1996
De glorietijd van het Nationale Songfestival begon wat mij betreft zo’n twintig jaar geleden. Zoals we nu in het Post-Anouk Tijdperk leven, leefden we toen in het Post-Willeke-Alberti-Tijdperk, ook wel het Ineens-Het-Risico-Van-Niet-Meer-Mee-Mogen-Doen-Omdat-We-Zo-Slecht-Zijn Tijdperk genoemd, en het Pre-Balkan Tijdperk. Daarbij stonden we al met één voet in het Iedereen-In-Het-Engels Tijdperk. Echte grote talentenshows op de Nederlandse televisie bestonden nog niet, met uitzondering van de Soundmixshow dan, waar we niet veel verder kwamen dan Marco Borsato die zichzelf met schoensmeer een baard had opgesponst. Eigenlijk waren we in slaap gewiegd door hoe goed alles ging. We leefden in een interbellum, en zoals dat altijd gaat met interbellums: we wisten toen nog niet hoe goed we het hadden. Niemand gaf toe dat we stiekem het liefst op de liedjes van Edsiel, Ruth, Humphrey en Maxine & Franklin dansten. In plaats daarvan stonden we iedere zaterdag verbeten op Nine Inch Nails te headbangen in De Splinter in Venlo.
Je weet niet wat je hebt, totdat je het kwijt bent.
Maar goed.
Het Nationale Songfestival dus, met een vergeetput zo diep dat de forensische recherche tot op de dag van vandaag op zoek is naar de resten van gelegenheidsbandjes die er destijds ingetuimeld zijn. Daarom, vandaag: een ode aan het Nationale Songfestival, en wel in het interbellum van 1997 – 2001.
Geheel synchroon met die tijd loopt het begin van mijn vriendschap met de theatraal-rechtse Matthijs, in ons studentenhuis waarin we deden alsof we Will & Grace waren. Ik, de linkse alto. Maar goed, daarover in 1997 meer.

1996. Maxine en Franklin Brown.
Nee.
Nee wacht.
Laten we nog wat eerder beginnen.
Gewoon omdat het kan.
Tien jaar eerder.
Wat is het lang geleden.

1986
Het jaar van Frizzle Sizzle, alsmede het eerste Songfestival dat ik me herinner. Waarin ik vol verwachting in pyjama, met natte haartjes en een bakje chips voor de televisie zat, hevig verliefd op alle dames van Frizzle Sizzle, door mijn broers steevast aangeduid als ‘Frizzle Sizzle Sandwichspread’. Maar ik wist het zeker: we zouden gaan winnen. Hoe kon het ook anders met zo’n geweldig lied, met zulke geweldige zangeressen die de beste outfits droegen? En met blote voeten nog wel. Maar, zoals ik ondertussen allang weet over zowel het songfestival als het leven, zodra je denkt dat je de ware liefde gevonden hebt en de code hebt gekraakt, slaat de teleurstelling je om de oren.
Frizzle Sizzle won niet, nee, Frizzle Sizzle werd 13e.
Ik moest huilen. Stiekem.
Ondertussen hadden mijn broers een Dirty Harry-film op de Belg aangezet.
En toen moest ik naar bed.

1996
Nu goed, waar was ik?
In 1996 werd de zeer, zeer verwarrende formule van 1965 en 1966 ergens uit een kast gehaald. Iets met voorrondes en dan drie liedjes per groep en dan ergens in het land en dan vijf verschillende avonden en dan uiteindelijk een finale. Of iets dergelijks.
“De finale van het Nationaal Songfestival vond plaats in een zeer kleine studio in het decor van de TROS tv-show, waarin zelfs geen plek was voor het Metropole orkest. Het orkest zat daardoor in een andere zaal,” schrijft Songfestivalweblog.

Veel last van de kleine studio had Clau-Dya’s (of hadden Clau-Dya’s, wie zal het zeggen). Nadien deden er verhalen de ronde dat de rechter zangeres een gescheurde pees opliep doordat ze tegen een geluidsmonitor op salsa-de.

‘Als je hart klopt als het mijne, komen wij tot elkaar en de mist zal nooit verschijnen. De weg is wel lang, maar ik ben niet bang,’ zingen ze. En iets met natte sneeuw. Dat zal wel iets met een metrisch probleem te maken hebben gehad. Waarom niet gewoon sneeuw? Of dikke sneeuw? Of poedersneeuw? En daarbij: natte sneeuw is toch al uit zichzelf aan het verdwijnen? Daar heb je de zon toch niet voor nodig? De zon, die je hart zal verwarmen? Of mis ik een diepere laag en is/zijn Clau-Dya’s bang voor aanvriezing, ijzel en spekgladde wegen? Vragen, vragen en evenzo weinig antwoorden.

Nu ja, ondanks de kleine studio hield Franklin Brown zich staande (Maxine liep gewoon onder de keyboards door), en alle seksuele intimidatie daargelaten: wat een geweldig nummer nog steeds. Ik moet er weer bijna van huilen nu ik het opschrijf. Wij hadden destijds geen videorecorders in Grubbenvorst maar ik tapete toen al alles met mijn draagbare cassettedeck. Ik droeg vervolgens de hele familie op om hun mond te houden, wat steeds weer een onmogelijke opgave bleek. ’s Avonds zong ik met een haarborstel in mijn hand en de deur op slot de hoge partijen van Maxine voor de spiegel, terwijl op de tape op de achtergrond mijn broers braakgeluiden maakten, mijn moeder gierde van het lachen en mijn vader wakker werd uit een dutje en vroeg of er ergens een deur open stond.
Maxine en Franklin werden 7e van de 23 deelnemende landen.

1997
Zodra ik zeventien was vluchtte ik het dorp uit en ging ik op kamers.
Ik keek in mijn eentje op mijn kamertje van 8 m2 naar de zes draken van nummers die Mrs. Einstein zong. Het was een eenzaam jaar.
En saai. Zoals dit nummer. Nu ja, Ted van Lieshout vindt het in ieder geval een mooi liedje (zie commentvak). Dat dan weer wel.

Ik kan me niet meer herinneren of ik toen halverwege de uitzending in slaap ben gevallen, of dat mijn decennia omspannende drankprobleem toen begonnen is, maar één en ander zal wel met elkaar te maken hebben gehad.
Uiteindelijk won Niemand heeft nog tijd, waarvan ik alleen kan zeggen dat het tenminste niet echt vals was in de uitvoering tijdens het Eurovisie Songfestival zelf, als je het gekrijs een beetje wegdenkt. Wat over veel andere Nederlandse inzendingen niet gezegd kan worden.
Nu ja. Een eenzaam jaar voor ons allemaal. Mrs. Einstein wordt 22e van de 25 landen.

Ik woonde in een studentenhuis met twaalf anderen, mijn buurman was dus die rechtse Matthijs die bezig was met zijn zangcarrière, opgegroeid in hetzelfde dorp dat ik een half jaar eerder was ontvlucht. We mochten elkaar in de eerste instantie niet zo. We groetten elkaar op de gang en dat was het zo’n beetje. Ik sprak geen plat, ik stemde Groen Links en ik hield niet van boybands. Hij had een voorprogrammeerbaar orgeltje met drumcomputer erin en een abonnement op een Top-40-bladmuziek-tijdschrift waaruit hij veelvuldig repeteerde met een plastic klapstoel die ik steeds tegen zijn plavuizen vloer hoorde kletteren. Zijn Engels was belabberd. Ik rookte ondertussen mijn hok van 24 m3 vol en luisterde naar Mazzy Star met de gordijnen dicht.

En toen ineens hoorde ik het: alsof de zon doorbrak.

Het orgeltje speelde het intro van De eerste keer, Matthijs zong alleen de stem van Franklin. Ik sprong op. De asbak viel op de grond. Zacht zong ik de partijen van Maxine mee. Tweestemmige coupletten, terwijl ik alleen in mijn kamer stond.
De volgende middag besloot ik aan te kloppen.

De eerste keer werd ons lijflied, ook al konden we allebei niet heel erg goed zingen. Met ieder ‘n afstandsbediening in de hand stapten we door zijn kamer en gaandeweg de maanden ontwikkelden we een choreografie, waarin ook de stalamp met dimmer een grote rol speelde. Ik denk dat ik misschien wel de enige ter wereld ben die kan zeggen dat een vriendje het ooit met haar heeft uitgemaakt omdat ze samen met haar huisgenoot en lichteffecten van een Leen Bakker-lamp een liedje van het songfestival voor hem zong.
‘Vond je het niet leuk?’ vroeg ik teleurgesteld.
Ik zal nooit zijn blik vergeten, die tussen verbijstering en medelijden in hing.
Matthijs, die ik ondertussen Het Mannetje was gaan noemen, begreep er niets van.
‘Het is maar beter dat het uit is. Wat een lul.’
Daarna speelde hij Waar is de zon voor me.

Intermezzo
Waarom houden we zo van het songfestival? Omdat het relateert aan voetbal, aan het EK en het WK? Omdat het theater is? Omdat het net zoveel theater is als dat politiek theater is? Of omdat het politiek is? Of vanwege de windturbines, de modulaties en de extatische danspasjes? Hoop, teleurstellingen, complottheorieën, puntenlijsten en voorspellingen, juichend op de bank, huilend op de bank. Toen Anouk kwam en een einde maakte aan de Acht-Jaren-Durende-Droogte en voor het eerst weer in de finale kwam barstte de woonkamer waarin ik de voorronde had gekeken in juichen uit, alsof Van Persie ‘m zojuist tegen Spanje erin had gekopt. En terwijl iedereen danste ben ik even gaan zitten en heb ik alles met tranen in mijn ogen gade geslagen. Er was een verandering op komst. Hoop. Het was iets met hoop.

1998
Het geweldige aan het Nationale Songfestival van 1998 was natuurlijk Edsilia Rombley. Want wat is er niet geweldig aan haar? Haar billen, haar zelfverzekerdheid, haar achtergrondzangers, het liedje, haar knipogen en schouderbewegingen: alles eigenlijk.

Het vreselijke van 1998 was Nubia, een gelegenheidsband met een lied dat heden ten dagen niet meer opgevoerd zou kunnen worden. Een lied over de VOC, zo zeiden ze zelf, maar natuurlijk is het gewoon een lied over slavenhandel. Zoals Van Reybrouck ooit schreef over de kolonisering (van Congo, overigens, niet van Nederlands-Indië), en ik parafraseer hier vreselijk: het is heel simpel, lege schepen gingen erheen en volle schepen kwamen terug.

En ze zingen het echt, lieve mensen: ‘Heja hoppa hee, ze kwamen overzee. Spraken over vrede en vriendschap. Heja hoppa hee, ze namen alles mee. Dat was in het belang van de VOC.’
Ze zongen het nog net niet in black-face.
Nog steeds sms ik zo eens in de paar maanden naar het Mannetje: ‘Heejaahoppahee.’
Gewoon, vanwege opdat wij nooit mogen vergeten welke zwarte bladzijden we hebben gehad op het gebied van nationaal songfestival en koloniaal verleden. Helemaal belangrijk voor zo’n rechtse rakker.

Nurlaila werd tweede dat jaar. Iets wat een goede voorbode had moeten zijn dat we kritisch moeten kijken naar het belten van musicalzangeressen bij inzendingen naar het songfestival. Want dat Linda Wagenmakers zo slecht scoorde lag heus niet alleen aan de dansers die uit die jurk kwamen. Juist niet.
Edsiel won en werd 4e van de 25 landen.
Ik blij, Mannetje blij.
Iedereen blij.

1999
Ondertussen had het Mannetje zich met horten en stoten en steekpenningen een boyband in weten te auditeren, al bleek het daar helemaal niet zo leuk. De jongens waren niet aardig, het dansje met de klapstoel lukte voor geen meter en bij de meerstemmige stukken kon niemand toon houden. Maar er gloorde hoop aan de horizon. Ze zouden mee gaan doen aan het Nationaal Songfestival. Matthijs was in alle staten. Ik denk niet dat ik hem ooit zo gelukkig en bang tegelijk heb gezien. Een pot met goud in de bek van een slapende draak.
Tot drie dagen voor de uitzending mijn net nieuwe Nokia 3210 mobieltje rinkelde.
‘Ze hebben me eruit gezet,’ huilde Matthijs.
‘Waaruit gezet? Uit de band? Wie? De jongens?’
‘Ja, en de producer.’
‘Klootzakken. Kom maar gauw naar huis.’
‘Ik ga nooit meer zingen.’
‘Jawel, je moet meteen terug op het paard.’
Ik troostte hem thuis met een pak kaneelkoekjes, een fles Albert Heijn-huiswijn (toen nog iets heel exotisch) en het instarten van De eerste keer op het orgeltje. Het mocht allemaal niet baten. Hij was ontroostbaar.
En toen kwam de uitzending.
Laat ik beginnen met wie er dat jaar laatste werd:
Double date, als zevende aan de beurt tijdens de optredens, ik kan er 16,5 jaar na dato nog steeds geen genoeg van krijgen. Als ik zou moeten kiezen tussen Het Koningslied of Email to Berlin: Sophie’s Choice, lieve mensen, Sophie’s Choice.

Maar eerst was de boyband van Matthijs. Met open mond bekeken we het optreden. Net als overigens het gehele publiek in de studio, dat zich nog niet bewust was van het bestaan van de meiden van Double Date die daar in de coulissen stonden te wachten in hun Mac & Maggie-kleren.
Toen All of Us was uitgezongen bleef het stil in onze woonkamer. De centimeters lange askegel van mijn sigaret die aan het begin van het liedje ergens halverwege de salontafel was blijven steken viel op het tapijt. Daarna barstten we in onbedaarlijk lachen uit.
Sommige mensen werden op 8 september 2001 ontslagen bij een kantoor in één van de Twin Towers, ’t Mannetje werd drie dagen voor deze rampzalige dag uit All of Us getrapt.
De boyband die een-na-laatste werd in het jaar van Double Date.
De levensles die we hier uit kunnen leren?
Tel uw zegeningen, lieve lieve mensen. Tel uw zegeningen.

Enfin, Marlayne won.

Het is ’t zeker waard om heel even de recap van die avond te kijken. Dit jaar ging de annalen van de historie in als het rampzaligste Nationale Songfestival ooit.

2000
Dit jaar liep vooruit op de uitspraak over zingen op een braderie in Leuven, want Anouk was nog lang niet in zicht (en de in-ears ook niet, zo te horen). 2000 was een jaar om gauw weer te vergeten wegens intense sufheid. Zo hadden we daar Alderliefste.
Ik zeg niet meer dan: “Als ik lig, als ik sta. Als ik kom, als ik ga. Als ik dart, als ik squash. Zelfs al draai ik een was. ’t Maakt eig’lijk niet uit.”
JA WAAROM ZING JE HET DAN ALS HET ALLEMAAL NIET UITMAAKT MET JE SQUASHEN EN JE WAS?

Pardon.
Soms wordt het mij ook allemaal teveel.

Dat jaar was ook het jaar dat Sandy Kandau, One step closer zong, met de poëtische tekst:
“And now I got one step closer from the corner of the grocer.”

Nu ja, I rest my case, Cees.
Ik kan me ook niet meer herinneren hoe het Mannetje en ik deze aflevering hebben gekeken. Weten we wel zeker dat het dat jaar geen dodenherdenking was?
Hoe dan ook: Linda Wagenmakers werd eerste, en uiteindelijk 13e van de 25 tijdens het Eurovisie Songfestival.

2001
In 2001 besloten we dat het zover was: we gingen naar de liveshow van het Nationaal Songfestival. Met mobieltje en televoting. En omdat we natuurlijk weer veel te laat waren met het reserveren van kaarten eindigden we helemaal bovenin de bovenste ring van Ahoy.
Maar dat mocht de pret niet drukken.

Zo was daar Die Jongen Die Altijd Aan De Bar Kwam In De Kroeg Waar Ik Werkte.
‘Ach, het is net een konijntje in de koplampen,’ zei het Mannetje.
‘Ja,’ zei ik. ‘Lief hè.’
‘Maar met alleen je truikleur aanpassen aan je oogkleur kom je er niet.’
Dat was natuurlijk zo. Net zoals dat je er met op de grond zitten alleen er ook niet komt, qua internationale winst. Nee, dan Ebonique. Ik ben nog steeds van mening dat de drie dames van Ebonique hadden moeten winnen en niet dat gekke wicht met die blote voeten dat geen zin had om op te staan.
Was het een complottheorie? Zat een hoge pief bij de Tros er weer achter? Of een rijke yogi met steekpenningen? Doorgestoken kaart? Drukte ergens iemand zijn zin door? De ervaringen met Frizzle Sizzle Sandwichspread ten spijt?
‘De grote favorieten tijdens dit Nationaal Songfestival waren de dames van de groep Ebonique. Hun So Much Love werd zelfs gezien als kanshebber in Kopenhagen. Maar de winst ging onverwacht naar Michelle. Haar sobere Out On My Own wist het televotende publiek meer te overtuigen,’ schrijft Dingadong.
Bij ons in de allerbovenste ring van Ahoy was Ebonique veruit de favoriet. Man, we hingen nog net niet in het grid te schreeuwen met z’n allen. Ik ben zelfs van mening dat we So much love alsnog zouden kunnen inzenden, volgend jaar, als de finale in Nederland is omdat Douwe Bob heeft gewonnen.

Maar Ebonique won niet.
Michelle won, met d’r mandala-schilderende glimlach.
Ze werd 18e van de 23 landen.
Het jaar erna mochten we niet meedoen.
Snurk.

Teleurgesteld liepen we naar de trein.
‘Het democratisch systeem werkt ook voor geen meter,’ zei ‘t Mannetje.
‘Misschien moeten we de balkanlanden gaan toelaten tot de EU,’ zeg ik. ‘Dat zal wel wat reuring gaan brengen. Iets met gave pakken die van lijven afgescheurd worden en spetterende danspassen en gekleurde fonteinen.’
‘Ja,’ zegt het Mannetje. ‘Misschien is dat wel een goed idee.’
Ja, nou oké, dat zei ik helemaal niet toen, maar toch.
Ik had het kunnen zeggen.
Ik had het moeten zeggen.
Nu goed.
We zijn nooit meer naar een liveshow geweest.
En eigenlijk was het Songfestival daarna niet meer hetzelfde.
Alsof iemand ergens een sluier vanaf had gehad en de tl-balken had aangezet.

2003-2016
En zo stevende ons kleine landje recht af op de Acht-Jaren-Durende-Droogte.
Met Esther Hart.
En Re-union.

Ach.
Laten we het er maar over ophouden.

Hopelijk gaan we dit jaar het Post-Douwe-Bob Tijdperk in, omdat we voor het eerst sinds 1975 weer eens winnen. Al weet ik van gekkigheid niet wat ik zou doen als dat zou gebeuren. Misschien blijf ik er wel in.
‘Zullen we dan naar de échte show gaan? Nu zijn we toch al oud en dik en teleurgesteld in alles in het leven,’ zegt Mannetje aan de telefoon.
‘Ja, is goed,’ zeg ik. ‘Maar dan wil ik niet meer op de bovenste ring.’
‘Nou, dat zien we dan wel weer.’
Hoe dan ook: eerst even het liedje afwachten.
Gelukkig, en ook wel een beetje helaas, zonder Nationaal Songfestival.