Je studeert technische natuurkunde. Was dat een logische keuze?
Vanaf mijn tweede jaar op de middelbare school deed ik in de weekenden een dansopleiding. Dus daar had ik in verder kunnen gaan. Maar tijdens de meeloopdagen ben ik ook bij het conservatorium en bij de Technische Universiteit langs geweest. Ik heb van alles en nog wat bekeken. Uiteindelijk dacht ik: ik kies iets wat ik én heel erg leuk vind én waarvan ik denk dat ik het nog heel lang kan blijven doen, en toen werd het technische natuurkunde.

Was je altijd al geïnteresseerd in fysica?
Ja, ja! In de clichés binnen de natuurkunde, zou je kunnen zeggen. Dingen die je graag wilt begrijpen: waar een verschijnsel vandaan komt, wat het precies is. Pure nieuwsgierigheid. Je wil begrijpen hoe iets in elkaar steekt. Zwarte gaten bijvoorbeeld, maar ook snaartheorie. Op de middelbare schooltijd vroeg ik ook al steeds: hoe zit dit dan, hoe zit dat dan?

Was er een specifiek moment waarop je zo’n vuurtje van nieuwsgierigheid voelde gaan branden?
Dat waren niet echt momenten, het was meer een houding. Toen ik een jaar of acht was mocht ik ’s avonds, als ik moest gaan slapen, niet stiekem televisie kijken. Ik deed dat natuurlijk wel, zoals iedereen op die leeftijd, en ik had dan altijd National Geographic aan staan. Ik keek documentaires over het universum, dat herinner ik me nog goed. Dat is denk ik het fundament geweest: het stiekeme kijken.

Zag je minder perspectief na een opleiding die met dansen of zingen te maken heeft?
Ten eerste: ik vind dansen en zingen net zo leuk als mijn studie. En iets doen wat ik leuk vind, dat is mijn main focus. Ik ga niet drie jaar van mijn leven verpesten met iets waar ik  schijtziek van word. Maar het tweede is: zie ik dit mezelf over een jaar of tien nog doen? Je weet hoe onstabiel een artiestenleven is. Je kan vijf jaar superrelevant zijn en daarna twintig jaar niets te doen hebben. En ten derde: ik vond het ook wel heel erg leuk om mentaal flink uitgedaagd te worden. Hier word ik continu aan het denken gezet. Soms zit je je een uur scheel te staren op een som. Dat zou op een conservatorium of een toneelacademie minder zijn. Dat is ook heel zwaar, maar op een andere manier.

Speelde mee dat je al veel dans- en muziekwerk gedaan hebt?
Ik denk het wel. Ik ben iemand die van nieuwe dingen houdt. En ik richt me graag op meerdere dingen tegelijk. Ik heb altijd zijpaadjes open gehouden. Als ik nu een goede kans krijg om ergens aan muziek te werken of wat dan ook, dan vind ik mezelf dom als ik het niet doe.

Je bent eenentwintig, maar je loopt al acht jaar mee in de muziekbusiness
Ja, en om me heen heb ik gezien hoe onzeker dat kan zijn. Iemand is vijf jaar uit de running en dan zit hij ineens weer in een nieuw programma en gaat het hartstikke goed. Dat gebeurt ook zeker in het jongerensegment, omdat je dan vaak vastzit aan iets dat je als jongere artiest hebt gedaan.

Dat risico liep jij ook, toch? Je won het songfestival toen je net veertien was.
Jazeker. En dat is niet iets wat je moet proberen kwijt te raken. Dat gaat ook niet lukken. Mensen kennen je daar nu eenmaal van. Dat moet je gewoon omhelzen.

Maar dat betekent dat je je veertienjarige zelf, die inmiddels ver van je af staat, moet omhelzen.
Ja, jazeker.

Maar als je vijftien of zeventien bent, dan wil je toch meestal niet dat mensen jou vooral nog zien als dertienjarige?
Dat is natuurlijk een kwestie van puberteit. Dat je denkt: o, god, wat was ik toen awkward. Klopt. Maar nee, uiteindelijk ben ik blij met wat ik allemaal heb gedaan. Ik sta nog steeds volledig achter mijn keuzes. Het is zo leerzaam geweest om jong in zo’n industrie te stappen, om te zien hoe het allemaal in elkaar steekt, maar ook om te doen waar je van houdt. Dat is helemáál geen naar gevoel.

Ook als je er voor de miljoenste keer mee geconfronteerd wordt?
Toen ik een jaar of vijftien was vond ik dat moeilijker dan nu. Nu heb ik al wat meer afstand. Maar: alles wat er toen gebeurde blijft een onderdeel van mezelf. Zeker, in de digitale wereld word ik er steeds aan herinnerd, alles is opgenomen en online gezet. Je kan jezelf dan wel willen afstoten, maar daar krijg je denk ik uiteindelijk op de lange termijn zelf alleen maar problemen mee.

Heb je wel eens met andere kindsterren over dit soort dingen gesproken?
Natuurlijk, en over het algemeen loopt iedereen tegen dezelfde problemen aan. Ik kan niet voor iedereen spreken, maar wat ik vaak gezien heb is dat mensen zich vastklampen aan één wens, bijvoorbeeld: ik wil zanger worden. Op het moment dat dat niet lukt, is het natuurlijk heel logisch dat je daar kapot van bent. Maar ik heb verschillende dingen gehad om op terug te vallen. Bij mij is het altijd: o, dat vind ik echt leuk om te doen, maar ja dat is ook mooi en dat vind ik ook wel heel erg lachen.

Nu denk je daar heel bewust over na. Hoe was dat toen je het songfestival won?
Dat idealistische heb ik nooit heel erg gehad. Toen ik meedeed in Kyiv had ik überhaupt niet het idee dat ik ging winnen. Ik was met een groep vrienden, en we dachten: dit wordt een leuke tijd, aan het eind van de week hebben we een optreden en daarna is het voorbij. Ik had op de avond zelf ook helemaal niet door dat we aan het winnen waren, tot opeens een van mijn dansmaten me aanstootte. Ik had gewoon hartstikke veel lol in die greenroom. Het optreden en het winnen was natuurlijk heel bijzonder, maar de week ervoor was nog veel leuker en veel bijzonderder. Je ontmoet zoveel verschillende mensen, zoveel verschillende nationaliteiten. Dat vind ik echt veel meer waard dan alleen maar dat winnen.

Het lijkt me moeilijk om je herinneringen zuiver te houden, als alles ook op beeld terug te zien is.
Daar heb ik nooit veel last van gehad. Ik weet het niet. Mijn herinneringen zijn heel helder, die kunnen niet zomaar overspoeld worden.

Stel dat we al jouw leukste persoonlijke herinneringen op film hadden, welke clipjes zijn dan het bijzonderst?
Ergens voor het festival gingen we met twee delegaties een horrorfilm kijken, op een hotelkamer. We waren met de vijf Nederlandse jongens en met drie Zweedse meisjes, die waren dertien. Ik was net een maandje veertien. Op een gegeven moment wordt er in die film op de deur geklopt, en net op dat moment werd er ook bij ons op de deur geklopt. Nou, iedereen riep ‘áááárgh!’ en heel Zweden dook in een of andere hoek.

Is er nog zo’n visueel moment?
Ja, jawel. Na de finale, tijdens de afterparty, heb ik geslowdancet met een meisje uit Roemenië. Dat is natuurlijk ook wel zo’n herinnering die goed bleef hangen.

Heb je contact gehouden?
Zo nu en dan spreek ik haar nog wel eens. Eens in het halfjaar, zo van: hé, hoe gaat het, wat ben je allemaal aan het doen? Gewoon leuk.

Zie je de show nog voor je?
Wat het optreden zelf betreft: daar weet ik niet zo veel meer van. Dat was een soort routine geworden, ik had het n die week al zo vaak gedaan. Ja, ik weet dat vlak voor het optreden het microfoontje niet helemaal goed zat en dat ik dat moest laten checken.

Was je nog zenuwachtig, als je zo vaak geoefend had?
Tuurlijk wel. Het is een gigantische hal en alles is live, dus het is volop adrenaline van tevoren. Tijdens het optreden zie je, omdat je in de spots staat, maar weinig van de zaal en van de mensen om je heen. Je ziet alleen een rood cameralampje en je weet wanneer de steadycam om je heen beweegt. Daar focus je dan op. Maar de mensen die ik in die week ontmoet heb, weet ik allemaal nog. Als ik die nu tegen zou komen, zou ik ze gelijk herkennen.

Je was al jong een winnaar. Wat voor invloed heeft dat op je leven gehad?
Vlak daarna was het erg turbulent, natuurlijk. Het was ook de eerste keer dat Nederland won, dus er waren geen protocollen of zo. In het begin was dat zoeken. We zaten bij een bepaald management en hebben moeten overstappen naar een ander. Maar uiteindelijk vonden we een constructie waar we ons allemaal aan hebben gehouden. En verder, aan de winst zit natuurlijk wel een bepaald prestige, maar ik denk dat iemand die voor Nederland het Eurovisie wint, toch iets meer pluimen krijgt dan bij het Junior Songfestival. Dat is een hypothese, ik weet het niet zeker. Maar er zit zeker wel een aura omheen, of zo, en het heeft me heel moois opgeleverd.

Is het ook iets waar je op terug kunt vallen als het slechter met je gaat?
Als het even wat minder goed gaat put ik kracht uit leuke dingen doen, of uit samen zijn met vrienden. Maar ik heb nog nooit een moment gehad waarop ik dacht: het gaat nu helemaal kut met me. Dus uiteindelijk denk dat ik te gelukkig ben om antwoord op je vraag te kunnen geven.

Hoe zit het met je toekomstplannen? Je werkt aan een muzikaal zijproject: Sainte Marie.
Ja, in het begin was het echt vooral popmuziek wat ik maakte. Dat vond ik hartstikke leuk om te doen. Dagen in de studio zitten, toffe albums maken, erg leerzaam allemaal. Maar op een gegeven moment, toen ik ouder werd, begon ik een eigen smaak te ontwikkelen. Nog steeds maak ik graag popmuziek en daarvoor gebruik ik mijn ‘merknaam’, Ralf Mackenbach. Daarnaast begon ik, spontaan, niet gepland, met een maat van me die om de hoek woonde, de studio in te gaan en muziek te produceren. Daar kwamen hele maffe of hele leuke of hele toffe dingen uit. Op een gegeven moment zeiden we: zullen we het niet een keer uitbrengen? Toen zochten we op Google Maps naar een random plek en vonden een eilandje naast Madagaskar, dat heet Île Sainte-Marie. Dat vonden we mooi klinken. Die muziek is helemaal autonoom, we doen alles zelf, en zonder commerciële bedoelingen. Dat houdt het leuk en interessant, we kunnen doen wat we willen.

Doe je dat dat nu het liefst?
Het een heeft zijn charme en het andere ook. Ik vind het ook heel bijzonder om aan een groot album te werken, contact hebben met verschillende producenten en samen bezig te zijn aan een mooi product.

En als er iemand met een voorstel komt voor nog een heel andere muzieksoort?
Het is grappig dat je dat vraagt. Ik zat altijd wel veel aan de piano, maar ik speelde nooit echt professioneel. Nu lijkt het me leuk om het goed op te pakken en te kijken of ik er vloeiend in kan worden, want soms hoor ik iets en dan denk ik: dat wil ik kunnen spelen. Sinds kort heb ik dus jazz-pianoles. Dat is weer iets heel anders. Misschien vloeit er iets uit, misschien niet.

Op Twitter lees ik dat je de laatste tijd veel klassieke muziek luistert.
Ja, klopt. Zo kwam ik ook op het plan van de pianoles. Ik wilde die stukken graag goed kunnen spelen. De pianodocent vroeg: ‘En wat luister je nog meer?’ Ik zei: ‘Ja, jazz.’ Toen werd hij helemaal gelukkig. Dus nu zijn het zo’n beetje combi-lessen, klassiek én jazz.

Jouw jongste fans vinden jou, denk ik, vooral leuk om de popliedjes.
In het weekend heb ik nog reguliere optredens. Dan is de doelgroep heel breed, maar soms sta ik dan inderdaad voor een heel jong publiek. Daar moet je wel een beetje rekening mee houden. Ik zorg er altijd voor dat ik een set bij me heb die past bij het publiek.

Voel je ook dat je echt iets voor die heel jonge groep moet blijven doen?
Nee, ik denk nooit: ik ga nu puur op die groep of op die groep focussen. Ik denk dat ik vooral naar mensen van mijn eigen leeftijd kijk. Dus ik maak wat ik zelf echt leuk vind. Maar het zit allemaal niet zo strak in elkaar: waar ik naar luister, daar luisteren twaalfjarigen ook vaak naar.

Zing je Click Clack nog vaak?
Normaal gesproken eigenlijk niet. Maar stel dat het een heel jong publiek is en ze kennen me daar echt van, dan zet ik het op mijn setlist. Bij privé-optredens bijvoorbeeld, als ik geboekt ben voor een meisje dat me puur van het songfestival kent.

Komt er een tijd dat je het niet meer zingt?
Ja, zou zeker kunnen. Momenteel vind ik het nog helemaal niet erg, maar op het moment dat ik een heel ander profiel heb en iets nieuws heb opgebouwd, kan ik me voorstellen dat ik het achter me laat. Het is een beetje koffiedik kijken. Maar aan de andere kant: als ik een jaar of vijftig ben, en mensen willen dan heel graag dat ik dat liedje zing, waarom niet? Zo erg is het helemaal niet.

Het klinkt alsof de ontwikkelingen bij jou heel gemoedelijk verlopen.
Het voelt allemaal heel natuurlijk. Ik doe wat ik leuk vind. Groeien gaat ook langzaam, je verandert niet in één keer van een jongen van dertien in een jongen van eenentwintig.

Over doen wat je leuk vindt gesproken: op sportgebied doe je allerlei extreme dingen. Je springt uit vliegtuigen en van duikplanken.
Ik zoek dat heel erg op. Skydiven was een van de mooiste dingen die ik ooit heb gedaan. Dat wilde ik al heel lang. Ik heb hoogtevrees als een malle, maar bij skydiven heb je daar helemaal geen last van. Je hebt geen gevoel meer voor diepte. Je springt gewoon in een mooi weiland. Van een hoge duikplank springen is veel enger.

Maar dat heb je ook gedaan. In het programma Sterren Springen.
Het was killing. Ik ben zo bang geweest. Daarvan heb ik ook weer zo’n heel heldere, visuele herinnering. Het was tijdens de training. Ik had bij de halve finale gezegd, live: ‘Als jullie mij door laten gaan, doe ik de volgende keer een sprong vanaf zevenenhalf meter. Nou ik was door, dus kut, ik moest van de zevenenhalf. Daar bouw je dan de hele week naar op. Je begint natuurlijk gewoon laag, eerst van de drie-meter-toren. Dan naar de vijf.  Dan vond ik al verschrikkelijk eng. Uiteindelijk dan op de zevenenhalf. Ik heb er denk ik een kwartier gestaan. IJsberend. Zo van: oké, oké, wacht heel even. Op een gegeven moment zei de instructeur: ‘Het is goed, Ralf. We gaan even terug naar beneden.’ Toen zei ik: ‘Nee, nu ga ik’ en ik ging. Daarna lig je met een lichaam vol adrenaline in het water.

Is dat wanneer je het meest ontspannen bent, tijdens het sporten?
Ik denk het wel. Zeker bij een sport als wakeboarden. Dat doe ik graag, dan sta ik gewoon alleen op een board achter een kabel, dat is heel relaxed.

En tijdens het dansen?
Bij het instuderen ben je met je hoofd bezig, met de coördinatie. Maar het dansen zelf is heel ontspannend, zeker als het geïmproviseerd is, als je een beetje aan het rondklieren bent.

Als we het over je toekomstplannen in de wetenschap hebben – wat is op dit moment je grootste fascinatie?
Oeh, dat is een goede vraag, want als je naar de technische universiteit gaat leer je zoveel meer interessante vraagstukken kennen dat je op een gegeven moment door de bomen het bos bijna niet meer ziet. Ik blijf astronomie toch wel het leukste vinden. Het heelal, de sterren en planeten, hoe zit het universum in elkaar, waar komt het vandaan, hoe gaat het zich in de toekomst gedragen, en daar zit altijd inherent de vraag aan vast waar wij vandaan komen. Bezig zijn met fundamentele vragen is an sich al hartstikke leuk en zeker als je daar misschien supergaaf onderzoek in zou mogen doen.

Maar je bent ook geïnteresseerd in kwantumcomputers.
Er is een subsectie van de natuurkunde, de kwantummechanica, dat is een heel raar vakgebied, maar wel het beste model dat we hebben voor de werkelijkheid. We weten niet goed hoe het op grote schaal werkt. Dat is heel moeilijk om te meten. Het idee is: we gaan die heel rare eigenschappen gebruiken om een computer van te maken. Daarvan is aangetoond dat die veel sneller en beter zullen zijn. Die doet in een oogwenk wat bij gewone computers heel lang duurt.

Stel dat je na je afstuderen ergens in Amerika mee kunt werken aan een belangrijk onderzoek op het gebied van kwantumcomputers – zou je dat dan doen?
Het moet zich maar net voor doen. Alle deuren staan open. Als iemand zegt: lijkt het je leuk om aan een album mee te werken? Ja, prima. Maar als iemand zegt: lijkt het je leuk om onderzoek te doen? Ja, ook hartstikke leuk.

Je leven kan nog alle kanten op.
Er kan nog heel erg veel. Het is ook wel een gekke tijd. Als alles volgens plan verloopt heb ik over een halfjaar mijn bachelor diploma. Dus ik ben nu aan het kijken welke master ik wil gaan doen. Ik vind het lastig om een goede keuze te maken. Zeker omdat ik het ook vervelend vind om mezelf echt vast te leggen.

Spannend, dus.
Ja, ik ben zelf ook erg benieuwd.

Je vertelde dat je een geweldig boek gelezen had, Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid, van Yuval Noah Harari.
Ik wist niet zo veel van geschiedenis. Het vak stond mij altijd een beetje tegen. Maar ik had via een YouTubefilmpje van dit boek gehoord en toen ik het las dacht ik meerdere keren: waarom leer ik dit nu pas? Waarom weten we dit niet? Wat ik bijvoorbeeld heel gaaf vond om te lezen is het hoofdstuk over individualisme en over dat wat de staat regelt. En hoe verschillend dat is geweest, door de jaren heen. Het sprak me aan omdat ook ik altijd bezig ben met wat mij interesseert, wat ik leuk vind. Mijn identiteit wordt bepaald door wat ik belangrijk vind, waar ik geld aan uitgeef, wat voor kleren ik draag – dat soort dingen. Maar vroeger was het eerder: je hoort bij die en die groep, je hebt die en die achternaam, en dat geeft aan hoe je je behoort te gedragen.

Over identiteit: met name de laatste tijd ben jij betrokken bij diverse sociaal-maatschappelijke doelen. Je komt op tegen pesten en hebt je uitgesproken als stamceldonor. Dat laatste hoor je niet zo vaak.
Klopt. Ik wist er niet zoveel van. Maar ik kreeg een mailtje met de vraag of ik ambassadeur wilde zijn, en ik ben me gaan inlezen en vind het iets heel goeds. Als ik opgeroepen wordt om te doneren – die kans is heel klein – dan ben ik maximaal drie dagen onder de lakens, maar dan heeft wel iemand met bijvoorbeeld leukemie een veel grotere kans op een beter leven. Die drie dagen lijken me dan een hele kleine moeite.

Vroeger bepaalden bepaalde kerken en gemeenschappen wat je deed, wat je normen en waarden zijn. Nu wordt dat gedeeltelijk overgenomen door mensen die bekend zijn, die een aantal volgers hebben. Je kunt een voortrekkersrol vervullen.
Ja, als in een soort kerk van één persoon.

Die zegt: dit is wat ik belangrijk vind. Hoe is het met De kerk van Ralf? Ik neem aan dat je veel verzoeken krijgt en dat je heel precies kiest.
Ja, maar ik sta er heel snel voor open. En als ik ervoor open sta dan wil ik graag laten zien: hé jongens, dit kun je doen. Maar ik wil helemaal geen religie opbouwen. Met religies gaat het altijd helemaal mis.

Toch is het wel een manier om van een losse verzameling mensen een gemeenschap te maken.
Dat is natuurlijk ook in principe wat een fandom is: een groep mensen die een gemeenschappelijke interesse heeft. Dus ja, er zit wel een kern van waarheid in.

En jij weet dat er mensen zijn die jouw tweets lezen, of die luisteren als je je laat interviewen over bijvoorbeeld pesten. Dat geeft je een bepaalde verantwoordelijkheid.
Jazeker, je moet wel een beetje rekening houden met wat je zegt of doet. Ik ben natuurlijk geen moraalridder, maar ik denk wel een beetje na voor ik iets tweet. Het moet enigszins relevant zijn.

Ben je optimistisch over de toekomst?
Met de wetenschap staan we op de drempel van grote ontdekkingen. Van kwantumcomputers, waar ik het over had, zouden we misschien heel veel baat kunnen hebben bij het oprollen van eiwitten. Volgens mij – je zou het moeten checken – heeft de ziekte van Alzheimer daar mee te maken. Het is heel moeilijk voor ons om te snappen hoe eiwitten oprollen. Maar met kwantumcomputertechnologie kunnen we dat proces waarschijnlijk veel sneller doorgronden, en eventueel oplossen. Maar er zit ook een wereldwijde markt aan te komen voor allerlei vormen van kunstmatige intelligentie, en dan hebben we het niet alleen over robots.

Waarmee we weer op jouw brede interesse uitkomen.
Ik weet niet. Ik zit aan de bèta kant, en dan heerst vaak het beeld dat wij de hele dag bezig zijn met wiskunde en computers. Maar ik denk je weinig mensen op de universiteit vindt, die alleen maar met wiskunde en computers bezig zijn. Iedereen heeft meerdere interesses. Of het nou sport is of postzegels sparen.

Niet iedereen is op al die vlakken even ambitieus als jij.
Ja, dat is misschien ook wel een beetje mijn optimisme. Zo van: het kan, dus waarom niet?

Tenslotte – je tweette laatst: Wees jezelf. Of niet, dat bepaal je natuurlijk zelf.
Ja, soms gooi ik er ook gewoon maar wat onzin uit. Die daarvoor was: Ik heb honger.

 


Naschrift Ralf:

P.S. Ik ga zeer waarschijnlijk een master in fusietechnologie doen.

P.P.S. Alzheimer lijkt inderdaad een ‘protein-folding’ probleem te zijn.