Een concert
In november was ik bij het concert van Duncan Laurence in de grote zaal van TivoliVredenburg. Een setlist van zo’n vijftien songs stond op het programma en hij was ontzettend blij om hier te zijn, vertelde hij, gezien de moeilijke tijd die hij had gehad in de afgelopen maanden, met name doordat hij zo lang niet op had kunnen treden.

Een feest
Een paar dagen later ben ik op het verjaardagsfeest van mijn vader, een vrolijke aangelegenheid aan een lange tafel met taart, thee en slingers. We trommelen familiegrappen op – padum tss – de één na de andere – en we praten over het kabinet zoals het kabinet praat over ons: onverstandige keuzes.

Regen
Duncan Laurence kondigde zijn derde lied aan, Umbrella. ‘Dat deze bullshit snel voorbij mag gaan,’ zei hij. En daar stopte hij even. ‘Nou ja, bullshit.’ Hij keek van zijn piano op naar het grote publiek. ‘Het is geen bullshit. Regen. Dat deze regen snel voorbij mag gaan.’

I don’t think the weather could predict
how much you rained this morning
I don’t watch the forecast, but I think
a hurricane is coming

Spuug
De verjaardagsgesprekken zijn in volle gang en ik heb net een oneliner naar binnen gespuugd – niet naar buiten, over de tafel heen, maar naar binnen, mompelend, met twee vingers voor m’n mond. Waarom doe ik dat? Er is iets mis. Ik wacht even tot iemand anders de lach heeft. Dan schuif ik zachtjes mijn stoel naar achteren en loop naar de bank. Net nog heb ik recht in m’n vaders gezicht gezongen dat hij jarig was. Nu moet ik even alleen zijn met mijn lichaam.

Spot
De hele zaal keek ademloos toe hoe Duncan in de spot zachtjes zijn couplet vervolgde:

It feels darker
and I don’t know of any way to stop it

Donker
Mijn hoofd is zwaar en licht tegelijk en mijn hart klopt laag en langzaam in mijn borst. Adem? Goed. Keelpijn? Nee, niet echt. Wel twee slappe benen. Met een handpalm voor mijn neus en mond zeg ik dat ik me niet goed voel en ik ga naar boven, naar de oude slaapkamer. Met twee rode streepjes in mijn zak sta ik een kwartier later boven aan de trap, want ik heb mijn telefoon op de bank laten liggen. Wanneer ik aanklop en niet opendoe wordt het stil.

Rain, rain, go away
Het refrein begon en de zaal werd uitzinnig. Iedereen, jong en oud, sprong van zijn stoel en zong luidkeels mee:

It’s time to put my umbrella away
Rain, rain, go away

Umbrella werd een regendans om de pandemie te laten verdwijnen.

Deur dicht
Ik kruip mijn bed in, dekbed over me heen. Dit is nu mijn wereld. Er is geen huis buiten deze kamer, geen keuken, geen straat buiten dit huis, geen supermarkt, geen stad buiten deze straat, geen netwerk. Ik kan even helemaal niks. Klop klop! Mijn pizza wordt voor de deur geschoven. Er is niemand, alleen geluid op de trap en voor mijn voeten de groentepizza. En morgenochtend de muesli. En morgenmiddag mijn omelet. En morgenavond de boerenkool. Ik kan even helemaal niks. Ik hoef even helemaal niks. En eerlijk gezegd voelt het wel lekker.

Later die avond bel ik gepikeerd met een vriend. Alles raast maar door daarbuiten, en wat heb ik? M’n legotrein, m’n puzzelwereldbol, m’n Pokémonkaarten, m’n beker van kamp, m’n Kuifje-collectie, m’n Guitar Hero gitaar, m’n krappe zesjes voor scheikunde.

Stars
Duncan Laurence kondigde zijn achtste lied aan: Stars. Hij vertelde over de moeilijke periode die hij had vlak na het Songfestival dit jaar in eigen stad, in eigen land. Hij had met dit lied zijn internationale publiek naar de kosmos willen blazen, maar hij kreeg corona en ook hij zat hier, in zijn eigen straat, in zijn eigen huis, in zijn kamer, vermoedelijk onder een deken. Ik begrijp hem volkomen.

Love don’t hate it
Inmiddels kan ik zeggen dat ik corona goed ben doorgekomen en dat ik niemand in mijn familie heb besmet. Duncans toegift van het novemberconcert werkte als een bemoediging. Love don’t hate it. De situatie is er nou eenmaal. Ik ben besmet, so be it, maar hoe ik er mee omga is een keuze. Laat het maar gebeuren. Staak de regendans. Stop de paraplu niet weg maar kijk hoe alles doorregent om me heen terwijl ik er zelf nog even onder sta.