denk toch wel weer ergens tussen de 130 en de 160 sporen.
Er staan zowel bij Arcade als bij Tout l’univers nog andere auteurs vermeld bij de credits. Bij Tout l’univers is dat Gjon zelf bijvoorbeeld, ik neem aan dat hij de Franse tekst heeft geschreven?
Ja, samen met Nina hebben Gjon en ik de Engelse tekst gemaakt, en Xavier Michel heeft het toen samen met Gjon in het Frans vertaald. Daarom staan er vier namen bij.
En bij Arcade? Van Duncan kwam natuurlijk de hoofdmelodie en de tekst.
Joël Sjöö, uit Zweden, had de eerste demo gemaakt die ik toen hoorde. En Will Knox, dat is best een bekende songschrijver, had al eerder in een sessie met Duncan gezeten en wat elementen meegeschreven. Maar nadat ik er met Duncan aan heb gewerkt is er niemand meer bijgekomen. Dat was dus allemaal daarvóór.
Na Arcade was je niet van plan om nog iets met Eurovisie te doen. Waarom eigenlijk niet?
Arcade hebben we ook helemaal niet voor het Songfestival gemaakt. Het werd uitgekozen, en dan win je. Wat natuurlijk fantastisch is, maar daarna dacht ik: ik vind het ook iets hebben om gewoon verder te gaan met mijn plan, en dat was om mijn eigen muziek te maken en met andere artiesten te werken. En niet om elk jaar gevraagd te worden. En waarom? Misschien gewoon een gevoel. Er zit natuurlijk zoveel commercie omheen, en er zijn op het Songfestival zoveel tracks waar ik helemaal niks mee heb, al die toeters en bellen, ik kan me daar niet mee identificeren. Als ik word gevraagd om zoiets te maken, dan zeg ik meteen nee. Want dat ben ik niet als producer. Ik ben iemand die vanuit filmcompositie denkt, vanuit piano en emoties en strijkers, en ik wil daar niet te ver vanaf dwalen. Totdat Gjon me vroeg, en ik in Répondez-moi een handtekening hoorde die ik interessant vond. Maar of ik het nog een keer zou doen? Ik betwijfel het. Stel dat je bij de derde keer twintigste wordt… dan denk je: had ik het maar niet gedaan.
Je zou ook kunnen zeggen: de winst of nummer twintig, het maakt me niet uit, het gaat om de muziek.
Dat is ook zeker zo, want ik vind dat muziek geen wedstrijd moet zijn. Dat vond ik bij Arcade wel een beetje moeilijk. Maar nu we zo hoog staan in de voorspellingen, ja, dan wil ik wel gewoon winnen. En als ik dan win vind ik het krachtig om te zeggen: ik ga nu verder met mijn eigen dingen. Maar ik kan niet in de toekomst kijken. Als er een track komt waarmee ik het best weer zou aandurven… wie weet.
Als jij niet zo van die commercie houdt, hoe heb je die twee weken in Tel Aviv dan beleefd?
Het fijne was, en dat geldt ook nu: mijn taak zit erop. Ik was blij dat ik daar gewoon lekker kon zijn. Ik ging gewoon op het strand, ik reed met mijn elektrisch stepje door de stad, we aten heerlijk en ik kon ontspannen kijken en meedoen met het hele circus. Na de eerste halve finale dacht ik: iedereen zingt het mee, dat kan nog weleens iets gaan worden. En toen gingen we de bookmakers nog meer omhoog, uiteindelijk stonden we op 65% winstkans, ja, dat is echt niet normaal. Dat was dan richting de finale. En dan hoop je natuurlijk wel dat het gaat gebeuren. En dan zit je helemaal trillend op je stoel en hoor je dat Duncan wint, en dan ben jij in één keer onderdeel van het maken van geschiedenis voor Nederland. Na vierenveertig jaar. Toen zat ik te huilen op de tribune, en iedereen pakte me vast , zo van: je hebt het gedaan! Er gaan zoveel dingen veranderen nu!
Waar op de tribune zat je?
Helemaal in het midden. Ik had heel mooi zicht. Ik zat met mijn team, maar ook de familie van Duncan was er. Het is heel vet om dan al die instrumenten die je zelf hebt ingespeeld uit die dikke speakers te horen komen. Dat was wel echt goud.
Je zegt: ik hoefde het podium niet op. Maar dus ook niet na de winst?
Nee, ik werd helaas een beetje, ja, hoe zeg je dat netjes… ik mocht gewoon niet mee. Ik vond het wel jammer dat ik niet ook in de green room zat. Ik heb twee jaar met Duncan in de studio gezeten en aan de track gesleuteld, dan wil je het wel samen vieren. Maar dat zat er niet in en daar heb ik me ook bij neergelegd. Ik heb een hele leuke tijd gehad, en tuurlijk was het wel een erkenning geweest om daar op dat podium te hebben gestaan, met Duncan, en met de beker, maar ik had het alsnog top naar mijn zin. Het is dus niet zo dat ik daar zat te balen, maar familie van Duncan zei wel: ‘Jij had daar eigenlijk horen te staan.’ Maar all good. Misschien gaat het dit jaar anders.
Wanneer heb je hem wel kunnen feliciteren?
We moesten wel even wachten. Hij werd natuurlijk enorm geleefd, hij moest na afloop eerst nog gaan zingen in de Euroclub, voor de fans, maar toen werd hij zo belaagd door mensen dat ik dacht: ik feliciteer hem straks wel. Dat kwam pas toen hij terugkwam in het hotel en wij daar allemaal stonden te wachten, bij de bar. Toen hebben we een fotootje gemaakt met de beker, en geproost. En daarna niet geslapen en dronken het vliegtuig in gestapt.
Het is intussen twee jaar later, Arcade is nog steeds enorm populair en staat in de Billboard hitlijsten in Amerika – wat doet dat met je?
Ik vind het vooral heel tof dat Arcade nu een beetje loskomt van het Songfestival. Natuurlijk heeft Arcade leven gekregen door de winst, maar nu komt het door TikTok in Rusland en Amerika, en dan gaat het echt om de kwaliteit van het liedje. Dat vind ik zo tof, de track kan dus ook buiten Europa werken. Zonder dat iemand iets van het Songfestival weet. We zitten nu geloof ik op twee miljoen streams per dag! Dat is echt bi-zar.
Terug naar Gjon: is hij naar Nederland gekomen om de song op te nemen?
Nee, ik heb alles hier opgenomen, behalve Gjons stem. In verband met repetities en corona kon hij hier niet naartoe komen. Dus we hebben een studio-engineer in Zwitserland gevraagd. Gjon zong daar, ik keek en luisterde mee op Zoom en kon aanwijzingen geven. Via een plug-in kon ik direct, streaming, de studiokwaliteit-opname horen. Zo hebben we dat drie middagen lang gedaan.
Is het niet gek dat je zo weinig aan het Songfestival gerelateerde mails van andere landen hebt gekregen?
Sterker nog, ik ben in 2020 door niemand gevraagd. Echt niemand. Tja, geen idee waarom dat zo was. Ik had het wel verwacht. Maar niet per se gehoopt, hoor.
Je bent wel zelf met een album bezig.
Ik release elke maand een track, begin februari was de eerste. En er komen er dit jaar dus twaalf, inclusief een bonustrack in december. Het is een heel klassiek project, ik ga helemaal terug naar de piano. Plus wat synthesizers en strijkers, want ik ben een enorme filmscore-fanaat. Ólafur Arnalds, Nils Frahm, Hans Zimmer, Max Richter, dat zijn wel echt grote inspiratiebronnen voor mij. Ik doe het allemaal zelf, ik ben een eigen label gestart, ik doe alles vanuit mijn eigen naam. Omdat ik denk: niemand mag hier iets van vinden, ik doe gewoon wat ik zelf tof vind.
Wat zijn je ambities voor dit project?
Ik bouw gewoon een profiel op. Het voelt superfijn om naast voor andere artiesten en met andere labels te werken nu alles zelf te kunnen doen. En dat te pitchen bij bijvoorbeeld musical directors of regisseurs. We gaan misschien proberen een keer iets bij Netflix te krijgen, of bij een film. En het leuke is: ik schrijf, bedenk, mix en produceer alles met de tijd mee. Ik ben nu bijvoorbeeld track vier aan het maken. Maar ik weet nog niet wat vijf of zes wordt.
Bij de nummers zit geen zang en geen tekst, maar op YouTube omschrijf je wel waar ze over gaan.
Ik wil alles wel een verhaal meegeven. Zo is Brother voor mijn eigen broer geschreven. Ik heb onze levensjaren en hoe ik hem nu bijna dertig jaar ken, vertaald in noten. Ik wil aan alle tracks een persoonlijke draai geven. Ik denk dat het ook goed voor me is om de inspiratie te zoeken bij een gebeurtenis in mijn eigen leven.
Wat is het verhaal achter de titeltrack, A new dawn?
Ik ben in april verhuisd uit Rotterdam naar Den Bosch. Ik heb daar acht jaar gewoond, er gestudeerd, met Duncan gewerkt, een huis gekocht, een relatie gehad die over is gegaan. Er is gewoon heel veel gebeurd, en ik wilde een nieuwe studio bouwen en een nieuwe stap zetten in mijn leven. Door terug te gaan naar Brabant, waar ik ook vandaan kom. Ik heb veel achter me gelaten, en met de eerste track die uitkwam, A new dawn, liet ik zien dat ik niet meer alles voor iedereen ging doen, daar ben ik klaar mee. Dit is – heel persoonlijk – mijn nieuwe tijdperk.
En Brother is dus voor je oudere broer. Je vertelde eerder dat je ook al zo’n goede band hebt met je ouders.
Dat betekent niet dat ik nog een Mother en een Father ga maken, maar wellicht dat ik nog weleens over mijn ouderlijk huis ga schrijven.
Is dat iets Brabants, die hechte familieband?
Nee, dat heeft met mijn opvoeding te maken, met dingen die er zijn gebeurd. Een oudere broer van mij is overleden, bijvoorbeeld. Daarnaast zijn onze ouders er altijd voor ons geweest. En nog steeds. Zij zitten allebei in de zorg en ik ben musicus en mijn broer is fotograaf, maar ze hebben nooit tegen ons gezegd: zou je dit wel doen, zo’n baan waarin je misschien wat minder geld verdient? In plaats daarvan brachten ze mijn zware keyboards in hun auto naar shows. Dus ja, zonder hen was ik hier nu niet.
Zie je de tracks van je album als een soort autobiografie?
Ik denk het wel. Doordat ik zo’n stap heb gemaakt kan ik beter nadenken over wat er is gebeurd. En waardering uitspreken naar de mensen die ik nu bij me heb. Straks ligt er een op vinyl geperst album, en ik denk dat daar ook in komt te staan waarom ik wat heb geschreven. Ik wil echt dat mensen dat een stukje van mij zien. Ik vind de persoonlijke verhalen van andere mensen ook altijd mooi. Dat ik niet naar een product luister, maar naar iemand die laat zien: dit is mijn uitlaatklep. Op deze manier toon ik mezelf aan de wereld.
Maar is het ook een reactie op de heftigheid na het Songfestival. Op alle verwachtingen, misschien ook bij jou, dat andere landen zouden bellen of dat je veel meer met Duncan zou gaan maken, wat niet gebeurd is?
Ja, honderd procent. Kijk, als producent sta je toch vaak achter iemand, en als muzikant ook, en op het podium ook. Dat heb ik altijd gedaan, en deze stap bevrijdt me een beetje van die positie. Ik vind het ook interessant om te onderzoeken hoe het is om een componist of artiest te zijn, om echt iets te maken wat helemaal van mij is. Van begin tot eind.
Is het ook om minder afhankelijk te zijn van wel of niet voor iets gevraagd te worden?
Ik denk het wel. Ik ben iemand die snel ja zegt, en ik heb geleerd om dat minder te doen. Omdat het zoveel werk en druk op je schouders legt. Door de tijd en energie die dit project kost, met fotoshoots, promo’s en Spotify en alles, denk ik: wat ik er nog naast doe moet ik echt leuk vinden. Ik moet het niet doen om mijn huur te kunnen betalen of wat dan ook. Daar maak ik geen muziek voor. Ik moet nu beter kiezen met wie ik wil werken, en dat is goed. En ik merk dat het werken met een ander nu fijner wordt, omdat ik weet dat ik ook mijn eigen dingen uitbreng. Eerst wilde ik dat graag, maar dan liep mijn agenda steeds vol. Dat brengt frustratie met zich mee.
Je vertelde over de warme reactie van Gjon op je nummer. Zie je wel toekomst in samenwerken met hem – na Eurovisie?
Ik laat het meestal een beetje van de artiest afhangen. Zij hebben vaak ook andere mensen met wie ze werken. Maar we hadden een klik in sound en in sfeer. Je hoort dat breekbare ook echt in zijn stem, en dan is er de hoogte die hij kan halen, en dat hele, bijna poëtische zingen. Dat trekt mij enorm. Dus ik zou wel openstaan voor een verdere samenwerking. Maar ik heb ook geleerd van vorige ervaringen. Dus we zien wel wat er gebeurt.
In elk geval ga je uiteindelijk in de richting van de filmmuziek, toch?
Ja, uiteindelijk wil ik filmcomponist worden. Ik zie mijn project ook een beetje als een pre-party daarvoor. Een staalkaart: dit kan ik.