Hemel en aarde: het liedje dat Edsilia Rombley in 1998 op het Songfestival zong is een stevige klassieker geworden. Eurovisieliefhebbers maken de zinnen van schrijvers Fluitsma en Van Tijn zonder problemen af: ‘Nederland is koel en kil, en dan vooral het weer. De wind die lag nooit stil… mijn liefdesleven des te meer.’

Maar Hemel en aarde betekende ook het startpunt van een rijke carrière. Edsilia Rombley groeide uit tot een van onze meest veelzijdigste zangeressen. Van Nederlandstalig tot soulklassiekers, van optreden met de Ladies of Soul tot haar eigen theaterprogramma’s, van haar tweede deelname aan het Songfestival (On top of the world in 2007) tot een programma als Dance, dance, dance: tijd voor een stralend gesprek.

Je wilde helemaal geen zangeres worden, maar danseres – of zelfs accountant!
Klopt. Nadat mijn ouders uit elkaar gingen, moest mijn moeder veel in haar eentje doen. Wij waren met drie kinderen, maar ze liet nooit merken dat ze het zwaar had. Toch was ik als kind al heel zuinig. Als we wat geld kregen was ik degene die dat het langst bewaarde. Dan kwam mijn broer vragen: als ik in plaats van jou de afwas doe, krijg ik dan een gulden? Later zat ik op de meao, bedrijfsadministratie was een van mijn vakken en samen met mijn moeder keek ik naar series over vrouwen in mantelpakjes met mooie auto’s en koffertjes. Dan had ik daar zo’n droompje over: o, als ik accountant word verdien ik goed en dan hebben we geen zorgen meer.

En je danseressendroom?
Ik keek Fame en Grease en van die klassieke films waarin gedanst en gezongen werd, met Frank Sinatra, Liza Minelli, Bette Midler en Barbra Streisand. Wat het zingen betreft, daarvan dacht ik: nja, dat kan ik toch niet. Daarom focuste ik op dansen, dat vond ik geweldig. Beenwarmers aan en Fame nadoen.

Nu je dat zo zegt: waarom heb je eigenlijk nooit in een musical gespeeld?
Ik ben vaak gevraagd, maar nee. Ik mag nu zoveel verschillende dingen doen, en dat vind ik allemaal zo leuk, dat een musical op dit moment niet zou passen. Want het is niet niks. Je moet om vier uur in de bus zitten, naar Scheveningen, of waarheen dan ook, je komt om één uur thuis en de volgende dag moet je weer. En altijd maar hopen dat je stem het doet. Bovendien spelen sommige musicals seizoenen lang. Misschien zou ik ooit wel een voorstelling zoals die van Ruth Jacott over Billie Holiday willen doen, waarbij er een verhaal gemaakt is rondom de liedjes van een bepaalde artiest… Dat zou ik eventueel wel zien zitten. Theater vind ik sowieso fijn. Af en toe doe ik een theatershow rond een thema, ‘Van jongs af aan’ of ‘Mama sings’ of zo. Als je een eigen programma mag maken, kun je echt iets doen waar je hart in zit. Dan kun je ook af en toe improviseren, daar hou ik van.

Had jij dat vroeger ook?
Ik heb het verdriet van mijn moeder gezien. Mijn ouders gingen uit elkaar en dat krijg je mee, als kind. In het liedje I don’t want to know zingt Gladys Knight ‘I left you with my two children’ – dat had ik niet meegemaakt toen ik dertien was, maar ik kon het me wel inbeelden, vanwege mijn moeder en vader.

Kun je nu je meer hebt meegemaakt een grotere variatie aan teksten kunt zingen?
Er zijn altijd fases in je leven… Kijk, ik heb geen echte, echte problemen eigenlijk. Geen geldzorgen, geen honger, geen ziektes. Ik mag echt zeggen dat ik gelukkig ben en dat ik het geluk om me heen heb. En dus wil ik over leuke dingen zingen. Maar vorig jaar waren er sterfgevallen in mijn buurt en ik merkte dat de tijd vliegt, dat je opeens veel meer hoort dat mensen ziek worden, jónge mensen die te maken kregen met kanker, die vreselijke ziekte, en toen wilde ik liever zingen over puurheid, menselijkheid, en over dankbaarheid. Het zijn gevoelsfases. Toen ik mijn eerste kindje kreeg was ik was in de zevende hemel en wilde ik alleen maar zingen over het gelukkige gevoel dat je dan kan hebben…

Is je stem kwetsbaar?
Ja, vreselijk. Stress slaat meteen op mijn stem. Ik hoop het geluk te hebben dat hij goed blijft, en verder is het techniek en onderhoud. Ik ben blij dat ik zanglessen heb gehad, want iedereen is weleens moe of heeft weleens griep. Omdat ik niet rookte, had ik vroeger altijd problemen met mensen om me heen die dat wel deden. Als ik ging stappen was ik de volgende dag hees. Ik kon er gewoon niet tegen. Ik had vaak last van een oedeem, zo heet dat. Door die rook ontwikkel ik slijm op mijn stembanden en dat slijm zorgt ervoor dat ze niet meer goed kunnen vibreren. Keihard moeten praten in een club, dat is ook zoiets. Ik was professioneel genoeg om te zeggen: nee, ik moet morgen optreden, dus ik blijf thuis. Nu nog steeds. Mijn uitjes zijn feestjes van vriendinnen, of naar de film met z’n allen, of een Netflixje kijken met m’n man.

Maar je hebt kleine kinderen. Er moeten jaren geweest zijn dat je, ik noem maar wat, niet een nacht door kon slapen.
Bij mijn eerste dochter was mijn stem weg. Ik ging naar de KNO-arts om te vragen wat er aan de hand was. Had ik knobbels? Ik kon niet meer zingen, ik was heel snel hees. Het grappige is: die dochter zingt nu de sterren van de hemel! Op zevenjarige leeftijd al! Heel toonvast! Ik zeg altijd voor de grap: jij hebt mijn stem afgepakt. Bij mijn tweede dochter kon ik gewoon zingen, ook diep in de nacht, het maakte niet uit. En die dochter heeft een hese stem. Dus bij beide zwangerschappen heeft mijn stem totaal anders gereageerd.

Je zei dat je van gezelligheid houdt en van de mensen achter de schermen. Tijdens je Songfestivaldeelnames had je ook een crew om je heen. Wat was het verschil tussen 1998 en 2007?
De eerste keer, in 1998, was de opzet anders dan de tweede keer. Er werden producers gekozen, en die zochten een artiest. Ik werd door Jochem Fluitsma en Eric van Tijn gevraagd. En die hadden dus een team om zich heen. Ik bemoeide me daar verder niet mee. De tweede keer, in 2007, werd de artiest gevraagd, en die mocht bepalen wie het liedje maakte, wie er meeging, wie de choreografie en de staging zou doen. Daar was ik dus veel meer zelf bij. Waardoor ik er ook op een hele andere manier van genoten heb. Ik was ook wat ouder. De eerste keer was ik naïef. Ik vond het allemaal geweldig. Ik kwam aan in het hotel en ik vond het al mooi dat er op het televisiescherm toen ik binnenkwam ‘Welcome Edsilia Rombley’ stond, terwijl dat overal zo gedaan wordt. Ik vond zelfs de kranen in de badkamer geweldig, achteraf vind ik dat zo suf van mezelf. Maar ja, het was allemaal heel nieuw voor me en ik had de tijd van m’n leven. Iedereen zei: ‘Je moet nu naar bed, want morgen is er dit en dat.’ Ik zei: ‘Jongens, ik geniet van alle mensen en de gezelligheid.’

En in 2007?
Toen was het: niet teveel praten, op mijn stem letten. Ik was daar veel bewuster mee bezig. Hoewel het de tweede keer qua stem misschien niet mijn beste prestatie ever was, vond ik het wel vreselijk dat we weer naar huis moesten. Je bent twee weken in Finland. In de eerste week moest ik wel wat repeteren, maar we gingen ook de stad in. Ik vond het echt heel leuk. De eerste keer ook, maar toen was het ánders leuk. Nou goed, de eerste keer is alles magisch, natuurlijk.

Was die magie de reden om nog een keer mee te doen?
Nee, dat was echt omdat het bijna tien jaar later was. Ik werd elk jaar gevraagd: wil je weer gaan? Zo gaat dat, als je ergens goed gepresteerd hebt. Ik zei altijd: nee, nee, waarom zou ik iets voor de tweede keer doen? We hebben de vierde plaats bereikt, dat vind ik al prima genoeg. Maar in 2007 was ik weer met Jochem en Erik aan het werk. Ik wilde Hemel en aarde opnieuw opnemen, want dat had nog nooit op een cd gestaan en ik was bezig met een Nederlandstalige plaat. Ik kreeg de vraag over het Songfestival en ik dacht: dat is grappig, ik ben net weer met dat liedje bezig. Bovendien was ik toen maar pas getrouwd, ik voelde me helemaal happy. Dat maakte dat ik dacht: waarom niet? Misschien moet het zo zijn.

Op het festival had je de wind niet mee: er was maar één halve finale, met achtentwintig liedjes waarvan er maar tien doorgingen, dat is wel erg weinig. Je zat ook nog eens vooraan in het programma, wat ook niet helpt. En er was nog geen jurystemming.
Ja, het was allemaal wat ingewikkelder. Ik vond het heel jammer dat we er niet doorheen kwamen. Een kleine troost was dat er back-up jury’s waren, voor als er iets met de televoting misging. En als het aan hen lag waren we er wel bij geweest in de finale. Dat hoorde ik achteraf. Ach, weet je, we baalden echt dat we naar huis moesten. Omdat we niet door waren, natuurlijk, want je doet zo je best om met elkaar iets moois neer te zetten en het is en blijft een eer om je land te vertegenwoordigen. Maar we vonden het ook jammer omdat we ons één familie voelden en dat nog wat langer wilden laten duren. We waren zo hecht geworden in die twee weken.

Niet met andere deelnemers?
Nee, die zag je bijna niet. In 1998 wel, toen had ik veel contact met de Engelse zangeres bijvoorbeeld, met Imaani. Ik heb die naam niet voor niks gekaapt voor mijn oudste dochter.

Heb je haar daarna nog gesproken?
We zijn nog weleens samen geïnterviewd, en als zij in Nederland was deed ze via de televisie de groetjes.

Weet ze dat je je dochtertje naar haar hebt genoemd?
Volgens mij wel, maar ik weet het niet zeker, misschien ook niet.

Maar terug naar 1998, het begin van het begin. Fluitsma en Van Tijn legden jou Hemel en aarde voor.  
Ze hadden nog een paar andere liedjes. Volgens mij was Hemel en aarde het derde dat ze voorstelden. Het was niet gelijk bingo.

Was jij, toen je dat derde liedje hoorde, meteen overtuigd?
Nou ja, weet je, ik begon net. Ik had de Soundmixshow gedaan in 1996 en in 1997, ik was blij met alles. Ik dacht wel: dit snap ik eerder dan die andere liedjes. Het refrein knalde.

Het is een grote favoriet geworden bij de fans, je moet het heel vaak zingen. Ben je er op een andere manier van gaan houden?
Ja, eigenlijk wel. Dat liedje heeft me heel veel gebracht. Ik zie het nu echt als iets van mij. Nee, niet ‘van mij’, want je doet het met z’n allen, maar als iets dat bij mij hoort. Dat had ik in het begin minder, want ik dacht toen: ik ben gevraagd om het te zingen. Ik was te gast in dat liedje, eigenlijk.

Het lijkt me geen gemakkelijke tekst om te zingen.
Het is sowieso niet een heel gemakkelijk liedje. De timing, de snelheid, de uithalen. Die wilden ze er ook per se in, hè? ‘Edsilia doet het, dus we moeten er een uithaal in hebben. En ook iets laags.’ Alle facetten van mijn stem moesten aan bod komen.

Welk stukje is het lastigst?
Eh… even denken… nou ja, lastigst… het gaat gewoon van heel laag naar heel hoog.

Zitten er in de tekst woorden of zinnen die het je moeilijk maken?
Nee, meestal zijn de koortjes wat lastig. De harmonieën van de backings. Maar weet je, ik denk dat ik het te vaak gezongen heb om te weten wat er moeilijk aan is.

In elk geval is On top of the world – omdat het in het Engels is – vloeiender, qua tekst?
Ja, hoewel ik On top of the world in het Nederlands leuker vind. Ik heb hem nadien maar weinig in het Engels gezongen en ik vind het ook jammer dat ik het op het festival in het Engels heb gedaan. Hoewel we daar wel met z’n allen over gesproken hebben, hoor. In dat jaar was bijna alles in het Engels, er deden zoveel meer landen mee en we wilden dat iedereen begreep waar het liedje over ging, dus ik ben erin meegegaan. Maar ik vond het in het Nederlands sterker. De melodie is heel mooi, en ook de tekst. ‘Ik zou kunnen leven zonder jou, ik vind ook mijn weg wel zonder jou, ik voel dat ik sterker ben dan jou, maar toch wil ik je bij me.’ Het is ook zo: het is belangrijk dat je je ook zonder iemand anders sterk voelt, maar het is toch fijner als je die ene persoon erbij hebt.

Ook de andere twee keuzes die je in 2007 had waren sterk inhoudelijk. Met teksten die iets zeiden.
Ja, we hebben echt voor dit liedje gekozen omdat het catchy was.

Maar Meer dan ooit is zo mooi. Vooral de latere, langere versie.
Ja, vind ik ook. Maar sommige mensen vonden het weer te zoet.

Was het meteen duidelijk dat het Nooit meer zonder jou moest worden?
Ik was een plaat aan het maken en we keken welke nummers geschikt zouden zijn. We dachten: wat zoek je in een liedje voor het songfestival? Toen was het: het moet goed bij mij passen en het moet herkenbaar zijn, zodat je het na een eerste keer luisteren onthoudt. Eén keer meer dan jij, de derde mogelijkheid, was een heel romantisch liedje, maar het ging voor mij tussen Meer dan ooit en Nooit meer zonder jou. Uiteindelijk kies je dan gewoon voor: gaan we uptempo of gaan we langzaam. Dat is lastig. Je kijkt wat er al in andere landen gekozen was, Cornald Maas wist daar veel van. En toen dachten we: wat heeft de meeste kans om op te vallen? Zo kwamen we uit bij Nooit meer zonder jou.

Heb je er spijt van dat je niet voor Meer dan ooit gekozen hebt?
Nee, absoluut niet.

Heb je nog herinneringen aan de laatste halve minuut voordat je op moest?
Ja. In 1998, net voordat ik naar het podium moest, dat weet ik nog goed, ergerde ik me dood aan mijn onmogelijke schoenen. En ik kreeg opeens een paniekaanval omdat mijn mond aanvoelde als één grote, droge ruimte. Ik moest wat slijm aan zien te maken. Ik riep: ‘Ik moet Fanta! Ik moet zo die uithaal doen, op het eind! Ik moet Fanta, ik moet Fanta!’ Iedereen ging meteen op zoek naar Fanta. Nou, dat hadden ze even niet, dus ik kreeg jus d’orange. ‘Nee, dat wil ik niet!’ riep ik. ‘Dan krijg ik zuur op m’n maag!’ Het was té grappig hoe iedereen in rep en roer was: ze moet Fanta, ze moet Fanta! Oké, Sinas dan! Ja, dát weet ik nog, en die schoenen. Ik ging op en keek achterom naar Léco, de visagist. ‘Die rotschoenen!’ riep ik. ‘Ga op,’ riep hij, ‘je moet op!’ Dat waren mijn laatste momenten. Ik hoorde: ‘And The Netherlands…’ En ik zat met die schoenen te klooien.

Misschien was het juist wel goed dat je je bezighield met heel andere dingen dan zingen?
Ja, daarom stond ik er zo relaxed in. Ook bij de puntentelling. Bij Dick Bakker, de dirigent, gutste het zweet van het gezicht, want we kregen een paar keer twaalf punten. ‘Het zal toch niet gebeuren dat wij winnen?’ zei hij steeds. En ik zat alleen maar: ‘Jongens, alsjeblieft…’ Het was zo ontspannen. Het was weer net als bij de Soundmixshow: ik wilde me niet blindstaren op alleen maar dat ene optreden van die paar minuten. Alles eromheen was net zo leuk.

Hoe was dat in 2007?
In 1998 had je het idee dat je het samen met de andere deelnemers deed, maar in 2007 was iedereen op zichzelf. In de gangen was iedereen apart bezig met zijn danspasjes en met inzingen. Vlak voor het optreden zat ik alleen maar te klooien met mijn in-ears, die dingetjes die ervoor zorgen dat je jezelf goed kunt horen. Iemand vroeg later: was je niet bang dat je van dat trapje zou vallen waar je tijdens de choreografie steeds op en af moest? Maar dat was echt het laatste waar ik aan dacht. Ik dacht: zit de jurk goed? En even later, toen we klaar stonden en even moesten wachten omdat het promofilmpje nog liep, was ik bezig met de camerastandpunten, de pasjes, de choreografie… En met de meiden om me heen. Alles goed, is iedereen klaar? In Birmingham hád ik helemaal geen choreografie. Ja, een paar stapjes van links naar rechts.

Hoe was het in 2007 meteen ná je optreden?
Ik dacht vooral: shit, die drie minuten zijn al voorbij. Ik wilde het nog een keer doen en ik vond dat het beter had gekund, qua zang en qua sound.

En later, in de green room, toen de enveloppen werden opengemaakt met de namen van de landen die naar de finale gingen?
Ja, we baalden wel. Maar achter de schermen was iedereen zo aardig. De regie en de cameramannen en zo zeiden: ‘Wat?? Zijn jullie niet door?’ En ik had ook niet het gevoel dat de mensen in Nederland het me kwalijk namen. Ik heb er in elk geval geen negatieve gevoelens aan overgehouden. Soms kan je dat hebben, dat iedereen over je heen valt. Maar wij hadden dat gelukkig niet.

In 1998 won Israël met Dana International. Had je contact met haar?
Een beetje. Maar iedereen om haar heen was zo hysterisch, dat was niet normaal. ‘I like your sohooooong,’ riepen ze allemaal. Het was allemaal zo fake. Nou ja, dat mag ik niet zeggen. [buigt zich naar opnameapparaatje van de interviewer] ‘Ik weet niet of het fake was!’ Zijzelf was gewoon heel leuk. Maar de mensen om haar heen… Ze had geloof ik een jasje met echte veren aan, nou, daar mocht niemand aankomen, dat was heilig goud. Iedereen moest uit de buurt blijven.

Je hebt na 2007 gezegd: ik ga het niet nog een keer doen. Maar je wordt nog altijd veel gevraagd om in programma’s over het festival te praten.
Ik doe dat liever niet. Ik weet vaak niet goed wat ik erover moet zeggen. Voordat ik meedeed had ik het Songfestival nog nooit gezien, dus over de historie kan ik al niet meepraten. Soms vragen ze ook: heb je een tip? En dan denk ik: de mensen die tegenwoordig gaan kunnen hartstikke goed zingen, wat voor tip moet ik dan nog geven? Die zijn gewend om op een groot podium te staan. Ik heb het een enkele keer gedaan en dan dacht ik: wat doe ik hier. Ik kijk natuurlijk wel, als ik thuis ben. Maar ik hou het allemaal niet bij, dus ik vind mezelf een slechte expert.

Op je Nederlandstalige album Meer dan ooit, ook uit 2007 dus, schreef je zelf mee aan een aantal teksten. Bijvoorbeeld aan Het gaat maar door. Zit daar een geschiedenis aan?
Het begon met mijn man Tjeerd. Die zit soms thuis gewoon te pingelen, achter de piano. Hij had een riedeltje dat hij de hele tijd maar speelde. En ik voelde daar een soort onrust bij. Ik heb altijd een gevoel bij een melodietje, al is het niet zo dat ik kan zeggen waar het over moet gaan. Maar goed, hij zei: ‘Onrust? Wat bedoel je?’ In die tijd was er zoveel naars op het nieuws, de krantenkoppen waren verschrikkelijk, dus toen kwam eruit: ‘Het was op maandagavond laat dat ik de beelden zag van een man waarvan de toekomst heel onzeker was…’ Het was de eerste keer dat een liedje zo bij mijzelf begon.

En bij Waar was jij?
Dat ging op dezelfde manier. Tjeerd zat weer te pingelen achter de piano, ik hoorde dam… dam… daaaaam… En ik begon gewoon ‘Waar was jij?’ te zingen. Hij vroeg: ‘Waar wil je dat het over gaat?’ Ik zei: ‘Waar was jij. Zoiets vraagt een kind weleens aan een van zijn ouders. “Waar was jij toen voor mij?”’ En ik dacht: ja, ik ga het dan toch over mijn vader hebben, of hij dat nou leuk vindt of niet. Maar ik wilde ook dat het niet alleen over iets van mij ging. Dus ik heb me ook echt verdiept in de gevoelens van anderen die met één ouder zijn opgegroeid. Weet je, ik heb mijn vader gewoon nog gezien. Hij woonde niet bij ons, hij was er niet zoals mijn moeder er was, maar hij was er ánders. Hij woonde in dezelfde wijk. Af en toe zagen we hem, dan kwam hij langs. En dan weer zag ik hem heel lang niet. En, hoewel ik wist dat het beter was van niet, toch wil je als kind je beide ouders bij elkaar.

Hoe oud was je toen ze gingen scheiden?
Zes, denk ik. Dus ik heb dat liedje eigenlijk echt geschreven voor andere kinderen, die hun vader misschien nooit meer hebben gezien. Ik zing ook: ‘Had je soms een dubbelleven? Was de druk te groot, kon je het niet aan?’ Je vraagt je als kind altijd dat soort dingen af. Wat zal de reden zijn dat het niet is gelukt? En als je dat aan je ouders voorlegt krijg je eigenlijk toch nooit antwoord. Of soms wel, maar dan hoor je soms weer dingen die je als kind liever niet precies wilt weten.

Heeft je vader op dat liedje gereageerd?
Nou, mijn vader houdt absoluut niet van publiciteit. Dat zit ‘m ook in de Antilliaanse cultuur. ‘My business is my business’. Het hoeft niet op straat. Dus hij is niet zo’n fan van autobiografische liedjes. Maar ik zie hem heel af en toe. Hij heeft nog wel contact met mijn moeder en zus, hij woont ook bij ze in de buurt. Hij laat wel weten dat hij overal van op de hoogte is en ergens denk ik dat hij toch een beetje trots is.

Aan het andere einde van het spectrum van jouw liedjes staan de prachtige liedjes met jazzpianist Michiel Borstlap. Zoals Everything must change en vooral When your life was low.
Met Michiel kun je dat soort nummers doen, hij neemt je mee in een trip. Ik ging een toertje met hem doen en hij vroeg: ‘Wat voor liedjes zou je willen zingen?’ Ik dacht: hij is jazzpianist en ikzelf zing nooit echte jazz. Hij zei: ‘Zoek maar oude soulnummers op, songs waar je iets mee hebt.’ En toen kwam ik op deze nummers. Het zijn onze favoriete liedjes om te spelen geworden. En weet je, alles hangt altijd samen, want Everything must change is van Oleta Adams, en het is het eerste liedje dat ik van haar heb gehoord. Ik heb zoveel van dat nummer geleerd. Het zit helemaal in mijn systeem. Als ik het zing maak ik het me eigen. Ik voel me er één mee, dat gevoel heb ik.

Het staat op je album Piano ballads Volume 1. Dat betekent dat er een vervolg komt?
Ja, in het najaar. Voor die eerste cd heb ik een paar van mijn lievelingspianisten gebeld, zoals Eric van de Bovenkamp, Tjeerd natuurlijk, en Michiel Borstlap. Ik dacht: als het pianoballads zijn dan moet ik ook wat hebben met de pianist. Ik hecht veel waarde aan dat album. Elke keer als we een nummer af hadden deden we onze ogen dicht en dan zeiden we: ‘Nee, we voelen het niet, we doen het nog een keer.’ De opnames moesten steeds in één take. En die take moest iets met me doen. Als we dan opnieuw speelden en ik kreeg soms bijna een traantje, wist ik: ja, dit is goed. Maar op het nieuwe album komen wat vrolijker liedjes. De vorige cd is heel mooi, maar hij is ook best zwaar, vind ik, je zet hem niet op als je blij wilt worden ha ha. Bij de eerste cd vroeg ik via social media welke liedjes mensen vonden dat ik moest zingen. Ik kreeg heel, heel veel suggesties. Dus ik ga binnenkort weer door de lijst heen. Na The Ladies of Soul.

The Ladies of Soul zijn al jaren een geweldig succes. Is dat zwaar om te doen?
Het zijn meer dan negentig liedjes. Ik heb twee energieke kinderen die op Duracell leven, lijkt het. Dus pas als ze in bed liggen, als ik mentaal al heel moe ben, kan ik beginnen met  de nummers instuderen. Verder probeer ik ook als ik onderweg ben, in de auto, veel naar de songs te luisteren. En wanneer het bijna zover is, wordt het soms wel zwaar, want dan ga je lange dagen maken met repeteren. Maar dat je het met de andere ladies doet maakt het lichter, het werk wordt verdeeld.

Dat jullie veel plezier hebben is bijvoorbeeld te zien aan het filmpje van de ‘Fun’-medley van een paar jaar geleden.
Ja, samen met Glennis Grace! We dachten: we gaan iets doen waar we iedereen mee kunnen verrassen, iets dat we niet vanzelfsprekend kunnen, iets waarvoor we flink aan de bak moeten, maar dat ook heel, héél erg leuk is. Het is nog steeds een van mijn favoriete medley’s.

En de combinatie met dansen past bij jou, toch?
Ja, ik heb natuurlijk ook aan de danscompetitie Dance, dance, dance meegedaan. Ook bij dat programma was het vooral weer leuk achter de schermen. En het leek alsof ik eindelijk op mijn Fame-droomschool zat: we hadden balletlessen, jazzlessen, hiphoplessen…

Nu hoef je dus alleen nog maar alsnog accountant te worden en dan zijn al je dromen uitgekomen.
Haha, nee, niet álles blijft hetzelfde!