SANDRA REEMER overleed op 6 juni 2017, na een kort ziekbed, aan de gevolgen van borstkanker. EUROSTORY gedenkt deze bijzondere zangeres met het herpubliceren van wat een van haar laatste interviews is gebleken. We mochten haar eind 2016 spreken over haar carrière en haar levensinstelling. Het werd een uitzonderlijk open gesprek. Sandra Reemer vertelde met grote eerlijkheid over de worstelingen uit haar leven – maar tegelijkertijd maakte ze een tevreden, gelukkige indruk. We denken met warmte aan Sandra Reemer terug.
Nog maar een paar jaar geleden gaf Sandra Reemer aan dat ze niet meer op wilde treden. In een televisieprogramma over spiritualiteit zei ze genoeg te hebben van de oppervlakkige glamourwereld. ‘Ik wil niet meer zingen,’ zei ze, ‘ik kan het ook niet meer.’ Wat bracht haar tot die conclusie? Waarom kwam ze er gedeeltelijk op terug? En hoe beschouwt ze nu de loop die haar carrière genomen heeft?
Voor ons ligt de LP die je maakte rond je derde Eurovisiedeelname, toen je tijdelijk je geboortenaam weer aangenomen had: Xandra.
Dit vind ik een van de betere LP’s die ik gemaakt heb. Countryrock was toen erg populair in Amerika, al sloeg dat hier niet zo aan. Maar goed, dat heb ik met veel dingen, dat het niet helemaal binnen de kaders van het Nederlandse denken past. Ik droeg destijds een lange paardenstaart. Drie jaar later was dat hartstikke hot, maar toen ik het deed kreeg ik alle shit over me heen. Er wordt wel gezegd: ‘Iedere publiciteit is goed.’ Maar ik geloof helemaal niet dat negatieve publiciteit goed is.
Was het alleen maar negatief?
Ja, ja.. Er was zelfs een flutblaadje dat de persfoto’s liet zien met als bijschrift: ‘Vindt u niet dat Sandra Reemer nu op een Vietnamese hoer lijkt?’ Ja, ik verzin het niet.
Hoe ga je met zoiets om?
Dat heb ik van me afgeschud. Maar ik heb in de loop van mijn carrière heel veel van me af moeten schudden.
Hoe doe je dat ‘van je afschudden’?
Hoe ik dat vroeger deed weet ik niet meer. Ik was toen een totaal ander iemand. Ik sloeg van me af. Ja, niet letterlijk, maar zo van: ‘Nu allemaal weg!’ Er was heel veel boosheid, er waren heel veel frustraties die ik niet kwijt kon. Ik was helemaal geconditioneerd. Ik mocht niet zeggen wat ik voelde. En, ja daar kom je heel raar uit, hoor, als mens. Hahaha.
Dat plotselinge van je af slaan zal ook weer z’n consequenties hebben gehad.
Je bent niet goed in balans als je telkens maar je mond houdt en dan op een gegeven moment ontploft, door iets dat misschien heel klein is. Nou, zo was ik. En dan dachten de mensen om me heen, wat ik me ook volledig voor kan stellen: waarom gaat ze nou uit haar dak van zoiets onbelangrijks?
Je zei dat je toen een ander iemand was. Hoe is dat dan veranderd?
Nou, ik heb aan mezelf gewerkt.
Heb je hulp gezocht?
Nee, ik deed het in mijn eentje. De reden dat ik geen coach of therapeut of wat dan ook zocht was dat ik niemand vertrouwde. Dat had natuurlijk ook weer zijn redenen. Er zijn zoveel mensen geweest die mij echt… ja, ik heb er maar één plat woord voor… genaaid hebben. Ik liet niemand toe. Maar ik dacht uiteindelijk: zo wil ik niet oud worden. Dit is gewoon geen fijn leven, ik heb alles, op materieel gebied, maar ik word er niet gelukkig van. Er moeten andere wegen zijn. Toen ben ik eerst heel veel gaan lezen. Voornamelijk Amerikaanse zelfhulpboeken.
Hielpen die?
Ik dacht: nou, nu weet ik het! Maar dan ben je er dus nog lang niet, want iedere keer kwam ik weer dezelfde dingen tegen. Dus ja.. toen heb ik besloten om alles wat ik gelezen en geleerd heb te implementeren in mijn leven. Dat was een gigantische klus.
Hoe werkt dat dan?
Je moet stuitend eerlijk durven te zijn. En dat was ik niet! Je wilt jezelf natuurlijk altijd mooier en leuker zien dan je in feite bent. Dat werd dus een ontzettende confrontatie.
Wat bedoel je met ‘stuitend eerlijk’?
Ik had niemand om me heen die zei: ‘Wat jij nu zegt, dat kan dus echt niet!’ Dus ik moest mezelf de ogen openen. Dat was soms behoorlijk stuitend.
Wat voor dingen zag je dan van jezelf?
Ik zag hoe ik – vaak niet bewust – reageerde, hoe ik met mensen en situaties omging. Weet je, iedereen is voortdurend bezig om ‘te zijn’. Ik ook. Dat is wat ik nu zie, als ik terugkijk naar die hele periode. Het was eigenlijk alleen maar overleven.
En dan heb je het over de afgelopen veertig jaar of zoiets?
Over mijn carrière, over alles wat ik gedaan heb. Ik ben alleen maar aan het overleven geweest. Ik stond niet stil bij wat er allemaal gebeurde. Want je moet door, je moet door en je moet door. Dat is de overlevingsstand, die heb ik behoorlijk lang volgehouden. Alleen, op een gegeven moment denk je: ‘Is dit het dan?’
Werd je boos op jezelf?
Nou, ik dacht natuurlijk soms: ‘Jezusmina, hoe kon ik zo stom zijn?’ Maar dat is een negatieve, een afstraffende gedachte. Wel liefdevol bedoeld, maar niet werkelijk liefdevol. Je moet zeggen: ‘San, dat was niet echt slim wat je toen deed. Maar als je beter had geweten, had je het anders gedaan.’ En dan wordt alles zachter. In principe blijf je een optelsom van wat je hebt meegekregen en misschien wel van dat wat er gebeurd is voordat je geboren werd. Je hebt een heleboel patronen klakkeloos overgenomen van je moeder en je vader en van deze en gene die van alles tegen je geroepen heeft.
Je vormde jarenlang een duo met ‘Andres’, met Dries Holten. Die kapte van de een op de andere dag jullie samenwerking af. In een interview zei je zo prachtig: ‘Zonder met hem gesproken te hebben, heb ik hem vergeven.’ Is dat een voorbeeld van wat je bedoelt?
Ja, maar prachtig is het niet, hoor. Het is zelfbehoud. Als mensen je iets hebben aangedaan, kun je het nooit helemaal bij die mensen neerleggen. Want je bent altijd verantwoordelijk voor je eigen leven. Er zijn nare dingen gebeurd, zoals toen met Andres, maar dan denk ik: ja, ik was erbij! Ik heb het toegelaten. Natuurlijk is zo’n proces ontzettend moeilijk, het heeft me bezeerd en dat moest ik leren loslaten. Misschien had ik wel een coach moeten hebben, dan had het me geen tien maar drie jaar gekost. Maar het is een mooie reis geweest. Ik ga er nu vanuit dat de meeste mensen niet eens in de gaten hebben wat ze flikken. Daarom is het zo van belang om te blijven denken: wat een stumpers, wat een tuthola’s, ze weten niet beter, en dan te vergeven. Niet in de zin van: ‘Mevrouw Reemer vergeeft haar onderdanen.’ Nee, vergeven is jezelf losmaken van alle boosheid en alle frustraties. Een heel egoïstisch proces.
Zwaar ook, lijkt me.
Soms ga je op je bek, ja, maar goed, dat hoort er bij. Ik kan nu volkomen mezelf zijn. Dat wilde ik altijd al, maar het lukte nooit. Nu kan het me niet meer schelen wat andere mensen van me vinden. Dit ben ik en dat vind je wel of niet leuk. En dat staat heel ver af van de keuze die ik indertijd heb gemaakt om te gaan zingen en in de showbizz terecht te komen. De grootste valkuil in mijn leven is geweest dat ik altijd hoopte dat mensen me leuk vonden. Als je je daar in dit beroep niet van bewust bent, wat ik dus niet was, dan raak je echt van het padje af.
Ik kan me goed voorstellen dat je trots bent op je persoonsontwikkeling van de laatste drie jaar. Ben je ook zo trots op je carrière?
Dat hangt ermee samen. Ik was elf toen ik in die boze grote mensenwereld terechtkwam. Wij waren vluchtelingen, hè. Wij moesten in 1958 na de onafhankelijkheid uit Indonesië vertrekken, omdat we Nederlanders waren. En dan kom je hier aan en ben je een tweederangs burger. Mijn ouders hebben met drie kleine kinderen een heel nieuw bestaan op moeten bouwen. Ik was de oudste, ik was zeven: een vrij eigenwijs, zelfstandig kind. Dus toen ik op een gegeven moment ontdekt werd en platen ging maken is er niemand geweest die mij heeft begeleid. Mijn ouders waren aan het overleven. Wij zijn in St. Michielsgestel gedropt, bij heel aardige mensen, in een contractpension. Eerst mochten we niet koken, maar al snel kwam het tot een uitwisseling. Later heeft een van hen nog eens in een interview gezegd: ‘Wij waren volgens mij de eersten in Nederland die kennismaakten met nasi goreng.’ Dus wij hadden het goed, maar als je boeken leest over de 300.000 mensen die destijds weg moesten… De Nederlandse overheid zei wel: ‘Wij moeten ze opvangen.’ Maar er werd niet gecommuniceerd dat wij Nederlanders waren. Snap je? Dat neem ik ze dus kwalijk! Nederland heeft drieënhalve eeuw gebruikgemaakt van Indië, maar daar wordt niets over verteld.
Wat voor invloed had dat op dat elfjarige meisje dat in de showbizz terecht kwam?
Toen realiseerde ik me dat allemaal nog niet. Mijn vader kreeg binnen het jaar werk, daar was hij zo trots op. We hadden het niet breed, maar ik heb mijn ouders nooit horen klagen. Ze waren altijd maar dankbaar dat we hier waren. Daar werd ik ook wel een beetje ziek van achteraf, en nu helemaal, nu ik weet hoe het zit. Ik trad op en het geld dat ik daarvoor kreeg ging naar het gezin. Nu weet ik dat zestig procent van het inkomen van mijn vader ingehouden werd. Om de lening terug te betalen die we hadden gekregen om kleding van te kopen en ons huis mee in te richten. Terwijl we geen keus hadden! Toen ik met mezelf aan de slag ging, een paar jaar geleden, vroeg ik me af waar de boosheid die ik soms voelde vandaan kwam. Ik ben me in gaan lezen, en dan vind je dus heel veel hypocrisie. Het wordt echt onder het tapijt geschoven. Er wordt iedere keer gezegd dat dat komt uit een soort schuldgevoel van de politici. Zo van: ‘Ja, we waren echt zo verkeerd in de VOC-tijd, dus laten we er maar niet meer over praten.’ Maar het gaat over een ontzettend groot gedeelte van de Nederlandse bevolking. Die niet gezien wordt. Je wordt niet gezien!
Je zei net ook dat je moe werd van de dankbaarheid van je ouders.
Nou, ik word niet moe van mijn ouders, maar ze waren altijd zo positief… Nu nog trouwens. En we moesten ons aanpassen, aanpassen, aanpassen. Dat ging echt ten koste van onszelf en daar word ik moe van.
Werkte die instelling door in je carrière?
Ik heb me altijd veel te veel aangepast. Ik heb mezelf niet serieus genomen. Het was altijd pleasen, pleasen en nog eens pleasen.
Betekent dat ook dat je liedjes gezongen hebt die niet bij je pasten?
O ja, genoeg. Ik geloofde te weinig in mezelf om de dingen door te drukken die ik leuk vond. In de Sandra en Andres-periode bijvoorbeeld werd alles door drie mannen bepaald: door Andres, door producer Hans van Hemert en arrangeur Harry van Hoof. Ik moest mijn mond open doen en zingen en voor de rest niks. Dat werd weleens zo gecommuniceerd.
Echt letterlijk zo?
Ja, ja.
Maar zat daar dan niets bij dat wel bij je paste?
Er zaten genoeg dingen bij die ik leuk vond, maar we hebben nummers opgenomen, als ik die nu weer hoor… Dzjing boem Te-ra-ta-ta, dat was er zo een. Ohhhh, zo erg vond ik die. En nog steeds. Dat was zo’n beetje het dieptepunt.
En bij het Songfestival van 1972? Dat heeft jullie veel bekendheid gebracht. In de voorronde zongen jullie drie liedjes. Had je daar inspraak in?
Nee.
Helemaal niet?
Ik liet het zelf gebeuren, hè? Maar nee, dat ging buiten mij om.
Dus je werd op een dag naar de studio geroepen en daar hoorde je de drie liedjes?
Dan hadden hoogstwaarschijnlijk die drie mannen, of in ieder geval Hans van Hemert en Andres, alles voorbereid.
Maar vooral bij het Songfestival kunnen daar toch liedjes van komen die je je hele leven moet blijven zingen. Terwijl je er misschien doodziek van wordt, omdat het niet helemaal je muziek is. Of valt dat wel mee?
Nee, dat valt niet mee. Hoe moet ik het zeggen? Kijk, de liedjes die ik het minst leuk vind, zijn mijn grootste successen geworden. Terwijl ik ontzettend veel mooie liedjes heb opgenomen, echt ontzettend veel.
Wat erg!
Ja, maar nu bekijk ik dat op een andere manier. Nu denk ik: ik heb er tenminste nog wat aan over gehouden.
Ja.
Dat is toch een mooi sfeervol liedje?
Het is een hartstikke leuk liedje. Maar muzikaal gezien ligt mijn hart ergens anders. En tekstueel klopt het niet. Er zitten Engelse fouten in de tekst.
In 1979 was je na Colorado behoorlijk populair in Scandinavië.
Colorado was een grote hit in Denemarken. Ik heb daar dus veel getourd, dat had ik nog nooit meegemaakt, daarvoor niet en daarna ook niet. Iedereen zong mijn teksten mee, ik dacht vaak: aaah… hoe is het mogelijk?
Bij de nationale voorronde in 1979 was jij de enige artiest. Je zong vijf liedjes, waaruit Colorado gekozen werd. Op je LP staat de Engelstalige versie, maar voor het Songfestival moest je het in het Nederlands zingen.
Cabaretier Gerard Cox was gevraagd om de Nederlandse tekst te maken. Daar werd het wel een heel ander liedje van, met zinnen als ‘we kopen snel een tweedehands paard, denk aan de benzine die je spaart.’ Als ik heel eerlijk ben: die onzinnigheid, daar zat wel een soort dédain in.
Is dat iets wat je nu, achteraf, vindt?
Nee, dat voelde ik toen ook al.
Je speelde het repertoire uit die tijd met een band. Kon je die zelf samenstellen?
Ja, in deze periode had ik nog het meeste inspraak. Dat kwam omdat Rob en Ferdi Bolland mijn producers waren en ik met Ferdi getrouwd was. Ja, toen kon ik dus vrij veel zelf bepalen. Dat was wel heel prettig.
Wat blijft er dan op de voorgrond staan: de ontevredenheid over zo’n liedje, of het plezier van de band en het succes in Denemarken?
Dat laatste. Kijk, het hele punt is: de laatste vijf à zes jaar heb ik mijn ontevredenheid gewoon losgelaten. Tot die tijd was het altijd een soort gevecht. Horen jullie me? Zien jullie mij niet? Weten jullie niet wat ik allemaal gedaan heb? Want ik heb ook ontzettend veel mooie liedjes opgenomen. Maar uiteindelijk dacht ik: je kunt mensen niets door hun strot duwen. San, denk ik dan, laat het los, laat het los. Dit gevecht ga je nooit winnen.
Ik kijk nu anders. Tegenwoordig denk ik: hoe is het mogelijk dat ik in de zeventiger jaren een paar keer heb meegedaan en daar nu nog de vruchten van pluk? Ik was dit jaar in Berlijn, bij een Eurovision Weekend, en toen werd ik voorgesteld aan een beetje slungelige blonde jongen van net twintig. Hij was uit Rusland gekomen om mij te zien. Ik zei: ‘Maar lieverd, hoe weet jij van mijn liedjes? Jij bestond toen nog niet eens!’ Hij kende me van YouTube. Dat vond ik zo schattig! Het was net een cadeau. Dus ik kijk heel anders tegen die songfestivaldeelnames aan. Ik geniet ervan, en de ambachtelijke, artistieke invulling als zangeres heb ik volkomen losgelaten.
En die gaat ook niet meer terugkomen?
Dat gaat niet meer terugkomen.
Maar een tijdje geleden zei je dat je misschien een blues-jazz cd wilde maken.
Ja, ik wou jazz zingen. Maar nee.
Nee?
Nee.
Omdat het een te groot gevecht zou zijn?
Ja, dan moet ik weer opnieuw beginnen. En doe ik het dan voor jezelf of voor het publiek? Thuis zing ik die jazz-stukken ook, en dat blijf ik doen. Maar ik hoef er geen bijval meer voor te krijgen.
O, dus het is een soort verlichting? En geen bitterheid?
Juist! Het is niet bitter. Verre van. Ik vind het belangrijk dat ik leuke mensen om me heen heb en dat ik kan genieten. En verder heb ik geen ego meer.