Op 6 december 1917 schrijft Franz Kafka een losse zin in zijn schrift, en op 9 december 2016 staat Marco Mengoni in de Melkweg in Amsterdam. Bij alleen dat laatste ben ik aanwezig. Ik ken Mengoni eigenlijk niet – mijn interesse voor het Songfestival stak pas beschamend laat de kop op, bestond in 2013 nog niet echt, en mijn geheugen voor namen is überhaupt treurig – maar ik luister graag naar mensen die praten of zingen in een taal die ik niet spreek, dus gevraagd ging ik maar al te graag mee. (Ik heb ook een aanhoudende fantasie ooit te horen hoe Nederlands klinkt zonder het te begrijpen.)
Daarmee heeft die zin van, op 6 december, Kafka wel iets te maken. Hij schrijft, zonder verdere uitleg: ‘Jezelf als iets vreemds bezien / De aanblik vergeten / De blik onthouden’
Terwijl Mengoni zo’n honderd jaar later in Amsterdam nummers zong (en nog meer tussen de nummers in) kreeg ik door wat me aan het Songfestival trekt: artiesten waarvan je bespeurt dat het geen artiesten zijn, niet helemaal. Waarvan je merkt dat ze het spektakel waarin ze verzeild zijn geraakt te veel doorhebben om er volledig door te worden opgeslokt.
Waar dat hem in zit, weet ik niet precies – misschien is dat bij elke artiest weer iets anders. Mengoni maakte af en toe rare geluidjes in de microfoon als hij na een nummer even met het publiek praatte. En hij trapte tegen een ballon, maar die ging het publiek niet in, kwam eigenlijk maar zo’n twintig centimeter vooruit. Daar kon ‘ie wel om lachen. Daarna ging het weer verder over het essentiële, en dat zijn liefde zich eerst achter lege, vriendelijke woorden verborg, en dat wanneer de wereld uiteenvalt, hij nieuwe plaatsen en verlangens maakt die ook van jou zijn.
Dat kan gewoon. Ik bedoel: soms kan dat gewoon. Luisteren naar nummers die alle gevoelens die je ooit misschien hebt gehad nog tien keer uitvergroten, daarna gewoon weer in Amsterdam (of Malmö, Kopenhagen, Wenen) op een podium staan, even lachen.
En soms lukt dat zelfs tegelijkertijd. Ik hoop bij elk Songfestival op mensen die aan de hele vertoning mee kunnen doen terwijl ze ook nog een beetje in de coulissen lijken te staan, die tijdens het zingen ook naar zichzelf kijken, begrijpen dat het absurd is wat ze zien. Absurd en heel erg leuk. Als dat besef er eenmaal is, gun ik ze van harte dat ze de aanblik weer vergeten – zolang ze hoe ze naar zichzelf keken maar onthouden. (Ik wil artiesten die met een speld door hun eigen fictie heen prikken, en ‘m dan vast blijven houden, en gebruiken als microfoon.)