Beste Paul Oscar,
Als ik bedenk waarom artiesten willen meedoen aan het Eurovisie Songfestival, dan denk ik in eerste instantie aan de springplankfunctie die het kan vervullen voor hun carrière; niet zo zeer aan de springplankfunctie die hun eigen deelname kan vervullen voor het Songfestival.
En toch denk ik dat jij zo’n springplank wilde zijn, Paul.
Je had in je thuisland IJsland al diverse 90’s hits gescoord, en je werd door een interne commissie geselecteerd om naar Dublin te gaan. Jij was erbij, in het Point Theatre op 3 mei 1997, één jaar voor Dana International.
Het Songfestival zat in die tijd in een traditionele periode. Een staande microfoon was perfect in het midden van een rond podium geplaatst, als een soort baken die de voordragende artiest op zijn/haar plek hield. De artiest was galant, het publiek was hoogwaardig, de muziek was georkestreerd, en de liedjes gingen over tergende en soms minder tergende liefde. Katrina & The Waves beklonken uiteindelijk de liefde met een positieve noot: ‘Shine a light to light the way.’
Laten we ons even voorstellen hoe het vanaf dat moment verder ging.
Katrina verlaat op hoge hakken het podium, en iedereen voelt dat ze gewonnen heeft, maar dan… komt er nog een nummer van IJsland. Een toegift in een latexbroek en latexschoenen; Minn hinsti dans (‘mijn laatste dans’) komt nog, van jou, Paul Oscar. Je bent symbolisch de laatste in de rij, een groot vraagteken aan het einde van een lange zin.
De verwarring begint als de staande microfoons worden weggehaald en er een witte sofa wordt neergezet. En de verwarring wordt compleet als jij met je zwarte glimmende pak in het midden van de sofa gaat zitten, in een zeer suggestieve pose, de benen wijd uit elkaar. Om jou heen gaan vier danseressen in latexpakken, eveneens in suggestieve poses en schijnbaar gedrogeerd, op de grond liggen.
Dit wordt geen rijk gearrangeerd liefdeslied, dit wordt een moordscène.
En nog voordat de mevrouw en de meneer op de voorste rij deze gedachte hebben afgemaakt, worden ze opgeschrikt door de abrupte inzet van een snelle compulsieve elektronische beat. Ze kijken nog even hoopvol naar de orkestbak, maar deze is donker en geluidloos.
Voor de kijkers thuis gaan deze elektronische tonen gepaard met een extreme close-up op het slapende gezicht van één van de danseressen. De camera glijdt langs haar lichaam, waarna deze jouw benen opvangt; de camera gaat naar je gezicht.
Ik ben hooked, en ik zit niet eens voor het grote televisiescherm waarop de scène zich live voltrekt, maar voor een kleiner computerscherm, minstens tien jaar later. Daar komt bij dat dit voor mij geen toevallige aandachtstrekker is die mij uit mijn krant of tijdschrift haalt, maar dat ik dit optreden bewust heb aangeklikt in mijn zoektocht naar de Eurovisie-historie. Stel je voor, de impact die het moet hebben gehad voor de toevallige toeschouwer, de toeschouwer die denkt dat er nog één ballade komt voordat dan eindelijk de puntentelling begint… het tijdschrift glijdt op de valreep van zijn/haar schoot.
Hoe jij precies op dit moment met je zwart omlijnde ogen wakker wordt, met die eerste schokkerige ademteug na een langslepend hedonistisch feest, en hoe jij de kijkers thuis indringend aankijkt, dat alles voelt dan ook als een directe provocatie. Dit is een aanvechting in MTV-stijl, een confrontatie in videoclipvorm. Eentje die jij nog meer kracht bijzet met die hand die via je zwarte hemd afglijdt naar je kruis en direct weer opwaarts gaat. Je neemt de kijkers op sleeptouw. De choreografie en de camerabewegingen zijn speels, teasend en sensueel. Je draalt nooit; je reflecteert niet met een stil lichaam en met tierende gedachten op een voorbij leven, maar je verbeeldt het leven zelf, in het moment van het voorbijgaan, op de drempel van de dood. Je blijft altijd doorvloeien in je laatste dans en neemt nooit je vaste positie in voor een microfoon; je bent überhaupt de enige zanger van de avond die geen microfoon vastpakt, want jij houdt je handen vrij voor theatrale attributen, voor je eigen lichaam, voor de handkusjes naar je bewonderaars, voor de omhooggestoken smaragdring aan het eind; kortom, voor je personage, de zelfgekroonde koning die zijn ondergang bezingt maar volhoudt dat hij nergens spijt van heeft.
Na het optreden spreekt de Nederlandse commentator over een ‘bijzondere bijdrage’; niet per se ironisch bedoeld, maar wel een duidelijke poging om deze fluïde beweging hard te maken als een nieuw archiefstuk in de ordelijke dossierkast van het Songfestival.
Maar deze beweging was niet hard te maken, deze beweging was niet te solideren tot een archiefdocument; nee, deze beweging ging door.
Tijdens de puntentelling was daar nog weinig van te merken; je legde deze magistrale laatste dans pontificaal op de toonbank en kreeg daar een schamele achttien punten voor terug. Ondergesneeuwd door de avalanche der liefdesballades, kwam je niet verder dan een twintigste plaats.
Maar…
Zestien van de achttien toegekende punten kwamen uit de vijf landen die voor het eerst werkten met stemmen van de kijkers thuis. Dit was een duidelijke voorbode van welke kant het op zou gaan in de jaren die volgden, toen de jury’s verdrongen werden door het televote-systeem.
En het was ook een duidelijk teken dat thuisstemmers, meer dan juryleden, openstonden voor vernieuwing. Vanaf het einde van de jaren ’90 stond een vernieuwend en spectaculair optreden garant voor een goede plek op het scorebord.
In dat licht kan jouw optreden dus worden gezien als een raakpunt; daar waar het lied eindigde en de show begon. Maar het lied eindigde wel met een heel mooi slotakkoord en de show begon wel met een heel indrukwekkende dans. Eén jaar voor Dana International.
Je moet lef hebben om op een kentering in te zetten, zeker als dit ten koste gaat van je kans om hoog te eindigen. Chapeau, Paul Oscar. Geweldig gedanst.
Met vriendelijke groet,
Lars Koning
Foto: Reuters: Michael Urban