Nee, het verleden is geen kaartenbak waarin je nog eens wat kunt herschikken. Er zit geen bewerk-knop op en dat is misschien maar goed ook. Toch weerhoudt die onmogelijkheid ons er niet van om terug te kijken op de geschiedenis van de Nederlandse kandidaat-songfestivalliedjes (oké, triviale bezigheid) en af en toe hoofdschuddend te denken: WAAROM HEBBEN WE IN GODSNAAM DIT LIEDJE NOOIT GESTUURD?  


Topnummer, maaaaaar… (2011)
De 3JS gingen. En in een soort van nationale finale stelden ze vijf liedjes voor waaruit het publiek en een vakjury mochten kiezen. Die jury zat acht meter van de 3JS vandaan. Jaap, Jaap en Jan moesten hen de songs bijna in het gezicht zingen. Na elk liedje kwam er ‘deskundig commentaar’. Dat wrong. Even wat letterlijke juryzinnen: ‘Begrijp me goed, ik vind het geweldig, maar ik denk dat mensen bij het Songfestival meer voor spektakel gaan en voor gedoe.’ ‘Mooi liedje, maar ja, Songfestival, dan moet je meteen knallen.’ ‘Op een album verkoop je er honderdduizend mee, voor het Songfestival zou dit denk ik wel lastig zijn.’

Hieruit blijkt hoe ouderwets er toen nog gedacht werd. (Toen, als in: vóór Anouk, die zich in 2013 met haar Birds nergens wat van aantrok, het minst songfestivallerige songfestivalliedje sinds tijden zong en meteen in de top tien belandde.) Arme 3JS. Jan Dulles, de zanger, was af en toe duidelijk geïrriteerd en er klonk boegeroep vanuit de zaal. Later bleek ook nog dat de TROS een fout gemaakt had bij de puntentelling (de jurypunten waren ‘vergeten’ bij de einduitslag) en de uitzending mocht niet uitlopen, waardoor het nogmaals zingen van het liedje aan het eind voortijdig werd afgekapt.

Je vecht nooit alleen/Never alone werd uitgekozen, overigens ook een kwalitatieve song. Maar mede door een beroerde startplek kwamen de 3JS niet door de halve finale. Sterker nog, ze werden aller-allerlaatste. Was dat niet anders afgelopen als het prachtige Weelderig waardeloos was uitgekozen? (In de nationale finale laatste bij de jury, maar derde bij het publiek.) Een piepklein vertellinkje, geschreven na een wandeling in de natuur in Frankrijk. Het gaat over een nazomerdag. Je ziet wat late hommels van de ene bloem naar de andere hoppen en het groen is nog mooi, maar ook al een beetje moe.

En dan die eerste zin: ‘Een dag, een zonnige dag, die kalm en ondoordacht, bijna als een cadeau, daar voor me open lag.’
En een tweede: ‘Alsof oktober wacht, alsof de zomer dacht: laat het nog even zó zomer zijn.’
En een prachtige in het refrein: ‘Zo mooi, groots en zinloos draait de aarde.’
Dat zijn beelden als uit een gedicht van Gorter en heus, die hadden ze voor het festival in het Engels laten vertalen.

Maar het is vooral een extreem intiem liedje. Jan Dulles keek recht in de camera, want er moest iets verteld worden. Zijn stem, die bijna klonk als die van Herman van Veen, trok ons zachtjes de weelde in, de weerloze weelde. O, wat was dát opgevallen in Europa.


Buikpijn (2003)
Een enorm traject: vier voorrondes vóór de echte voorronde. Elke keer acht liedjes, waarvan er maar twee door mochten naar het uiteindelijke Nationale Songfestival. En [vloekwoord] dit liedje haalde het niet eens! Wááát? Nee, echt niet.

Het werd gezongen door een jongen van 21 die een jaar later landwijd bekend zou worden als de winnaar van de tweede editie van Idols: Boris. Hier deed hij mee als Sofuja, wat een afkorting is van ‘Soul Funk Jazz’. Het liedje is van pianist en componist Glenn Corneille en heet She would. We horen enkel zang en piano en de tekst zegt: ‘She’d never be alone with my care, she’d never have to cry, and I wouldn’t let her down if she were mine, not I.’ Ik niet – maar hij, bij wie je nu bent, doet dat wel, meisje.

Ook dit jaar was er een jury. Die was trouwens onverholen enthousiast. Jurylid Stanley Burleson zei: ‘Ik denk dat jullie met deze performance de laatste paar afleveringen én de finale van Idols onnodig hebben gemaakt.’ Helaas had She would stevige concurrentie. In deze aflevering deed ook One more night van Esther Hart mee, dat uiteindelijk eerste werd en naar Riga ging. Daardoor werd She would bij de vakjury tweede, maar bij het publiek derde en miste op een paar punten na dus de finale.

Erg, erg, erg, erg jammer. Maar de mannen bleven cool. Bovendien: van tevoren twijfelden ze zelf ook al over hun kansen.
Boris: ‘Alle liedjes hebben kans omdat ze gewoon erg songfestivalgericht zijn. Dat van ons is gewoon een mooie soulballad.’
Glenn: ‘Als ik aan het Songfestival denk, denk ik aan boa’s en veren en stampers, en ons liedje contrasteert met de rest. Dat vind ik juist heel spannend.’
Boris, op de vraag ‘Wat zoek jij bij het Songfestival?’: ‘Zoeken doe ik er misschien niet direct iets. Het liedje was ingestuurd door Glenn en het werd meteen uitgekozen. Eerst waren er andere kandidaten om het te zingen, maar daar werd niet akkoord mee gegaan. Glenn vroeg mij daarna en ik dacht: ik kan misschien gewoon goed mijn best doen en laten zien wat ik kan.’
En dan, op de vraag: ‘Er zijn maar weinig songfestivalartiesten die goed terecht zijn gekomen, ben je je daar van bewust?’: ‘Ja, ik heb ook vaak buikpijn gehad. Maar daarom blijf ik ook lekker mezelf. Ik ben dus niet een van die blije gasten die voor de camera gaat springen.’


Disco Con (1976)
In 1976 traden er vijf artiesten aan, vrijwel allemaal al met nationale roem. Bolland & Bolland (die een grote hit hadden gehad met Mexico, I can’t say goodbye), Sandra Reemer (die in een duo met Andres goed gescoord had op het songfestival van 1972 met Als het om de liefde gaat), Rosy & Andres (waarvan Andres dus in 1972 in een duo met Sandra goed gescoord had op het Songfestival), de groep Lucifer (zie hieronder) en dan: Spooky & Sue.

Spooky & Sue was een Antilliaans-Brits duo, bestaande uit Ivan Groenendijk en Sue Chaloner. Ze waren in 1976 op de top van hun populariteit met een indrukwekkend trio aanstekelijke hits, die menigeen vast nog kent:
(1974) Swinging on a star
(1975) You talk too much
(1975) I’ve got the need

Op het festival traden ze aan met Do you dig it en de verwachtingen waren hoog. Maar ze belandden op de allerlaatste plaats, met weinig punten. Vreemd. Want hoe internationaal klonken ze! Als de disco-artiesten van die jaren een eigen Disco Con hadden georganiseerd (Barry White, Donna Summer, Silver Convention, Hues Corporation, Labelle) dan hadden Spooky & Sue het Nederlandse kraampje mogen inrichten.

Een hit werd het wel. Oké, het fijne, winnende The party’s over van Sandra Reemer kwam tot plek 3 in de Top 40, maar Spooky & Sue op 17. (Rosy & Andres op 19, Lucifer bereikte de tipparade, en Bolland & Bolland ook dat niet – al werden zij tweede op het Nationaal Songfestival). Er volgde internationaal succes voor Spooky & Sue in de vorm van een tournee door Japan en Frankrijk – maar een jaar later ging het duo helaas uit elkaar.


Jazzy pop (1976)
O, dit lied kent iedereen: House for sale. De evergreen uit 1975 beroert vele mensen die afscheid van een huis hebben moeten nemen, en die de aan die woonplek verbonden liefde, gebeurtenissen en herinneringen in de vorm van een set sleutels hebben ingeleverd. Lucifer, de groep rond Margriet Eshuijs, staat er nog steeds mee in de jaarlijkse Top 2000 (in 2017 op 1014, al sukkelt de song wel naar beneden, in 2010 stond hij op 890, in 2000 op 452).

Ook zij deden in 1976 – op het toppunt van hun roem, net als Spooky & Sue – mee aan het Nationaal Songfestival. Let wel: het waren de jaren waarin Nederland internationaal vierde geworden was (1972), derde (1974) en eerste (1975). Bekende artiesten zagen een deelname destijds eerder zitten dan in de latere jaren tachtig en negentig en de eerste twaalf jaren van het nieuwe millennium.

Lucifer (met presentator Henny Huisman op drums) bracht een ingetogen softpopballade, nee, nee een jázzballade. Het door Margriet Eshuijs zelf geschreven Someone is waiting for you vertelt ons op lome wijze dat er wellicht ‘iemand op je wacht, ergens in een wachtkamer’, of: ‘ergens achter een masker, open zijn ogen maar’. Het zou op een album van artiesten als Sabrina Starke of Wouter Hamel niet misstaan – al moet er dan nog wel even naar de tekst gekeken worden. Want ehm: ‘You meet always somebodies that you like / but most of those somebodies
don’t treat you right’…

In elk geval: Someone is waiting for you etaleert de bijzondere compositiekwaliteiten van Margriet Eshuijs, evenals een latere bescheiden hit van Lucifer, het al even kalme en even mooie I can see the sun in late december.


They don’t know (2009)
Klopt: de Toppers zul je niet snel tegenkomen op Eurostory. En hun Shine is, laten we het maar hmpfff hmpfff zeggen, nou niet het allerbeste Songfestivalliedje dat Nederland ooit stuurde. MAAR HET HAD BETER GEKUND.

Ja. Want luister gewoon eens naar het jagende Angel of the night, het lied dat tweede werd, en dat in ieder geval de favoriet was van Topper Jeroen van der Boom. Maar ook van de vijf juryleden: ‘internationale uitstraling’, ‘bijna een rocksong’, ‘mijn absolute nummer één’. Helaas, de televoters mochten tweederde van het aantal punten verdelen en kozen voor het met cliché’s gevulde Shine.

Is deze voorronde van 2009 misschien een goed voorbeeld van wat rockster Anouk tijdens de laatste editie van The Voice zei, toen een van de beste kandidaten weggestemd werd? Ze zei: ‘Dat gaat er mis als de deskundigen geen punten meer mogen geven. Het is gewoon een idioot volk. They don’t know. Dat is ook het geval als je mensen het songfestivalliedje laat kiezen. It’s never gonna happen.’

Hoe dan ook: in Moskou haalden de Toppers bij lange na – ondanks een prachtige startplek – de finale niet. Ze werden zeventiende in de halve finale. We durven te beweren dat ze met Angel of the night in elk geval hoger waren gekomen.