Some National Finals are more equal than others. Sommige Nationale Songfestivals waren beter dan andere, zoveel valt er wel te constateren als we onze handen in duikhouding vouwen en de historie in plonzen. Er waren beschamende en mooie jaren, en 1998 was mooi en niet beschamend. Acht liedjes, waarvan vier aangeleverd door speciaal aangezochte bekende componisten en vier uit een open inschrijving. Twee presentatoren, Paul de Leeuw (die na een paar jaar weer eens mocht, maar dan moest hij het wel met iemand samen doen) en Linda de Mol (samen leverden ze cheeky commentaar op de introductiefilmpjes en droegen tijdens de show in de RAI dezelfde kleren, Linda was dus in mannenpak), en een vakjury annex kijkersjury. Kwalitatief stak deze voorronde zo boven andere uit, dat alle acht liedjes op single uitgebracht werden en de helft ervan (Nurlaila, Edsilia, Frédérique en Nubia) ook echt een hit werden. Bovendien leverde het een stralende winnaarssong op: Hemel en aarde door Edsilia Rombley, dat het in de internationale finale uitstekend deed: vierde.  


NIET BESCHAMEND?

De kwalificatie ‘niet-beschamend’ geldt voor de uitzending, de aanpak en de gemiddelde kwaliteit. Maar niet voor een van de liedjes. Ze kwamen over zee van Nubia zou nu (terecht) niet meer gezongen kunnen worden, aangezien het vrolijk het nare verleden van de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) behandelt. Tekstueel kan niet wérkelijk worden gezegd dat de wandaden van de VOC verheerlijkt worden, maar enige kritiek ontbreekt, de slavenhandel wordt niet vermeld en de melodie en de uitroep ‘Heja Hoppahee’ zijn veel te juichend.

Schrijfster Hanneke Hendrix schreef hierover vorig jaar op Eurostory:
‘Het geweldige aan het Nationale Songfestival van 1998 was natuurlijk Edsilia Rombley. Want wat is er niet geweldig aan haar? Haar billen, haar zelfverzekerdheid, haar achtergrondzangers, het liedje, haar knipogen en schouderbewegingen: alles eigenlijk.
Het vreselijke van 1998 was Nubia, een gelegenheidsband met een lied dat heden ten dagen niet meer opgevoerd zou kunnen worden. Een lied over de VOC, zo zeiden ze zelf, maar natuurlijk is het gewoon een lied over slavenhandel. Zoals Van Reybrouck ooit schreef over de kolonisering (van Congo, overigens, niet van Nederlands-Indië), en ik parafraseer hier vreselijk: het is heel simpel, lege schepen gingen erheen en volle schepen kwamen terug.
En ze zingen het echt, lieve mensen: ‘Heja hoppahee, ze kwamen overzee. Spraken over vrede en vriendschap. Heja hoppahee, ze namen alles mee. Dat was in het belang van de VOC.’
Ze zongen het nog net niet in black-face.’*

*We kregen een reactie op dit stuk van tekstdichter Ad van Olm, zie onderaan dit artikel.


TERUGLUISTEREN

Opvallend was dat destijds het publiek weinig bedenkingen had bij de tekst van Ze kwamen over zee. Het stemde Nubia naar een tweede plaats (de vakjury vond dat de groep voorlaatste moest worden).

Hoe dan ook, beschamend of mooi – we luisteren in deze aflevering van Met De Oren Van Nu opnieuw naar de acht liedjes van bijna twintig jaar geleden. Allereerst maken een aantal Eurostory-auteurs hun keuze en daarna lezen we hoe zangeres Frédérique Spigt terugkijkt op haar deelname.

Tenslotte lees je de werkelijke uitslag en dan is het tijd dat jullie zelf terugluisteren. Is huizenhoge favoriete Edsilia Rombley achteraf te verslaan?


WIJ

Ellen Deckwitz koos…

Hemel en Aarde was natuurlijk een knalsucces dat festival: Edsilia zong zo krachtig, alsof ze net stemdoping kreeg ingebracht, en het nummer swingt zelfs anno 2017 de pan uit. Maar toch. Het nummer dat mij van deze acht het meest raakt, is Mijn hart kan dat niet aan. Allereerst omdat Frédérique Spigt van alle acht deelnemers de enige is wiens vertolking oprecht overkomt: je voelt de woorden, de pijn. De overige zangeressen staan vocaal echt wel hun mannetje, maar de meeste stemmen zijn te gelikt, werpen een vangnet van vibrato over je heen dat verdooft in plaats van vervoert. Spigt brengt het nummer met een stem die even gebroken klinkt als haar hart. Haar mimiek en lichaamstaal geven blijk van overgave, wat de tragiek alleen maar versterkt. Ik denk dat dit nummer eruit had kunnen springen op het festival zelf: met een zangeres die compleet uniek is, met een nummer dat een interessante mix is tussen Zuid-Europees en klassiek en met een zang die even rauw is als het hart na een val.


Sam Jongeneelen koos…

Voorafgaand aan het luisteren hoopte ik niet voor Edsilia te moeten kiezen. Ik ben fan van Edsilia en (net zoals de rest van Nederland) ken ik Hemel en Aarde vrij goed. Eens kijken of ik een lied beter kon vinden dan Edsilia’s klassieker. Hoewel een aantal andere liedjes best ook van mij had mogen winnen (met name Marco Marlé en de ontzettende dramasong van Nurlaila) vind ik Edsilia’s lied nog steeds het beste nummer. Of ik daarin nu volledig objectief ben, vind ik dus moeilijk te zeggen. Dit lied is een echte klassieker geworden en ik vind het altijd een feestje om dit te horen. Het is catchy, swingt lekker en Edsilia vraagt om sympathie. Vooral als het lied vordert, dan gooit ze al haar vocalen in de strijd, heerlijk! Haar winst is meer dan verdiend geweest in de nationale finale. Had ze nu maar iets meer dan 151 punten gescoord in Birmingham, dan was ze met de winst naar huis gegaan!


Zeno Kapitein koos…

Dit festival lijkt tot de nok toe gevuld met (sterke) vrouwen! Met emoties! Een deel van de nummers neemt zichzelf nodeloos serieus (zoals Sylvia Samson, waar een postieve wens juist heel omineus klinkt door het overaanwezige achtergrondkoor, en bij Marco Marlé, waarbij ik versteld sta van het gebrek aan adempauzes), andere zijn juist naar mijn gevoel iets te ludiek ingestoken (Nubia en Claudia Nelson, met respectievelijk de meest catchy geschiedenis- en anatomieles ooit). De twee medaillewinnaars zijn voor mij Nurlaila’s got-it-all-ballad en Edsilia Rombley’s enorm catchy en oppeppende liefdeslied. Uiteindelijk kies ik toch voor Edsilia Rombley – Hemel en aarde, voornamelijk omdat ik tegen alle stereotypen in écht geen fan ben van ballads.


Berrie van der Molen koos…

Edsilia’s nummer is natuurlijk een onbetwiste songfestivalklassieker geworden en ik ben er gek op, maar Nurlaila’s Alsof je bij me bent is mijn favoriet. Haar lied is natuurlijk niet swingend zoals Edsilia en de En Vogue-achtige uitvoering van Claudia, mijn nummers twee en drie van NSF 1998, wel zijn. Maar ik vermoed wel net zo internationaal aansprekend. Het lied bouwt prachtig op en is over voor ik er erg in heb. Dan ben ik verslagen. Ik vind het bijzonder hoe Nurlaila met het intens verdrietige lied, dat over de kleine dingen van het missen vertelt, juist de overweldigende leegte en machteloosheid van gemis zo trefzeker overbrengt. Het is een bombastische uitvoering, maar het is voor mij de schreeuw van een gebroken hart, op muziek. Ik weet niet zeker of dit beter gescoord zou hebben dan Hemel en Aarde, maar ik weet wel dat Nederland ook hiermee heel goed voor de dag zou zijn gekomen op het festival.


Jelmer Soes koos…

Alhoewel we ons volgens mij totaal niet hoefden te schamen voor Edsilia op Eurovisie, toch legt haar nummer het bij mij uiteindelijk af tegen Frédérique Spigts Mijn hart kan dat niet aan. Alles wat Spigt en Huub van der Lubbe zulke mooie muzikanten maakt, zit voor mijn gevoel in dit lied. De tekst een mengeling van mediterrane passie en Hollandse directheid, de muziek veel meer dan een omlijsting, geen bandje dat je aanzet maar een volledige productie, autonoom, die haast ook los van de zang zou kunnen bestaan. We waren er misschien niet zo hoog mee geëindigd als met Hemel en aarde, maar het was volgens mij wel dé kans om de wereld te laten horen wat Nederland muzikaal en lyrisch te bieden had.


Edward van de Vendel koos…

Ik halveer. Van acht naar vier. Voor Hou me nou maar vast van Marco Marlé heb ik altijd een zwak gehad. Bij dit lied zie ik een overbeweeglijke negentienjarige jongen die op twee centimeter voor het gezicht van zijn vriendje staat te roepen: ‘Dóe het nóú gewóón, we pássen écht wél bij élkááháár!’ Ik vind dat soort overbeweeglijke negentienjarige jongens leuk. Ik kies ook voor Hemel en aarde (natuurlijk). Om de overrompelende charme van Edsilia, om het onweerstaanbare refrein, om de swing, om de heerlijke wohooooooooooo uit het bruggetje. En ja, natuurlijk, Mijn hart kan dat niet aan, van Frédérique Spigt. Toen zij begon te zingen knalde er klasse uit alle klankkasten. Duizend points ook voor het strijkarrangement. En voor de tekst. En voor de melodie. En voor de warse inzet: het is een eigenwijs Niet-Eurovisieliedje. Ook Zintuigen vind ik heerlijk, vooral het arrangement (die lome swing, die strijkaccenten), de melodie en de prachtige zangeres, met haar lachje aan het eind. Maar ik moet kiezen dus ik halveer: Hemel en aarde en Mijn hart kan dat niet aan. Die vind ik allebei even geweldig. En als ik dan echt écht moet kiezen, halveer ik nog een laatste keer: omdat Edsilia vierde werd in Birmingham en mijn liefde dus nooit nodig heeft gehad noem ik hier uiteindelijk het onvergetelijke Mijn hart kan dat niet aan.


FRÉDÉRIQUE SPIGT

De Eurostory-redactie kiest dus voor Hemel en aarde én voor, met nog een puntje meer, Mijn hart kan dat niet aan. We vroegen Frédérique Spigt, vermaard zangeres van Engelstalig (met haar groep I’ve got the bullets, en ook tegenwoordig weer) en Nederlandstalig repertoire, om een terugblik op haar deelname. Dit is wat ze ons schreef:

‘In de eerste instantie was Bløf benaderd om het liedje Mijn hart kan dat niet aan te zingen, maar hun manager had hen afgeraden mee te doen. Ik begon te schaterlachen toen Huub van der Lubbe mij belde met de vraag of ik aan het songfestival mee wilde doen. Ik zei nog: ‘Doe het lekker zelf’. En: ‘Als mijn moeder nog geleefd had… ‘. Ook: ‘Mocht ik winnen moet ik dan naar de finale met een jurk aan?’  Dat moest, zei Huub, maar ik mocht het muzikaal helemaal aanpakken zoals ik zelf wilde.

In die tijd zong ik Engelstalig en toerde ik met een strijkkwartet. Ik hoorde de muziek, geschreven door Leo van de Ketterij, met tekst van Huub, en ik hoorde hoe het strijkkwartet het lied tot nieuw leven zou kunnen brengen. Toen zwichtte ik. Mij kwam ter ore dat Dick Bakker niet verheugd had gereageerd, daar ik het hele Metropool orkest (waar ik overigens fan van ben) niet wilde gebruiken. Toen was dat een unicum en bleek ik ‘de vreemde eend in de bijt’. Maar het liedje viel op omdat het arrangement klein was.

Vele albums met Nederlandstalige liederen volgden.’


JULLIE?

Edsilia Rombley’s Hemel en aarde werd een klassieker, maar twee andere liedjes ook. Mijn hart kan dat niet aan werd bijvoorbeeld uitgevoerd door Paskal Jacobsen van Bløf, door Birgit Schuurman, door Huub van der Lubbe van De Dijk, door de cast van de film De Zevende Hemel. En Alsof je bij me bent bestaat in versies van Gerard Joling, Roman van der Werff en van Mark Pathuis.

Toch werden ook een paar van de andere liedjes hierboven met waardering genoemd, en onze vraag is dus: als jij – met jouw oren van nu – nog eens luistert, voor wie kies je dan? We zijn benieuwd. Poll!


OFFICIËLE UITSLAG

(Jury – publiek – totaal)
1. Edsilia Rombley – Hemel en aarde (57+81) 138
2. Nurlaila –Alsof je bij me bent (49+35) 84
3. Frédérique Spigt – Mijn hart kan dat niet aan (49+21) 70
4. Nubia – Ze kwamen over zee (14+51) 65
5. Ryan van den Akker & Lone van Roosendaal – Over (17+31) 48
6. Claudia Nelson – Zintuigen (33+7) 40
7. Sylvia Samson – Mijn wens voor 2000 (28+10) 38
8. Marco Marlé – Hou me nou maar vast (9+20) 29

 


Reactie van Ad van Olm, tekstdichter van Ze kwamen over zee van Nubia op dit artikel:

‘Het moet me van het hart dat degene die dit heeft beoordeeld er weinig van heeft begrepen. Als schrijver van dit lied heb ik juist een kritische invalshoek gekozen voor de tekst: ‘spraken over vrede en vriendschap’ betekent hier dan ook dat ze er slechts over ‘spraken’ en er niet naar handelden. En ‘ze namen alles mee’ betekent dat ze wel ‘spraken over vrede en vriendschap’ maar toch alles meenamen. Het was oneerlijk, maar: ‘dat was in het belang van de VOC’ . Dit ‘alles meenemen’ gaf ons een Gouden Eeuw. Destijds op de radio gaf Cornald Maas in een interview een juiste analyse van de tekst, hij had het volledig gesnapt. ‘Hoppa Hey’ was trouwens een term, vroeger gebruikt door havenarbeiders bij het overladen van balen en kisten. Niks vrolijks aan dus.’