Het is altijd eng wanneer iets waarvan je houdt dichtbij komt. Het zou tegen kunnen vallen, presentatoren kunnen de plank misslaan, onze nieuwe inzending zou een kopie kunnen zijn van Duncan Laurence, de gesprekken in de greenroom zouden ongemakkelijker dan ooit blijken en misschien heeft Nederland wel helemaal geen gevoel voor de identiteit van het Songfestival. Toen wij (Yentl en Lars) naar Het Grote Songfestivalfeest gingen, was dat niet enkel om in de stemming te komen voor het echte werk; we zagen het als een try-out. Een proeve van bekwaamheid.
Zijn we geslaagd?

Laten we beginnen met een dikke vette JA.

Een event van formaat
Het is een bijzonder vreemde ervaring om je tegelijkertijd uitermate nostalgisch als volledig in het moment te voelen. In één avond manifesteerde zich een rijke historie van 65 jaar in een tijdsbestek van drie uur. Drie uur!

Alsof het niks is. Al die artiesten en al die nummers, wier namen en titels we jarenlang hadden ingetypt in zoekbalkjes, stonden ineens voor onze neuzen live hun lied te zingen. De producenten hebben een indrukwekkende en diverse line-up bij elkaar weten te verzamelen: Anne-Marie David (1973), Katrina and The Waves (1997) en Loreen (2012), om maar drie van de eenendertig acts te noemen.

Daarnaast was de show snel, flitsend, strak geregisseerd en Eurovision-like. De optredens volgden elkaar in rap tempo op, zoals dat hoort op het Songfestival. De korte tussenfilmpjes vóór elk optreden, waarin steeds een kort fragment van de oorspronkelijke inzending getoond werd, fungeerden als vervanging voor de postcard-video’s, en ook de green room werd gesimuleerd; in een backstage-ruimte sprak Cornald Maas aan een statafel met artiesten.

We kunnen concluderen dat Nederland een event van formaat kan organiseren.

En nu  komt de dikke vette MAAR.

Gezelligheid
Er werd wel behoorlijk ingezet op gezelligheid, gewoon om te genieten, gewoon om mee te zingen. Het voelde erg Nederlands: het Songfestival gebruiken om het ‘muziekfeest op het plein’-gevoel terug te halen. Een veilige en enigszins ouderwetse keuze, zeker na Arcade.

Zo deed Marlayne samen met Mandy Huydts (van Frizzle Sizzle) een feestelijke medley, met Waterloo als slotstuk, uitgevoerd in verenkostuums.  Het was een goed optreden, maar wanneer je het plaatst naast de deftige voordracht van de Franse chanson-zangeressen, maakte de Nederlandse identiteit zich toch een beetje kenbaar.

Drop
Op YouTube staat een filmpje waarin Amerikanen typisch Nederlandse hapjes eten. Een Amerikaanse jongen bijt zich door een dropje heen en zegt kauwend dat het smaakt naar ‘burnt rubber’.

Een dropje eet je niet met overgave. Een dropje stopt iemand je toe, en je zegt ‘ja, lekker, dankjewel.’ je stopt het in je mond en begint te sabbelen, en terwijl je sabbelt op dat dropje, frons je meestal ook een beetje. Dropjes zijn prima voor zover dropjes prima zijn, maar in dropjes gaat geen passie schuil. En dan zijn dropjes ook nog eens zo verdomde functioneel; nadat ze zijn toegestopt, zegt men een tijdje niks meer. Het beetje fronsen en die licht bittere smaak, zo typerend voor de ervaring van het eten van een dropje, past bij de gemiddelde Nederlandse bijdrage aan het Songfestival.

Kenmerkend voor het Songfestival is hoe alles met een gestileerde en gecoördineerde overgave wordt gedaan. En die overgave ontbreekt soms bij Nederland. Het optreden van Marlayne en Mandy Huydts had als resultaat een publiek dat met z’n armen zwaait: lekker gek, lekker los. Maar zwaaien met je armen, alsof je met z’n allen in de lokale kroeg staat, is geen dansen; het is de ‘ja, lekker, dankjewel’ onder de bewegingen. Wanneer we onze armen laten zakken, hangt de knagende vraag wat Nederland wil zeggen als een taai stukje rubber tussen de kiezen.

Het Songfestival bestaat niet bij de gratie van gezelligheid, en het bestaat ook niet bij de gratie van charmante stunteligheid, zoals deze in de loop van de avond in de presentatie Edsilia Rombley werd gecultiveerd. Er was een punt waarop we zeiden ‘Heel leuk Edsilia, dat je een grapje maakt over hoe je de titels van Franse chansons niet kunt uitspreken, maar na drie keer is het niet meer grappig. Het wordt, laten we eerlijk zijn, een beetje onbeleefd.’

Gestileerde en gecoördineerde overgave
We dachten terug aan de presentatie van Måns Zelmerlöw en Petra Mede, meermaals uitgeroepen tot de beste presentatoren van het Eurovisonsongfestival ooit. Zij waren zo goed omdat zij presenteerden met dezelfde gecoördineerde overgave waarmee de artiesten optraden. (En hun liedjes, laten we nooit de epische kwaliteit van Love, Love, Peace, Peace (2016) vergeten.)

Gecoördineerde overgave was er gelukkig ook deze avond. Er waren artiesten die alles kwamen halen, zoals Emmelie de Forest (2013). Minuten voor haar optreden lagen haar dansers al klaar in het donker, in een ruitvorm op de punt van het podium, vlakbij het publiek. Zó nauwkeurig had ze haar optreden voorbereid.

Maar ook Ruslana (2004), Eleni Foureira (2018), Sergey Lazarev (2016, 2019) en Loreen! Het vuur spatte van hun optredens: veel dansers, vuurwerk en lichteffecten. Eleni Foureira had dezelfde fuego-rode sfeer als in haar Eurovisie-optreden; Loreen had dezelfde nevelblauwe sfeer en Ruslana dezelfde geelgroene ‘tribal’ sfeer. Hier werden niet alleen optredens gereconstrueerd, maar ook als een spiksplinternieuwe stelling geponeerd op het podium. De optredens schreeuwden niet alleen ‘This is gonna blow your mind’, waarmee ze hun edities van Eurovisie wonnen, maar vooral ‘I’m still here, and I’m better than ever’.

Vooral Loreen en Emmelie de Forest leken dit te willen uitdragen. Ze hadden hun acts opgepoetst en namen afstand van hun eerdere imago. Loreen had haar lange zwarte haar ingeruild voor een voile en had haar zijwaartse danspasjes voor een breed armgebaar. Emmelie de Forest had haar fluitist vervangen door dansers, en had haar losse haar, fladderende jurk en blote voeten maakten plaats voor een strakkere outfit en boblijn.

Nostalgie
Bijzonder ontroerend waren de artiesten die inspeelden op de nostalgische waarde van hun eigen inzending; artiesten die waarschijnlijk het grootste deel van hun zangcarrière achter de rug hebben, en die zich er misschien wel bij hebben neergelegd dat hun grootste moment van roem de winst van het Songfestival was. Er zat melancholie in de optredens van Katrina (& The Waves), Niamh Kavanagh (1993), Eimear Quinn (1996), Olsen Brother(s) (2000), Gali Atari (1979), Marie Myriam (1977), Corinne Hermès (1983) en Anne-Marie David.

Marie Myriam had een kalme, bijna meditatieve, versie gemaakt van haar nummer L’oiseau et l’enfant; een tandje langzamer dan het origineel en zacht gearrangeerd met hoge strijkers en Spaanse gitaren. Na haar dromerige optreden had ze een theatrale aftocht. Ze liep helemaal langs het podium, voor de voorste rijen van het publiek langs, naar de zijkant. Dat maakte het extra jammer toen Edsilia, klaar voor de afkondiging, dit moment gebruikte om zich stuk te bijten op de titel van haar lied. De twee werelden, die van het dropje en die van de Franse rêverie, kwamen even contrastrijk samen.

‘Pak mijn hand’
Er was nog iets wat ons ontroerde; de ‘nostalgische’ artiesten waren zo dankbaar. Ze vroegen het publiek mee te zingen en genoten zichtbaar van de momenten waarop de Ziggodome het refrein moeiteloos overnam.

‘Aah, vous la connaissez encore.’
Oui, madame David, et tu te reconnaîtras!

Sing with me!’
Of course Katrina, and let love shine your light!

De Olsen Brother (zijn broer was ziek) had, in tegenstelling tot podium-owners als Loreen en Eleni Foureira, een nederige positie gekozen aan de uiterste zijkant van het podium. Daar, vijf stappen verwijderd van de coulissen, zong hij zijn Fly on the wings of love. Zijn nummer lag in het vocale bereik van veel mensen, wat ertoe leidde dat dit (na Lenny Kuhr) misschien wel het hardst meegezongen nummer van de avond was. Zichtbaar overweldigd bedankte hij het publiek in vele bewoordingen, waarvan de zin ‘The atmosphere this whole evening has been abslolutely amazing’. Op zijn geheel eigen, dankbare en verblufte wijze reikte hij zijn hand naar het publiek.

En de avond stond hier bol van: artiesten die elk op hun eigen wijze en met hun eigen redenen hun hand reikten naar het publiek.

‘Neem deze dans van mij.’
‘Zing met mij mee.’
‘Ken je deze nog?’
‘I’m better than ever.’

Laten we hopen dat Nederland in de toekomst meer klassiekers gaat afleveren, zodat ook de artiesten van eigen bodem een reden hebben om hun hand uit te steken.