Een emoji-sticker, zo’n grote, van een hart met armpjes dat je dwars door je schermpje heen lijkt te willen omarmen – dat is het laatste bericht dat ik van Heddy kreeg. Vandaag kwam het nieuws dat ze er, na een leven van 72 jaar, sinds maandagochtend niet meer is. Ik zit hier verdrietig te typen, ook al weet ik precies wat ze daarover zou zeggen: ‘Hé, gaan we nou treurig zitten doen?’
Oké, Heddy – maar het gaat hier wel over jóú.

Interview
Toen we deze site, Eurostory, in 2016 begonnen, wilden we weten hoe dat nou was, ergens in je leven die krankzinnige songfestivalberoemdheid van drie minuten en daarna voortdurend de herinnering eraan. Ik zou de interviews gaan doen en de eerste aan wie ik dacht was Heddy Lester. In 1977 zong ze De mallemolen op het Songfestival – en vervolgens wilde ze het liedje vijfendertig jaar lang niet meer zingen. Waarom? En waarom daarna weer wél?
Ik schreef een brief, Heddy belde terug, ik toog naar Amsterdam, we hadden een heerlijk lang gesprek, ik maakte na afloop de foto die je boven dit stukje ziet, werkte het interview uit en publiceerde het – zie kader.
Het interview bleek de start van méér. Ten eerste: het werd door de jaren heen een van onze best gelezen Eurostory-stukken. Ten tweede: Heddy en ik werden vrienden.

1981
En dat was helemaal niet logisch. We waren namelijk nogal eh… vreemd begonnen. Niet in 2016, maar in 1981.
Ik zat nog op de middelbare school, was net zeventien en wilde tekstschrijver worden, van liedjes. Ik schreef – bij nader inzien niet zo heel erg goede – teksten en stuurde die vanuit het kleine dorpje waar ik woonde, Beesd, in de Betuwe, op naar artiesten die ik bewonderde. Heddy had na haar deelname aan het Songfestival een prachtig album gemaakt, Deel van mijn bestaan, dat ik nog altijd koester. Dus het was logisch dat ik mijn teksten naar háár stuurde – zonder serieus bericht terug te verwachten.

Amsterdam
Een week of wat later kwam ik uit school en vond thuis mijn moeder met de telefoon in haar hand. Ze zei met grote ogen: ‘Heddy Lester aan de telefoon. Voor jou…’ Ik kreeg het koudste kippenvel van mijn leven, nam de haak over en stamelde mijn naam. Heddy, ze was het echt, zei met die prachtig stevige stem van haar: ‘We hebben je teksten gelezen en we willen er eens met je over praten. Kun je naar Amsterdam komen?’
Amsterdam! Daar was ik nog nooit geweest.
En hoe? Met de trein? Ik was nog nooit met de trein geweest!
Heddy hoorde mijn stamelen, begreep dat ik veel groener was dan ze ingeschat had en zei toen, tot overmaat van ramp, ook nog: ‘Als het te laat wordt kun je ook blijven slapen, hoor.’
Blijven slapen? Bij Heddy Lester?

Wat erg!
Het was maar goed dat zeventienjarigen een lekker jong hart hebben, want anders was dat van mij ter plekke stil blijven staan. Dat merkte Heddy op de een of andere manier, en dus zei ze: ‘We bellen nog wel eens terug.’
Dat heeft ze niet meer gedaan – wat ik heel goed begrijp. Want wat moest ze met zo’n bibberende tiener?
Maar vijfendertig jaar later zat ik aan haar keukentafel, hadden we een interview en durfde ik haar dit verhaal na afloop te vertellen. ‘Wat érg!’ riep Heddy uit. ‘Heb ik nooit meer gebeld? Wat vreselijk!’
‘Nee!’ zei ik. ‘Ik had in jouw plaats ook niet meer teruggebeld.’
‘Wél erg!’ riep Heddy. ‘Zo kon ik zijn, hoor. Veel te vluchtig. Ik schaam me kapot.’

De keukentafel
Er gebeurde iets, daar aan die keukentafel in Amsterdam, in 2016. Dwars door allerlei schillen van leeftijd en achtergrond heen stak ze toen al die hart-emoji naar me uit. Sindsdien zocht ik haar geregeld op (te weinig, vond ze soms, en daar had ze gelijk in) en spraken we over haar leven en het mijne. Over de bijzondere manier waarop haar ouders met hun ervaringen in de oorlog omgingen, over schrijven en over boeken, over vluchtelingen, voor wie ze een radicaal groot hart had. En in de laatste jaren: over vrienden, geliefden en familieleden die er opeens niet meer waren.

Joh, schat
En toen kwam 2022. Haar man overleed, en in de maanden erna was ze moeilijk te bereiken. Maar na een tijdje hervond ze de vrolijkheid – Heddy was Heddy – en we spraken in oktober eindelijk weer af. Daar zat ik opnieuw, aan de keukentafel, met rechts het grote aanrecht waarop al die gerechten werden bereid die ze voor haar vrienden kookte, en links de piano, met foto’s en muziekstukken erop – en ik wilde vragen hoe het ging, maar al in de eerste zinnen vertelde ze me: ‘Ja, ik heb het dus opeens zelf ook.’
Kanker, bedoelde ze. ‘Joh, schat, het is zo raar. Ik zit dus onder, maar ik voel niks.’
Het werd een van de bijzonderste bezoeken ooit. En gek genoeg ook een van de vrolijkste. Want met somberen moest je niet aankomen bij Heddy. Grijzigheid vaagde ze weg, met die sterke, diepe, wat gruizige stem van haar, en met die eeuwige lachkuiltjes in haar wangen.

Verhalen
We spraken af om een podcast te maken. Heddy had zoveel bijzondere verhalen. Over haar ouders dus, over broer Frank met wie ze zoveel deelde, over het optreden in het familierestaurant, over Ramses Shaffy, over haar toneelrollen, over wat roem betekende (en vooral niet betekende, ze hechtte er totaal geen waarde aan), over het Songfestival natuurlijk, over die gekke warmte van mensen op straat die – nog steeds – in haar die zangeres uit 1977 herkenden, over vriendschappen, over de liefde, over de dood ook. We zijn aan de gesprekken begonnen, maar het afmaken is niet meer gelukt.

Nu
Maar hoe goed Heddy ook vertellen kon over vroeger, ze was toch vooral iemand van nu, van op dít moment de boel vieren, van samen zijn, van relativeren, van vragen naar anderen – Heddy was simpelweg een van die mensen die de mallemolen van dit hele rommelige bestaan altijd weer een nieuwe zwieper weten te geven. Ja, van Heddy kon je het leven leren.
Dus: dag lieve Heddy, ik ben zo blij dat ik je gekend heb. En je laatste appberichtje, dat hart, met die uitgestoken armen naar de mensen om je heen, is godverdomme een prachtige emoji.

Edward


Eurostory wenst Heddy’s broer Frank, haar nichtjes en alle andere familieleden en vrienden heel veel sterkte, warmte en gezamenlijkheid in deze dagen.