Soms kruisen twee grote, beroemde lijnen elkaar. Haast onmerkbaar, nauwelijks opgemerkt, ze raken elkaar en gaan dan verder, de geschiedenis in. Een voorbeeld? Agnetha Fältskog en Astrid Lindgren. De ene, als ABBA-zangeres een icoon voor Songfestival en popgeschiedenis, de ander misschien wel de grootste kinderboekenschrijver die ooit heeft bestaan. Eén maal in hun leven gaven ze sámen een interview. Aanleiding: een campagne voor scholieren over de gevaren van roken. Gevolg: een uniek gesprek.

Het is 1980. De gevaren van roken voor de volksgezondheid worden ook in Zweden steeds duidelijker. Teveel jongeren beginnen er op te jonge leeftijd al mee. Er moet iets gebeuren, dus de Zweedse overheid zet groots in met een landelijke campagne. Er wordt een tijdschrift gemaakt dat scholieren uitgedeeld krijgen. Daarin een duo-interview met twee heel grote namen.

Sprankelmomentjes
Agnetha Fältskog, op dat moment 31 jaar, bevindt zich op een ABBA-hoogtepunt. Een jaar ervoor is ze gescheiden van Björn. Twee kinderen voeden ze op: Linda (8) en Peter Christian (3). Die zomer zal The winner takes it all uitkomen. Vlak na dit interview zal ze met de band vertrekken naar Japan voor enkele concerten, die achteraf hun laatste zullen zijn.

Astrid Lindgren is dan 73. Ze is wereldberoemd geworden met kinderboeken als Pippi Langkous en De gebroeders Leeuwenhart. Ze heeft twee kinderen, zeven kleinkinderen, de oudste is op dat moment dertig. Agnetha had haar kleinkind kunnen zijn, zegt ze zelf aan het begin van het interview. Ze schreef al kinderboeken voordat de ABBA-zangeres was geboren.

Een interviewer, twee vrouwen, die allebei aangeven lang naar dit moment te hebben uitgekeken, omdat ze elkaar bewonderen en hoopten elkaar nog eens te mogen ontmoeten. Ja, ze beantwoorden braaf en politiek correct wat vragen over roken, drugs en hoe slecht dat allemaal is voor de Zweedse jeugd. Maar de sprankelmomentjes schuilen in de momenten waarop de interviewer uit beeld raakt, en de vrouwen samen verder praten.

‘Ik kom uit Jönköping,’ zegt Agnetha.

‘Ik kom uit Kalmar,’ antwoordt Astrid. ‘Er is een oude Zweedse hymne over de grens tussen de gebieden waar jij en ik vandaan komen.’

‘We zijn allebei Smålanders.’

‘Ja. Eigenwijze mensen.’

‘O ja, dat zeker.’

Ze vergeten de beginvraag, ze praten gewoon door. Het mooie: de interviewer, zich bewust van wie daar met elkaar in gesprek zijn, besluit niet tussenbeide te komen en ook die passages op te nemen in de uiteindelijke tekst. Dan gaat het even niet in de eerste plaats over de gevaren van roken, de staat van de maatschappij of het onderwijs, maar over twee bijzondere vrouwen die even van gedachten kunnen wisselen.

Dromen
Op de vraag van de interviewer wat zij als kind wilden worden, antwoordt Lindgren als eerste. ‘Ik heb nooit een duidelijke droom gehad. Geen plan. De schrijver die ik ben geworden, is puur een gevolg van het weerbericht, zou je kunnen zeggen. Op een avond in maart 1944 had het net gesneeuwd. Ik ging naar buiten, gleed uit en verstuikte mijn enkel, dus moest ik een tijdlang op bed blijven liggen. Ik werkte als secretaresse en was een goede stenograaf, en nu had ik tijd om de verhalen over Pippi Langkous, die ik altijd aan mijn dochter vertelde, eindelijk eens een keer uit te schrijven. Dus als het die avond in 1944 niet had gesneeuwd, had ik hier nu niet gezeten.’

‘Ik denk wel dat ik altijd al wilde zingen,’ reageert Agnetha.

‘Wat goed dat je dat al zo vroeg wist,’ zegt de kinderboekenschrijfster. ‘Nu zie je wat daarvan is gekomen. Mensen vragen wel eens: als je een nieuw leven zou krijgen, zou je dan dezelfde keuzes maken?’

‘Wat zou jij zeggen?’

‘O, absoluut. Ik heb een fantastisch leven.’

‘Ik zou wel hetzelfde leven willen als nu,’ zegt Agnetha. ‘Maar de fouten die ik in dit leven heb gemaakt, zou ik willen voorkomen. Nou ja… misschien zou het leven dan wel minder leuk worden. Want fouten maken hoort er toch ook bij… zo gaat het ook met de personages in jouw boeken. Die kreeg ik heel veel voorgelezen toen ik klein was.’

Astrid: ‘En toch is alles goed met je gekomen!’

Moeders
Een tijdje praten de vrouwen, gestuurd door de interviewer, over de zorgelijke ontwikkelingen in het Zweedse onderwijs, en over toenemend alcohol- en drugsgebruik onder jongeren. Maar dan, na wat gemeenplaatsen over respect voor de leerkracht en het belang van een gezond lichaam, roept Agnetha opeens uit: ‘Ik ben een overbezorgde moeder. Ik maak me zorgen om alles. Hoe kan ik mijn kinderen nou laten voelen dat ze altijd bij mij terecht kunnen, dat ze mij altijd kunnen vertrouwen?’

En het staat er niet, maar je weet bijna zeker dat Astrid even een hand op Agnetha’s arm legt, en dan lees je: ‘Ik zou willen dat alle ouders zo dachten, zo betrokken waren.’

De interviewer vraagt Lindgren of zij een goede moeder was.

‘Als ik met mijn kinderen speelde, had ik net zo veel plezier als zij. Dat voelt een kind haarfijn aan, of je doet alsof, of dat het uit je hart komt. Ik ben zelf ook gewoon een kind.’

Agnetha hoort het aan en zegt dan: ‘Ik kan niet tegen kinderen die huilen of schreeuwen. Ook al doen mijn eigen kinderen dat ook. Het liefst kijk ik dan weg, loop ik weg, zo snel als ik kan. Ik denk dat ik wel een goede moeder ben, maar ik heb wel duidelijk regels. Soms worden ze dan kwaad, dat hoort erbij. Dan moeten ze even afkoelen.’

Astrid knikt. ’Je kunt het kinderen niet kwalijk nemen dat ze soms boos zijn. Dat recht hebben ze.’

Op de vraag of hun kinderen dezelfde talenten hebben als zij, vertelt Agnetha over het album met kerstliedjes dat ze die winter met haar dochter opnam. Haar beide kinderen zijn muzikaal en houden van dansen. Op dezelfde vraag antwoordt Astrid: ‘Ik weet het eigenlijk niet. Mijn dochter schreef haar memoires al toen ze vijf was. Ze kon nog niet lezen, maar schrijven ging prima, vond ze zelf. “Als ik later groot ben, wil ik dik zijn en boeken schrijven,” zei ze vaak. Toch is ze dat niet gaan doen, en mijn zoon ook niet.’

Roken
Toch moeten ze uiteindelijk weer, met de haren erbij gesleept, terugkomen om dat onderwerp waarom ze bij elkaar zijn gezet. Agnetha, vraagt de interviewer, als jouw dochter thuis zou komen en naar sigarettenrook zou ruiken, wat zou je dan doen?

‘Ja, wat doe je dan?’ twijfelt Agnetha. ‘Ik rookte al vanaf mijn veertiende. Ik wilde erbij horen. Ik weet nog hoe erg ik die eerste sigaret vond, ik werd misselijk, ik moest mezelf dwingen om door te roken. Ik wil niet dat Linda een roker wordt. Ze moet er gewoon niet aan beginnen. Als je dat eenmaal bent, ben je het voor altijd. Ik ook.’

Astrid vult aan: ‘Ik denk dat je haar dit moet vertellen: je lichaam is een uitzonderlijk briljante machine, met longen, een hart, een maag-darm-stelsel, ledematen, en alles moet het goed blijven doen, want dit lichaam is de enige fantastische machine die je krijgt.’

‘Ja,’ zegt Agnetha. ‘Dat moet ik haar vertellen.’

‘Kon je haar maar laten beseffen,’ verzucht Astrid. ‘Dat ze een eigen keuze heeft. Dat ze haar ouders kan zien roken en drinken, en dan besluit: nee, ik heb een gezonder verstand dan zij.’

Eén foto
Dat superster Agnetha altijd piekerde over zichzelf, moet de interviewer hebben geweten. Op de vraag wat ze vond van ABBA The Movie, de film over hun Australische tournee, weet ze niet wat ze moet zeggen.

‘Nou ja,’ stottert ze.

Maar Astrid helpt haar. ‘Je zult wel hebben gedacht, telkens als je jezelf zag: daar heb je die vrouw weer. Net als wat Greta Garbo dacht wanneer ze naar haar eigen films keek.’

‘Ik heb het altijd moeilijk gevonden om terug te kijken naar optredens. Ik houd er niet van om te kijken naar wat ik doe.’

‘Nee,’ zegt Astrid. ‘Je wil het horen.’

‘Ja, ik wil het horen. Dat is onze kracht: de muziek, het werk in de studio, wanneer de liedjes ontstaan, als de jongens schrijven en componeren en wij zingen en opbouwen.’

Nog eens verbaast Lindgren zich over Fältskogs populariteit. ’Ik las eens dat ze in Polen dwars door muren heen gaan om aan een plaat van jullie te komen. Is dat nog steeds zo? In mei ga ik naar Polen, dan neem ik een LP van jullie mee. Ben ik eindelijk ook eens populair.’

Er wordt gelachen, er worden veel lieve dingen over en weer gezegd. Dan is het klaar.

Die ontmoeting. Lijnen kwamen samen, werden even iets unieks. En alles wat bewaard is gebleven, is een voorlichtingsblaadje voor scholieren, en één foto.