Gelukkig – Benny Cristo is terug.
Vorig jaar introduceerde hij zichzelf in de eerste seconden van zijn Eurovisionbijdrage KEMAMA, met de woorden: ‘Ay! Benny Cristo and Glowsticks, some of you already know.’
Dit jaar is een introductie niet meer nodig. Met zijn liedje omaga brengt hij ons een andere muzikale vibe, maar de tekst heeft dezelfde frisheid als in 2020.
Een dag na de grote openingsceremonie van het festival van 2021 spreken we met hem, terwijl de meeuwen links en rechts voor de ramen van zijn hotelkamer langsflitsen. We hebben het over van alles, maar ook over slicke zinnetjes – en niet zo slicke zinnetjes.
Om te beginnen: hoe ga jij, als sensitief persoon, om met dit dolle Eurovisieleven?
Ik ben blij dat dit het tweede jaar is. Ik heb het eerste jaar achter de rug en nu kan ik ervan genieten. Als het net als vorig jaar was geweest, qua voorbereidingen en zo, dan was het wel een beetje hectisch geweest. De reacties op KEMAMA, en mijn eerste clip, waren intens. Dus als sensitief persoon maakte ik een behoorlijke achtbaan mee. Maar dit jaar is het chill.
Laten we het over de tekst van omaga, je song van dit jaar, hebben. Allereerst: kudo’s voor het noemen van coronakilo’s in de tekst. Ik denk dat er nu best veel liedjes over corona zijn, maar ik denk dat er geen enkele song is die gaat over aankomen tijdens lockdowntijden.
Ik heb geprobeerd om het op een coole manier over corona te hebben. Ik wilde wegblijven van de voor de hand liggende woorden als ‘COVID’ en ‘pandemie’, dus ik koos voor het woord ‘apocalyps’. En het gaat over alledaagse, reële dingen. Als ik met mensen om me heen praatte zeiden we dingen tegen elkaar als ‘wat doe jij als je thuiszit’, en ‘o, ik ben echt dik geworden,’ en ‘yo, geen zorgen, man, maakt toch niet uit, chill.’ Je weet wel, het echte leven.
Zijn er tekstregels waarbij je dacht: ja, die zijn echt gelukt?
Filip Vlček en ik hadden het geraamte van het liedje geschreven – ik maak de tekst, hij de muziek – en we waren die aan het samenvoegen. En toen ik erachter kwam dat dit een mogelijke Eurovisie-inzending was probeerde ik de tekst af te maken, en ik besloot dat ik er een klein stukje Tsjechisch in wilde verwerken. Dat lukte best goed. Onverwacht goed. Ik wil mezelf niet teveel op de borst kloppen, ik ben niet iemand die zegt: ‘Yo, Ben, dat heb je nu eens echt goed gedaan, maar toen ik deze regels vond: ‘Můžeš být u mě klidně, můžem dělat jakoby (‘je kunt gewoon lansgkomen, dan doen we alsof er…) en die in het Engels afmaakte: ‘…there ain’t no apocalypse,’ waardoor ik in één zin Tsjechisch en Engels combineerde, en dat het ergens op sloeg… Ja, toen dat lukte was ik wel even van waaaaaaahhhhhh… hier ben ik echt blij mee.
Ik denk dat mijn lievelingszin die over de apocalyps is, waarin je heel geinig met woorden speelt: ‘There ain’t no apocalypse, long as you’re here on my lips.’
Ja, die zin is oké, maar als ik er nu naar luister denk ik: is dit niet te kinderachtig? Aan de andere kant: ik was die persoon, weet je, ik was zo naïef. Dus voor mij zit er geluk in die zin, of naïviteit, of ja, stupiditeit. [Zingt op overdreven toon:] ‘There ain’t no apocalypse, long as you’re here on my lips.’
Doe je dit vaak? Achteraf nog eens kritisch nadenken over je teksten?
Over het algemeen geldt dat hoe meer tijd je doorbrengt met een liedje, hoe meer dingen er tevoorschijn komen. Bijvoorbeeld gisteren, toen er iets grappigs gebeurde. We waren op de turkooise loper voor de openingsceremonie van het festival, en dan zingt iedereen zijn liedje voor allerlei media. Dus op een bepaald moment begonnen mijn dansers en ik te zingen, want ja, we wilden laten zien: yo, wij hebben ook een liedje. Dus wij gaan van: ‘Omaga, omaga, you’re so beautiful…’ En dat is prima, geen probleem. Maar op dat moment loopt er een andere delegatie achter ons langs. En wij zingen verder: ‘Omaga – why don’t you let me have it?’ En eh… net die regel als er een andere delegatie langskomt? Niet zo slick. Dus ik denk: god fucking dammit, fuck!
Ha ha, ja, dat soort dingen gebeuren als je over daten schrijft, lijkt me. Je hebt verder het afgelopen jaar veel tracks gepubliceerd, zowel in het Tsjechisch als in het Engels – op welke manier hebben die songs, tekstgewijs, met elkaar te maken?
Ik schrijf in mijn teksten meestal over dingen die in mijn leven gebeuren. Ik ben niet bijzonder goed in metaforen. En als ik al metaforen gebruik, dan zijn ze, zoals je al hoorde, vrijmoedig. Het zijn simpele metaforen. Als de tekst positief is, dan weet je dat meteen, als hij triest is, dan weet je dat ook meteen. Mijn teksten zijn erg mensgericht, en ze zijn meestal heel simpel. Niet omdat ik zo’n simpel iemand ben, maar ik wil graag dat iedereen ze begrijpt. En ik wil graag dat ze erin meegaan. Dus gaat het over mijn leven van alledag, en dat van mijn beste vrienden.
Daarom schreef je dus ook een song als Lockdown love, en PRO NÁS DVA waarin je het zelfs over de aubergine-emoji hebt…
Juist. Zie je wat ik bedoel? Een aubergine-emoji – heel rechtstreeks. Eigenlijk denk ik inderdaad – dank je wel daarvoor – dat dat is wat mijn teksten gemeenschappelijk hebben. Ze winden er geen doekjes om. Mensen zeggen altijd tegen me dat ik, zoals we in het Tsjechisch zeggen, ‘mijn hart op mijn tong draag’. Ik denk dat dat klopt. En soms is dat stom. Zoals wanneer je op een turkooise loper staat en je je liedje begint te zingen en je jezelf in je eigen voet schiet en denkt: fuuuuuck…
Is jouw idee ook dat hoe persoonlijker jij schrijft, hoe meer mensen jouw liedjes op zichzelf betrekken?
Hopelijk! Want dat is de bedoeling. Als ik schrijf probeer ik soms minder specifiek te zijn, ook al is het helemaal mijn eigen verhaal. Soms denk ik: hoe verwoord ik het zo eenvoudig mogelijk, maar ook: hoe sluit ik niemand buiten? Hoe zorg ik dat het minder ‘alleen maar voor meisjes’ of ‘alleen voor mannen’ is? Ik probeer me altijd te richten op het schrijven van liedjes waar iedereen zich in zou kunnen vinden.
Ik las over allerlei bijzondere projecten die je in Tsjechië gedaan hebt, zoals die met schoolkinderen over de gevaren van internet. In welke mate zie jij jezelf als een activist?
Als iemand die niet genoeg doet. Ik denk dat er altijd meer te doen valt. Ik ben met mijn muziek bezig en overdag train en chill ik en doe ik leuke dingen, en ik focus me soms te weinig op dingen waarmee ik anderen zou kunnen helpen. Want ik heb die mogelijkheid en er zijn mensen die naar me luisteren, dus ik zou sommige dingen een zetje in de juiste richting kunnen geven, en dat doe ik dus niet. Dus mezelf een superactivistisch artiest noemen, nee, dat zou een leugen zijn. En niet fair ten opzichte van echte activisten. Vrienden van mij gaan naar vrachtwagens vol met dieren die op weg zijn naar een slachthuis, en dan sproeien ze met enorme pompen water naar binnen, zodat die dieren voor ze doodgaan tenminste voor het eerst vers water binnenkrijgen. Die vrachtwagens hebben luchtgaten, en dan steken die mensen hun hand door die gaten en aaien de dieren, zodat die voor ze vermoord worden nog wat genegenheid krijgen… En daar heb ik nooit bij geholpen, dat kan ik gewoon niet aan. Daar ben ik veel te weekhartig voor. Ik spreek me online best uit, en ik doe af en toe iets; zo heb ik me in een kooi laten opsluiten om te laten zien wat we met dieren doen. En er zijn wat projecten op komst met echte activisten – maar ik wil alles zo goed mogelijk doen. En wil ik mezelf activist noemen dan kan ik er maar beter honderd procent voor gaan.
Maar als we het over omaga hebben: een jaar geleden, tijdens de eerste lockdown, had iedereen behoefte aan informatie en serieuze reflectie, omdat we niet wisten wat er in de wereld aan het gebeuren was. Nu, een jaar later, hadden we tijdens de nieuwe lockdowns eerder behoefte aan vrolijkheid. We hebben dus opgewekte songs zoals die van jou nodig. Denk je niet dat daar ook een soort activisme in te vinden is?
Ha ha, I like that. Ja, er zijn natuurlijk verschillende soorten van activisme. En als je het positief activisme wilt noemen, ja, dat vind ik wel mooi. Zo heb ik er nooit over nagedacht, ik heb nooit bedacht dat dat ook activisme kan zijn. Als ik op de een of andere manier iets kan doen voor de mensen die hun mening niet kunnen uiten of hun angsten of hun stress… Ik heb dat nooit als activisme gezien, maar het is mooi om het zo te zien. Dank je wel.
Je bent ook sporter, je doet aan snowboarden en je hebt in Braziliaans jiu jitsu de wereldtop bereikt. En nu sta je in een wedstrijd waar het over muziek gaat, over vreugde, over dans. Is dat niet tegenstrijdig? Hoe ga jij om met dat competitieve element van Eurovisie?
Met mijn antwoord op die vraag ga ik waarschijnlijk ook een probleem in mijn eigen hoofd oplossen. Ik nam vroeger overal ter wereld aan toernooien deel. En dan ging het zo: mijn tegenstander en ik hebben vijf minuten, de scheidsrechter geeft aan dat we kunnen beginnen, we nemen het tegen elkaar op. Wie als eerste de ander weet te verwurgen of klem zet, zodat de ander af moet kloppen, wint. De regels zijn supereerlijk en superduidelijk: we zijn van dezelfde gewichtsklasse en van dezelfde ranking. Dat is voor mij wat een wedstrijd moet zijn. Terwijl hier alle liedjes totaal van elkaar verschillen. En schoonheid, of smaak, is zo subjectief, zó subjectief. Soms denk ik: dit liedje is cool en dat liedje is niet echt iets voor mij, maar wie ben ik om dat te vinden? Er kijken letterlijk honderden miljoenen mensen, weet je, en dan houden wij een wedstrijdje welk lied het beste is? Dat is voor mij niet wat competitie is. De enige wedstrijd die ik hier aanga is die met mezelf. Als ze me vragen: ‘Wat denk je? Hoe liggen je kansen?’, dan zeg ik: ‘Weet je wat ik werkelijk hoop? Ik hoop dat ik mezelf versla.’ Tijdens mijn eerste repetitie was ik gewoon niet goed. Maar toen deed ik het beter tijdens de tweede. En nu wil ik in de halve finale Ben verslaan, snap je? Ik hoop dat ik Ben-van-de-tweede-repetitie kan verslaan, omdat die Ben weer niks was ten opzichte van Ben-die-nu-zingt. Hoe ik die gast moet verslaan weet ik wel – maar al die anderen? Geen idee.
Laatste vraag: ben jij een lezer?
Ja, ik vind van wel. Ik moet wel zeggen dat ik door tijdgebrek de laatste tijd nauwelijks leestijd heb. Ik ben heel snel afgeleid, en voor een boek moet het moment kloppen en ik moet in de juiste stemming zijn. Ik kan niet lezen als er teveel lawaai is, ik kan niet lezen als er muziek op staat, ik kan niet lezen met mensen om me heen, ik kan niet in openbare gelegenheden lezen, het licht moet goed zijn, ik hou niet van wit licht, ik heb een beetje gelig licht nodig. De sfeer moet gezellig zijn, ik heb een kop goede thee nodig, ik heb van alles nodig. Maar als het me lukt is mijn lezen geweldig, want ik heb een waanzinnige fantasie. Als ik iets moois lees wordt het in mijn hoofd net een big-budget-Hollywoodfilm. Na twee bladzijden begint die hele boekwereld al te leven voor mij, en dan ben ik vertrokken. Dus ja, ik ben een lezer, maar wel een superspecifieke.
Kun je een boek noemen dat je beïnvloed heeft?
Ja. En dat is ook nog eens een heel dun boek. Kijk, hier in Rotterdam, nu, op dit moment zelfs, zie ik overal zeemeeuwen. En mijn lievelingsboek is Jonathan Livingston Seagull. De schrijver is Richard Bach. Hij is fantastisch. Het boek gaat over keuzes maken. Als je overweegt om iets anders te gaan doen in je leven, en om je heen zeggen ze dat je het moet houden bij waar je goed in bent – dan moet je dit boek lezen, want het opent je de ogen en het zorgt ervoor dat je alle twijfel achter je laat. Ik las dit boek toen ik negentien of twintig was. Ik werkte op de marketingafdeling van een bank, en toen ik die, hoeveel zullen het er zijn, 150 bladzijden uit had, wist ik: ik wil gaan zingen. Ik was twintig en ik had nog nooit gezongen, echt nog nooit. Ik had geen muzieklessen gehad, er was niemand in mijn buurt die zong. Maar ik schreef me in voor een talentenjacht, en om een lang verhaal kort te maken: het lukte gewoon. De boodschap van het boek is: is er iets wat je met hart en ziel wilt? Ga er dan helemaal voor. Dus met het geld dat ik met een paar commercials had verdiend ging ik naar Toronto, en nam daar mijn eerste album op. En het ging zowaar goed, mensen waardeerden het en tien jaar later hield ik een uitverkocht concert in de grote O2 Arena in Praag, en nu, twee jaar later, praat ik hier met jou. Dus dit toont aan wat de kracht van boeken is.
En het resoneert denk ik ook met wat je moeder je altijd voorhield: ‘Als jij ergens de beste in bent dan valt niemand je meer lastig.’
Precies! Je gelooft nog meer in jezelf als je het in een boek leest, van je moeder hoort en dan die twee dingen combineert. Dat zijn allemaal affirmaties. Toen ik destijds op die bank werkte had ik al twee kampioenschappen gewonnen, aangespoord door het advies van mijn moeder: ‘Blink uit in wat je maar doet en je zult respect oogsten.’ En toen las ik in dat boek dat ik mijn best moest doen om op de allerbeste manier te vliegen, en dat ik nieuwe vliegmethodes moest verzinnen, en het voelde als een mantra. Het zijn allemaal mantra’s. Ze staven je in het gevoel dat je op het juiste pad bent. Zolang je maar je leeft naar de woorden van de juiste mensen en de woorden uit de juiste boeken.
Voor mensen die teksten schrijven, zoals jij, is er dan dus altijd de kans dat een van die teksten een affirmatie voor iemand anders wordt.
O, en dat klinkt oprecht als een droom.
Deze week horen miljoenen mensen de door jou geschreven zinnen. Geen slecht begin.
Absoluut geen slecht begin.